ECLI:NL:RBGEL:2023:6982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
05/881847-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor medeplegen van hennepteelt met vrijspraak voor criminele organisatie

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van het meermalen telen van hennep en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2017 tot en met 13 februari 2018 op verschillende adressen in Nederland hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen, en heeft hem vrijgesproken van de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte en andere betrokkenen. De rechtbank heeft ook overwogen dat er sprake was van een forse overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte heeft geen strafblad en heeft sinds de feiten geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk in de zorgsector en het volgen van therapie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881847-17
Datum uitspraak : 19 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 13 februari 2018 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/of te [plaats 5] en/of te [plaats 1] , althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid hennep en/of een (groot) aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, te weten (onder meer) in een pand aan de:
- [adres 2] en/of
- [adres 3] en/of
- [adres 4] en/of
- [adres 5] en/of
- [adres 6]
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 13 februari 2018 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] en/of te [plaats 5] en/of te [plaats 1] , althans (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of
rechtspersonen waaronder [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven, namelijk het overtreden van (onder meer):
- artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en/of derde en/of vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of hennepstekken en/of delen daarvan, althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II en/of
- artikel 310 en/of 311 Wetboek van Strafrecht, te weten het met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), doormiddel van braak en/of verbreking
- ( ten aanzien van artikel 11b Opiumwet) het voorbereiden, bewerken, verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren vervaardigen of voorhanden hebben van stoffen of voorwerpen dan wel het voorhanden hebben van vervoersmiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen of het voorhanden hebben van gegevens, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, strafbaar gestelde feiten.

2.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging
Aangevoerd is dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van [verdachte] wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de (forse) schending van de redelijke termijn in de straf verdisconteerd moet worden.
Oordeel van de rechtbank
De tenlastegelegde feiten zien op de periode 1 juli 2017 tot en met 13 februari 2018. De rechtbank wijst vonnis op 19 december 2023. Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft in onderhavige zaak de dag waarop de aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden, te weten 13 februari 2018, te gelden als aanvangsdatum van de redelijke termijn. Er zijn nadien bijna zes jaren verstreken. Er is aldus sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) bepaald dat een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet was overschreden. Tijdsverloop levert op zichzelf om die reden dus geen grond voor niet-ontvankelijkheid op. De rechtbank is daarom van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Verder heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde ten aanzien van de volgende adressen: [adres 2] , [adres 3] en [adres 5] . Ten aanzien van het [adres 4] en de [adres 6] moet verdachte worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de adressen [adres 2] , [adres 4] en [adres 6] . Ten aanzien van de [adres 2] kan de rol van verdachte niet als medepleger worden gekwalificeerd. Ten aanzien van de adressen [adres 3] en [adres 5] heeft de raadsman aangegeven dat verdachte zijn betrokkenheid erkent. Verder heeft de raadsman bepleit dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[adres 2]
Op 17 oktober 2017 volgde uit onderzoek met een warmtebeeldcamera dat op het dak van de woning een extreme warmtebron zichtbaar was. [2] Toen op 7 februari 2018 de woning werd binnengetreden werd geen kwekerij aangetroffen, maar wel aanwijzingen die duiden op hennepteelt. [3] Op het adres staat ingeschreven [naam 1] . [4]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in juli 2017 in contact is gekomen met [naam 1] [de rechtbank begrijpt: [naam 1] ]. [medeverdachte 2] en de rooie hebben alles opgebouwd in [plaats 2] . Eind juli en eind augustus zijn er twee kamers ingericht. In de kamers stonden moederplanten waaruit stekken werden gesneden. In de rechterkamer stond pp en in de linkerkamer stond haze. [naam 1] kwam rond 15/16 december terug uit Brazilië en de rechterkamer moest weer opgeruimd worden. De moederplanten van de linkerkamer zijn toen naar [plaats 3] verhuisd. [5] [verdachte] heeft de locaties in [plaats 2] , [plaats 3] en [plaats 5] geregeld. [6] Met de rooie wordt [medeverdachte 1] bedoeld. [medeverdachte 1] legde in [plaats 2] de stroom aan, bouwde de stellingen, verzorgde de planten en de stekken en maakte de bakken schoon. [medeverdachte 2] sneed de stekken en heeft contacten om de stekken te verkopen. [7]
Op 13 november 2017 ging [medeverdachte 1] de woning binnen. [8] Op 14 november 2017 ging [verdachte] de woning binnen. [9]
Uit de tapgesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 1] volgde dat een en dezelfde mannenstem van het telefoonnummer gebruikmaakt. In diverse tapgesprekken noemt deze gebruiker zich [verdachte] . [10] De rechtbank stelt vast dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] verdachte [verdachte] betreft.
Uit de tapgesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 2] volgde dat de gebruiker van het telefoonnummer zich [medeverdachte 2] noemt. De gebruiker van het telefoonnummer heeft telefonisch contact met een telefoonnummer dat op naam staat van [vader] , de vader van [medeverdachte 2] . Uit meerdere gesprekken valt af te leiden dat [vader] de vader is van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De rechtbank stelt vast dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] verdachte [medeverdachte 2] betreft.
Verdachte [medeverdachte 1] betreft de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [11]
[verdachte] voert van 11 oktober 2017 tot en met 18 december 2017 telefonische gesprekken met [moeder] , de moeder van [naam 1] . In de gesprekken wordt [moeder] oma genoemd. [verdachte] voert gesprekken met [moeder] over aantallen die geregeld moeten worden, geldbedragen die moeten worden betaald, over water geven en over geuren die verhuld moeten worden. [12]
In een telefoongesprek van 18 november 2017 tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] wordt het volgende besproken:
[verdachte] : Ja maar je weet wat we hebben afgesproken he.
[medeverdachte 2] : Ja dat weet ik.
[verdachte] : Oke.
[medeverdachte 2] : Ja eh.. die oma kijkt vandaag.
[verdachte] : Is goed. Hoe laat ben je daar dan?
[medeverdachte 2] : Ik ben daar nou, maar ik moet daar straks weer terug daarheen. [13]
De rechtbank overweegt dat uit dit tapgesprek volgt dat over [moeder] wordt gesproken en dat [medeverdachte 2] op dat moment in de woning aan de [adres 2] aanwezig is.
In een telefoongesprek van 13 december 2017 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt het volgende besproken:
[medeverdachte 2] zegt "Ja, eigenlijk moet er voor oma geld worden neergelegd."
[medeverdachte 1] zegt "Ja, we zijn er morgenochtend." [14]
De rechtbank overweegt dat uit dit tapgesprek volgt dat [medeverdachte 2] vindt dat [moeder] geld moet krijgen en dat [medeverdachte 1] morgen bij de woning is.
In een telefoongesprek van 14 december 2017 tussen [medeverdachte 2] en de vader van [medeverdachte 2] wordt het volgende besproken:
[medeverdachte 2] zegt "Ik heb een vraagje papa. Kan je misschien iets voor mij doen. Kan je misschien niet even naar Doetinchem komen."
(…)
[medeverdachte 2] zegt 'Be [straat 1] "
[vader] herhaalt " [straat 1] "
(…)
[medeverdachte 2] zegt "Ja bij de afslag .... dat zie je wel ....als je bij Doetinchem....als je bij ....als je de afslag van dingen moet hebben..."
[vader] zegt "Van [plaats 2] " [15]
De rechtbank overweegt dat uit dit tapgesprek volgt dat de vader van [medeverdachte 2] hem naar de woning aan de [adres 2] heeft gebracht.
In een telefoongesprek van 15 december 2017 tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] wordt het volgende besproken:
[medeverdachte 2] gaat zo naar oma toe rijden
[verdachte] vraagt of hij die kant uit gaat
[medeverdachte 2] zegt ja
[verdachte] vraagt wat daar nog moet gebeuren
[medeverdachte 2] moet eigenlijk inpakken maar dat doet hij morgen, hij gaat nu even snel met zijn vader heen en weer rijden dan gaat hij hun geld brengen
[verdachte] vraagt wat hij met het andere gaat doen, wat nog "tjak tjak" moest
[medeverdachte 2] zegt dat die rooie dat morgen doet
[verdachte] vindt het goed
[medeverdachte 2] wil er naar toe dat ze elke maandag en dinsdag gaan snijden
[verdachte] zegt oke, en vraagt hoe het met de dure is
[medeverdachte 2] zegt dat ze gisteren de goedkope hebben gedaan
[verdachte] vraagt of ze de dure morgen doen
[medeverdachte 2] zegt ja want die moeten ze ook daar neer zetten, [.]
[verdachte] moet kijken
[medeverdachte 2] zegt 14, het is beter 14 bakken daar dan 14 bakken daar
[verdachte] zegt ja zeker
[medeverdachte 2] zegt dat ze dan 14 bakken daar zetten en dan 14 bakken daar zetten
[verdachte] vindt het goed
[medeverdachte 2] heeft morgen nog 400 dure nodig en nog 400 goedkope. Hij gaat zo het geld ophalen en dan krijgt hij van die man weer de lijst wat hij nodig heeft
[verdachte] zegt oke, [verdachte] vraagt wanneer de eerstvolgende weer komt, want hij heeft er zelf 200 nodig en 50 goedkope 1 dezer dagen
[medeverdachte 2] zegt dat het na het weekend zal zijn, maandag of dinsdag
[verdachte] vraagt dat wat hier staat duurt dat langer
[medeverdachte 2] zegt dat dat maandag of dinsdag klaar zal zijn
[verdachte] vraagt dat hier bij mij
[medeverdachte 2] zegt dat dat maandag of dinsdag klaar is
[verdachte] vindt het goed [16]
De rechtbank overweegt dat uit dit tapgesprek volgt dat [medeverdachte 2] weer naar de woning aan de [adres 2] gaat en geld gaat brengen, [medeverdachte 1] stekken gaat snijden en [medeverdachte 2] stekken gaat inpakken.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat zich in de woning, in de tenlastegelegde periode, een in werking zijnde hennepkwekerij heeft bevonden. Verder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] heeft de locatie geregeld. Verder gaf [verdachte] instructies aan [moeder] . [verdachte] bleef daarnaast niet enkel op afstand, maar is ook in de woning aanwezig geweest. [medeverdachte 1] heeft de kwekerij opgebouwd, de planten onderhouden en stekken gesneden. Ook [medeverdachte 2] is meerdere malen in de woning aanwezig geweest, heeft stekken gesneden en ingepakt en heeft geld gebracht. Verdachten hebben onderling contact over de stand van zaken. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het tenlastegelegde ten aanzien van de [adres 2] wettig en overtuigd bewezen is.
[adres 3]
Op 13 februari 2018 werd de woning aan de [adres 3] binnengetreden. Er werd een hennepgeur geroken. In de kelder werd een in werking zijnde stekkenkwekerij aangetroffen. Er stonden 51 moederplanten en 160 hennepstekken. In een aangrenzende schuur werd een tweede kweekruimte met 178 hennepstekken aangetroffen. In een vrijstaande schuur was een ruimte ingericht voor de kweek van hennep. Er lagen veel hennepgerelateerde goederen. Op 17 maart 2017 is bij deze vrijstaande schuur een warmtemeting uitgevoerd, welke meting positief was. De warmtebronnen die destijds zijn waargenomen kwamen exact overeen met de locatie waar op 13 februari 2018 de flexibele slangen nog hingen. [17]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij begin 2017 is gevraagd om te helpen met het maken van hennep. De goederen zijn hem aangereikt en hij is begonnen met bouwen. [medeverdachte 3] is begonnen in de grote schuur. [medeverdachte 3] onderhield vervolgens de planten. In juni 2017 is de hennepkwekerij naar de kelder verplaatst, waar ook geoogst is. [18] [medeverdachte 3] heeft twee keer, in opdracht van [verdachte] , een doos met stekken naar de [adres 3] gebracht. [verdachte] bracht deze dozen dan naar [medeverdachte 3] toe. [19]
[verdachte] heeft verklaard dat de moederplanten van de linkerkamer van de kwekerij in [plaats 2] op 6 of 7 januari naar [plaats 3] zijn verhuisd. [20] [verdachte] heeft de locatie geregeld. Er is een bus gehuurd om de spullen van [plaats 2] naar [plaats 3] te brengen. [medeverdachte 1] heeft later zijn eigen spullen naar de kelder gebracht. [21] Voor het ter beschikking stellen van de locatie zou [medeverdachte 4] van [verdachte] 1000 krijgen. [22] [naam 2] en de rooie zouden het moeder snijden op zich nemen. [23]
[naam 3] heeft verklaard dat hij door [verdachte] is gevraagd om stekken te gaan snijden. Dat deed [naam 3] samen met [medeverdachte 1] . [24]
Op 6 januari 2018 heeft [medeverdachte 1] bij een verhuurbedrijf een bus opgehaald. Vervolgens is [verdachte] opgehaald. Daarna werd op camerabeelden gezien dat de bus bij de woning aankwam en achterwaarts tegen de garagedeur geparkeerd werd. [verdachte] opende de achterdeur van de bus. Er werden vervolgens spullen uit de bus gehaald en in de garage geplaatst. [25]
Uit camerabeelden blijkt dat [medeverdachte 1] op 6 februari 2018, 9 februari 2018 en 11 februari 2018 de woning binnen gaat. [26]
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het tenlastegelegde ten aanzien van de [adres 3] wettig en overtuigd bewezen is.
[adres 5]
Op 13 februari 2018 werd in de woning aan de [adres 5] een hennepstekkerij met in totaal 2819 hennepstekken aangetroffen. Op het adres stond ingeschreven [naam 4] . [27]
[naam 4] heeft verklaard dat de wiet er ongeveer anderhalve maand zat. [verdachte] was de eigenaar van de stekkenkwekerij. [verdachte] belde [naam 4] om dingen te regelen en [verdachte] is degene met wie [naam 4] afspraken maakte. De planten werden door twee Hollandse jongens verzorgd. [28]
[verdachte] heeft verklaard dat hij wel eens [verdachte] wordt genoemd. [29] [verdachte] heeft verder verklaard dat hij eind december of begin januari bij [naam 4] ( [naam 4] ) in [plaats 5] terecht is gekomen. [medeverdachte 2] was verantwoordelijk voor [plaats 5] . [medeverdachte 2] was vaak samen met de rooie in [plaats 5] , omdat [medeverdachte 2] geen rijbewijs had. De eerste stekken kwamen op 9 januari in [plaats 5] . [30]
In de telefoon van [naam 4] zijn gesprekken aangetroffen tussen hem en [verdachte] in de periode van 17 december 2017 tot en met 13 februari 2018. [31] Ook zijn gesprekken aangetroffen tussen [naam 4] en [medeverdachte 2] in de periode van 31 december 2017 tot en met 11 februari 2018. [32]
In de telefoon van [verdachte] is een foto van 7 december 2017 aangetroffen waarop [medeverdachte 1] in de hennepstekkerij aan de [straat 4] te [plaats 5] te zien is. [33]
Op 20 december 2017 is gezien dat het voertuig van [medeverdachte 1] bij de [adres 5] geparkeerd stond. Ook is gezien dat [medeverdachte 1] goederen uit de laadruimte van de auto haalde en daarmee in de richting van de woning liep. In de laadruimte stond een bruine kartonnen doos en er hing een penetrante henneplucht in de buurt van de woning. [34]
Op 21 december 2017 werd de auto van [medeverdachte 1] bij een garagebox aan de [straat 6] in [plaats 4] geparkeerd. Gezien werd dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een aantal dozen in de kofferbak legden, naar de [adres 5] reden en beiden met een doos de woning binnen gingen. [35] In de garagebox aan de [straat 6] werden op 13 februari 2018 diverse kweekbenodigdheden aangetroffen. [36]
[vader] , de vader van [medeverdachte 2] , heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] één keer naar [plaats 5] heeft gebracht. Ook is [vader] in [plaats 5] een keer naar de schuurdeur gegaan om te vragen waar [medeverdachte 2] bleef. [vader] zag hier toen allemaal bakken met hennep staan. [37]
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het tenlastegelegde ten aanzien van de [adres 5] wettig en overtuigd bewezen is.
[adres 6]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat de in het pand aan de [adres 6] aangetroffen hennepstekkerij ook van [verdachte] is geweest. Daar staat tegenover dat [naam 5] , de bewoner van het pand, heeft verklaard dat de hennepstekkerij van ene [naam 6] was. [naam 5] heeft niet over [verdachte] verklaard. Ook heeft [verdachte] zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend bij de in de [adres 6] aangetroffen hennepstekkerij betrokken te zijn geweest. Verdachte is er wel eens op bezoek geweest, maar toen was daar nog geen hennepstekkerij.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de hennepstekkerij aan de [adres 6] . De rechtbank zal verdachte daarom van het tenlastegelegde ten aanzien van de [adres 6] vrijspreken.
[adres 4]
[verdachte] heeft ontkend bij de in de [adres 4] aangetroffen hennepstekkerij betrokken te zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de hennepstekkerij aan de [adres 4] . De rechtbank zal verdachte daarom van het tenlastegelegde ten aanzien van de [adres 4] vrijspreken.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juli 2017 tot en met 13 februari 2018 tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad in de panden aan de [adres 2] , [adres 3] en de [adres 5] . Van het [adres 4] en de [adres 6] wordt verdachte vrijgesproken.
Feit 2
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
De rechtbank overweegt dat enkel bij de hennepkwekerijen/stekkerijen in [plaats 2] en [plaats 5] zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken waren. Bij de hennepkwekerij in [plaats 3] waren [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken, maar [medeverdachte 2] niet. Bij de hennepkwekerijen/stekkerijen aan het [straat 3] en de [adres 7] in [plaats 4] was enkel [medeverdachte 2] betrokken. Bij de hennepkwekerij in [plaats 1] was enkel [medeverdachte 1] betrokken. Verder hebben de bewezenverklaarde feiten plaatsgevonden in een periode van ongeveer een half jaar, een relatief korte periode.
De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat verdachten bij sommige kwekerijen/stekkerijen hebben samengewerkt, maar bij sommige ook zelfstandig te werk zijn gegaan en niet op samenwerking gericht zijn geweest.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 2 tenlastegelegde vrijspreken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juli 2017 tot en met 13 februari 2018 te [plaats 2] en
/ofte [plaats 3]
en/of te [plaats 4]en
/ofte [plaats 5]
en/of te [plaats 1] , althans (elders) in Nederland,
(telkens
)tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens
)al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen,
althans eenmaal (telkens
)opzettelijk
heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofheeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd en
/of (in elk geval) (telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad een
(grote)hoeveelheid hennep en
/of een (groot) aantalhennepplanten en
/ofhennepstekken en
/ofdelen daarvan, te weten
(onder meer)in een pand aan de:
- [adres 2] en
/of
- [adres 3] en
/of
- [adres 4] en/of
- [adres 5] en/of
- [adres 6]
althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep,
(telkens) (een
)middel
(en)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die weten
/of (een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig wordt verklaard, maar aan hem geen straf wordt opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete of taakstraf met een proeftijd van één jaar wordt opgelegd, dan wel een taakstraf van 34 uren met aftrek van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een half jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennepplanten en -stekken op een drietal locaties. Uit onder andere tapgesprekken en Whatsappberichten volgt dat verdachte degene is geweest die een sturende en coördinerende rol heeft gehad.
Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten nadelige maatschappelijke gevolgen kennen, waaronder gezondheidsschade voor gebruikers, maar ook is van algemene bekendheid dat grootschalige handel in en bezit van verdovende middelen, waaraan verdachte een bijdrage heeft geleverd, tot maatschappij-ontwrichtende gevolgen kan leiden. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder het bezit en gebruik van (vuur)wapens.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze feiten doorgaans enkel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter hebben de feiten zich voorgedaan in de jaren 2017 en 2018. De redelijke termijn heeft op 13 februari 2018 een aanvang genomen. Daarmee is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, welke overschrijding niet aan de verdediging te wijten is. Ook volgt uit de justitiële documentatie van verdachte dat geen sprake is van recidive en dat verdachte ook sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast volgt uit het reclasseringsrapport van 21 november 2023 dat inmiddels sprake is van stabiliteit op alle leefgebieden. Verdachte heeft een opleiding afgerond, werkt in de zorgsector, heeft EMDR-therapie gevolgd en heeft zijn schulden afgelost. Gezien deze omstandigheden wordt een gevangenisstraf niet passend geacht, ook niet in voorwaardelijke zin. Wegens de ernst van de feiten zal de rechtbank aan verdachte wel een taakstraf opleggen.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

9.De beoordeling van het beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van het in beslag genomen horloge de teruggave aan verdachte kan worden gelast.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van het horloge van het merk Breitling aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de teruggave van het in beslag genomen horloge van het merk Breitling aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en
mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2023.
mr. Van der Boon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2018494831, gesloten op 30 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2322.
3.Proces-verbaal [medeverdachte 2] – [plaats 2] , p. 2329.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2323.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 630.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 631.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 632.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
9.Proces-verbaal van observatie 14 november 2017, p. 107.
10.Proces-verbaal stemherkenning [.] – lijn 0659, p. 187.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 215 en proces-verbaal van bevindingen, p. 134.
12.Proces-verbaal van bevindingen [plaats 2] , p. 254-265.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 209.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 215.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 282.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 210-211.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1699-1700
18.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 2206-2207.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 2244.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 630.
21.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 657-658.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 661.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 631.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 3] , p. 2258.
25.Proces-verbaal kweekbenodigdheden van [plaats 2] naar [plaats 3] , p. 1676-1677.
26.Proces-verbaal van bevindingen bewakingscamera’s, p. 1849, 1853 en 1856.
27.Proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, 1052-1053.
28.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 4] , p. 1106-1108.
29.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 634.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 630-631.
31.Proces-verbaal van bevindingen telefonisch contact [naam 4] – [verdachte] , p. 1075-1076.
32.Proces-verbaal van bevindingen telefonisch contact [naam 4] – [medeverdachte 2] , p. 1081-1082.
33.Proces-verbaal van bevindingen foto’s telefoon [verdachte] , p. 392.
34.Proces-verbaal van bevindingen [adres 5] , p. 164.
35.Proces-verbaal van observatie 21 december 2017, p. 118-119.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 569.
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [vader] , p. 789 en 792.