ECLI:NL:RBGEL:2023:6985

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
05/840073-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor medeplichtigheid aan hennepteelt en vrijspraak voor wapens

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen met betrekking tot de wapens. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij op 13 februari 2018 een woning werd doorzocht en een hennepkwekerij werd aangetroffen. De verdachte, die de woning bezat, ontkende betrokkenheid bij de hennepteelt, maar de rechtbank oordeelde dat hij op de hoogte was van de activiteiten in zijn woning en deze ter beschikking had gesteld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van het voorhanden hebben van wapens, aangezien de verdachte niet in de woning woonde en er geen bewijs was dat de wapens van hem waren. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure en het lage recidiverisico van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/840073-19
Datum uitspraak : 19 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. D. Nieuwenhuis, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 13 februari 2018 te [plaats 1] , gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep en/of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 764, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 764 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
2.
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te [plaats 1] , gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een
(zogenaamd) gasdruk CO2 wapen in de vorm van een revolver (merk onbekend, type Dan Wesson 715 6", kaliber 4.5 MM), zijnde (een) voorwerp(en) dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Dan Wesson, in kaliber .357, type 715., voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 februari 2018 te [plaats 1] , gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, een of meer wapen(s) (in totaal 3 stuks) van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een zogenaamd stroomstootwapen met het uiterlijk van een boksbeugel, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 kan de rol van verdachte niet worden gekwalificeerd als die van medepleger. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 kan niet bewezen worden dat verdachte de beschikking had over de wapens.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van feit 1, 2 en 3 wordt vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van medeplegen. Ook heeft verdachte de hennep niet opzettelijk aanwezig gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 13 februari 2018 werd de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] binnengetreden. Er werd een hennepgeur geroken. In de kelder werd een in werking zijnde stekkenkwekerij aangetroffen. Er stonden 51 moederplanten en 160 hennepstekken. In een aangrenzende schuur werd een tweede kweekruimte met 178 hennepstekken aangetroffen. In een vrijstaande schuur was een ruimte ingericht voor de kweek van hennep. Er lagen veel hennepgerelateerde goederen. Op 17 maart 2017 is bij deze vrijstaande schuur een warmtemeting uitgevoerd, welke meting positief was. De warmtebronnen die destijds zijn waargenomen kwamen exact overeen met de locatie waar op 13 februari 2018 de flexibele slangen nog hingen. [2]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij begin 2017 is gevraagd om te helpen met het maken van hennep. De goederen zijn hem aangereikt en hij is begonnen met bouwen. [medeverdachte] is begonnen in de grote schuur. [medeverdachte] onderhield vervolgens de planten. In juni 2017 is de hennepkwekerij naar de kelder verplaatst, waar ook geoogst is. [3]
[verdachte] heeft verklaard dat hij het huis samen met zijn broer van zijn vader heeft geërfd. In de woning verblijft de ex-vriendin van [verdachte] . [verdachte] komt af en toe zijn ex bezoeken. [4]
Op 6 januari 2018 heeft [medeverdachte 1] bij een verhuurbedrijf een bus opgehaald. Vervolgens is [medeverdachte 2] opgehaald. Daarna werd op camerabeelden gezien dat de bus bij de woning aankwam en achterwaarts tegen de garagedeur geparkeerd werd. [medeverdachte 2] opende de achterdeur van de bus. Er werden vervolgens spullen uit de bus gehaald en in de garage geplaatst. [5]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de moederplanten van de linkerkamer van de kwekerij in [plaats 2] op 6 of 7 januari naar [plaats 1] zijn verhuisd. [6] [medeverdachte 2] heeft de locatie geregeld. Er is een bus gehuurd om de spullen van [plaats 2] naar [plaats 1] te brengen. Voor het ter beschikking stellen van de locatie zou [verdachte] van [medeverdachte 2] 1000 krijgen. [7] [verdachte] was erbij toen de spullen van [plaats 2] naar [plaats 1] werden verplaatst. [8]
Op de camerabeelden is eveneens gezien dat [verdachte] er op 6 januari 2018 bij is op het moment dat de spullen vanuit de bus in de garage zijn geplaatst. [verdachte] heeft contact met [medeverdachte 2] . [9]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet kan ontkennen dat hij wist dat er een kwekerij in de woning zat. Als hij in de woning was, hoorde hij wel eens geluid in de woning alsof er nog iemand aanwezig was. [10]
In de telefoon van [medeverdachte 2] zijn Whatsappgesprekken en het contact ‘ [contact] ’ met een profielfoto van [verdachte] aangetroffen. Op 17 juli 2017 verstuurde [medeverdachte 2] een bericht naar [verdachte] dat panda is geskaakt. Dit is de dag waarop de hennepstekkerij (aan de [adres 3] ) door de politie is ontmanteld. [medeverdachte 2] bedankt [verdachte] dat hij hem wil helpen bij het terugpakken van [naam] en zal hem er 1000 als cadeau voor geven. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij alles gaat regelen en dat [verdachte] er geen problemen mee krijgt en elke week zijn deel krijgt. [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] om advies over de afstelling in de kwekerij. [medeverdachte 2] geeft vervolgens advies. [11]
De rechtbank overweegt dat uit het bovenstaande volgt dat [verdachte] , als eigenaar van de woning, de locatie ter beschikking heeft gesteld en daarvoor geld zou ontvangen. Uit de Whatsappberichten tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] ervan op de hoogte was de woning zou worden gebruikt ten behoeve van hennepteelt. [verdachte] heeft bewust zijn woning voor de hennepteelt ter beschikking gesteld. [verdachte] was aanwezig toen de hennepkwekerij van [plaats 2] naar zijn woning werd overgedragen. In de woning hing een henneplucht en er waren geluiden te horen en verdachte bevond zich regelmatig in de woning.
Naar het oordeel van de rechtbank is, met het ter beschikking stellen van de woning waarvoor hij geld zou ontvangen en het aanwezig zijn op het moment dat de hennepkwekerij van [plaats 2] naar [plaats 1] werd overgeplaatst, geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het medeplegen van hennepteelt. Wel is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] de kwekerij aan de [adres 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feiten 2 en 3
In de woonkamer van het pand aan de [adres 2] te [plaats 1] lag naast de televisie een boksbeugel die tevens als stroomstootwapen kon worden gebruikt. Daarna zijn nog twee boksbeugels met ingebouwd stroomstootwapen aangetroffen. Daarnaast werd op een slaapkamer in een kastlade een gasdrukwapen in de vorm van een revolver aangetroffen.
[ex-vriendin] , de ex-vriendin van verdachte en woonachtig in het pand, heeft verklaard een van de boksbeugels met ingebouwde taser van [verdachte] te hebben gekregen. Verder heeft zij verklaard dat zij denkt dat het gasdrukwapen van [verdachte] is. Bij de rechter-commissaris heeft [ex-vriendin] vervolgens verklaard dat er meerdere mensen in de woning zijn geweest en dat zij dus niet weet of het gasdrukwapen van [verdachte] was.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat de wapens, zowel de stroomstootwapens als het gasdrukwapen, van hem zijn. Verdachte heeft ook nooit een stroomstootwapen aan [ex-vriendin] gegeven. Verdachte weet niet hoe de wapens in de woning terecht zijn gekomen.
De rechtbank overweegt dat de woning weliswaar van [verdachte] was, maar dat [verdachte] daar niet woonde of sliep en dat uit camerabeelden volgt dat naast [verdachte] ook anderen in de woning kwamen. De rechtbank is van oordeel dat er ook geen ander bewijs is waaruit volgt dat [verdachte] de stroomstootwapens en het gasdrukwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte daarom van het tenlastegelegde onder de feiten 2 en 3 vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 december 2016 tot en met 13 februari 2018 te [plaats 1] , gemeente Zutphen,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 764, althanseen groot aantal hennepplanten en
/ofdelen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit gepleegde feit
(mede)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten
764 hennepplanten, althansmeer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op zijn standpunt dat verdachte in het geheel moet worden vrijgesproken, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer een maand schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten.
Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen kennen, waaronder gezondheidsschade voor gebruikers, maar ook is van algemene bekendheid dat grootschalige handel in en bezit van verdovende middelen, waaraan verdachte een bijdrage heeft geleverd, tot maatschappij-ontwrichtende gevolgen kan leiden. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder het bezit en gebruik van (vuur)wapens.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit feit doorgaans oplegging van een forse taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Echter heeft het feit zich voorgedaan in 2018. De redelijke termijn heeft op 13 februari 2018 een aanvang genomen. Daarmee is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, welke overschrijding niet aan de verdediging te wijten is. Ook volgt uit de justitiële documentatie van verdachte dat geen sprake is van recidive. Daarnaast volgt uit het reclasseringsrapport van 26 oktober 2023 dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte stond tot 27 oktober 2023 onder reclasseringstoezicht en verdachte heeft dit toezicht positief afgerond. Gezien deze omstandigheden wordt oplegging van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf niet passend geacht. Wel zal de rechtbank aan verdachte een beperkte taakstraf opleggen.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van het in beslag genomen geldbedrag de teruggave aan verdachte kan worden gelast.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag ter hoogte van € 155,- aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 155,- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en
mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2023.
mr. Van der Boon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2018494831, gesloten op 30 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1699-1700
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2206-2207.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 2062-2064.
5.Proces-verbaal kweekbenodigdheden van [plaats 2] naar [plaats 1] , p. 1676-1677.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 630.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 661.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 658.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1438.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 2141.
11.Proces-verbaal van bevindingen Whatsapp, p. 2301-2302.