ECLI:NL:RBGEL:2023:6951

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
AWB 23_7574
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen standplaatsvergunning voor verkoop van patat en snacks

Op 13 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een verleende standplaatsvergunning voor de verkoop van patat en snacks. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst en betrof het innemen van een standplaats op vrijdag en zondag bij een dorpshuis in [plaats]. Verzoekers, omwonenden van de standplaats, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, met name tegen het innemen van de standplaats op zondag, omdat zij vrezen voor overlast door geur en geluid.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de standplaatsvergunning voor zover deze betrekking heeft op de zondag geschorst. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoekers in de nabijheid van de snackkraam wonen en overlast ervaren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de standplaatsvergunning mogelijk in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien de snackkraam niet als maatschappelijke voorziening kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 184,- en de proceskosten van € 1674,- aan verzoekers moet vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7574
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 december 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoeker] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. L.J.A. Damen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst

(gemachtigden: Y.A. Elbousaily en C. Huizinga)
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [vergunninghouder] uit [plaats] (vergunninghouder).

Zitting

1. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 december 2023 op zitting behandeld. Namens verzoekers hebben [verzoeker] en de gemachtigde deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens vergunninghouder is de [naam] verschenen.
2. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst de standplaatsvergunning tot het moment dat op het beroep is beslist voor zover die betrekking heeft op het innemen van de standplaats op zondag;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden
- veroordeelt het college tot betaling van € 1674,- aan proceskosten aan verzoekers.

Inleiding

3. Dit proces-verbaal bevat een zakelijke weergave van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter. Die uitspraak gaat over de aan vergunninghouder verleende vergunning voor het innemen van een standplaats (hierna: standplaatsvergunning) voor de verkoop van patat en snacks op vrijdag en zondag ter hoogte van het parkeerterrein bij dorpshuis [locatie] in [plaats] .
3.1.
Bij besluit van 26 mei 2023 heeft het college deze standplaatsvergunning verleend. Met het bestreden besluit van 16 oktober 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven. Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en hangende beroep verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Vergunninghouder exploiteert een kraam voor de verkoop van patat en snacks (hierna: snackkraam). Bij besluit van 26 mei 2023 heeft het college aan vergunninghouder een standplaatsvergunning verleend ter hoogte van de [locatie] in [plaats] . De standplaatsvergunning is verleend voor een periode van 10 jaar (gerekend vanaf 1 juni 2023) en maakt het mogelijk om gedurende het hele jaar op vrijdag en zondag van 12.30 tot 20.00 uur de standplaats in te nemen.
5. Een aantal omwonenden, waaronder verzoekers, is tegen de verleende standplaatsvergunning in bezwaar gegaan. De bezwaarmakers zijn, voordat er een beslissing op bezwaar is genomen, gehoord op een hoorzitting. Bij besluit van 26 mei 2023 heeft het college de standplaatsvergunning in stand gelaten, onder verbetering van de motivering. De verbeterde motivering houdt in dat aan de desbetreffende standplaatsvergunning is toegevoegd dat voorafgaande aan de vanaf 12.30 uur toegestane verkoopactiviteiten, de standplaats vanaf 11.00 uur mag worden ingenomen en er vanaf 11.30 uur begonnen mag worden met het warm maken van het frituurvet. Bovendien is als aanvullend voorschrift aan de standplaatsvergunning toegevoegd dat bij het innemen van de standplaats een afstand van ten minste 10 m tot de dichtstbijzijnde woning in acht genomen moet worden.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
6. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Omdat partijen hier dus over van mening verschillen, beoordeelt de voorzieningenrechter eerst het spoedeisend belang.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er wel sprake is van een spoedeisend belang. Vergunninghouder maakt reeds gedurende enige tijd gebruik van de standplaatsvergunning en verzoekers hebben gesteld hier onder meer geur- en geluidhinder van te ondervinden. De voorzieningenrechter acht dit op voorhand niet uitgesloten, omdat verzoekers op ongeveer 15 meter van de snackkraam wonen. Met een schorsing van de standplaatsvergunning kunnen verzoekers bewerkstelligen dat zij, totdat er op het beroep is beslist, niet meer geconfronteerd worden met de gestelde overlast. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers daarmee voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er een spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter heeft daarbij in ogenschouw genomen dat de behandeling van het beroep gelet op de lange doorlooptijden bij de rechtbank nog enige tijd kan duren.
Is er sprake van strijd met het bestemmingsplan?
7.1.
Verzoekers stellen dat artikel 5.2.3.2, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Voorst (hierna: de Apv) zich verzet tegen het verlenen van de standplaatsvergunning, omdat de standplaats in strijd is met de geldende bestemming ‘Maatschappelijk’. Verzoekers stellen dat de standplaats niet is toegestaan volgens het bestemmingsplan, omdat de vergunde snackkraam niet dienstig is aan de genoemde maatschappelijke voorzieningen. Verzoekers wijzen in dat kader naar de toelichting bij het bestemmingsplan. Verder heeft het college volgens verzoekers niet controleerbaar onderzocht of de standplaats is toegestaan volgens het bestemmingsplan, zodat er in ieder geval sprake is van een motiveringsgebrek.
7.2.
Het college stelt dat bij een aanvraag van een standplaatsvergunning wel getoetst wordt aan het bestemmingsplan. De snackkraam neemt volgens het college een standplaats in op een maatschappelijke bestemming. Het college is van mening dat dit aansluit op de vraag naar maatschappelijke voorzieningen van het dorp [plaats] . Daarnaast heeft het dorp [plaats] sinds 2021 ook geen cafetaria meer. Hierdoor heeft de snackkraam een maatschappelijke functie voor het dorp [plaats] en haar inwoners. Met deze voorziening wil het college de leefbaarheid in de dorpskern, vooral in het weekend, vergroten.
7.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat op de locatie waar vergunninghouder de standplaats inneemt het bestemmingsplan ‘
Bestemmingsplan [plaats]’ van toepassing is. Tussen partijen is niet in geschil dat op deze locatie volgens het bestemmingsplan de bestemming ‘Maatschappelijk’ geldt. In artikel 12.1 van de planregels bij het bestemmingsplan is bepaald dat de voor maatschappelijk aangewezen gronden in essentie bestemd zijn voor
‘maatschappelijke voorzieningen’. In artikel 1.37 van het bestemmingsplan is opgenomen wat onder maatschappelijke voorzieningen verstaan moeten worden. Het moet dan gaan om
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
7.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat de snackkraam niet als educatieve, sociaal-medische, sociaal-culture of levensbeschouwelijke voorziening valt aan te merken. Ook is het verkopen van patat en snacks geen openbare dienstverlening. Horeca en detailhandel kunnen dan enkel nog toegestaan zijn als zij ondergeschikt zijn en ten dienste staan aan de eerder genoemde voorzieningen. Daarvan is volgens de voorzieningenrechter geen sprake, omdat de standplaats niet is aangevraagd en ook niet is vergund ten dienste van één van de voorzieningen zoals genoemd in artikel 1.37 van het bestemmingsplan. Op zitting heeft het college dat ook niet betwist. Het innemen van een standplaats op deze wijze en met dit doel is op de betrokken locatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter op grond van het bestemmingsplan dan ook niet toegestaan.
7.5.
In artikel 5.2.3.2, tweede lid, van de Apv is bepaald dat het college de standplaatsvergunning bij strijd met het bestemmingsplan weigert. Deze bepaling biedt geen ruimte voor een nadere belangenafweging. De voorzieningenrechter is dan ook het voorlopige oordeel toegedaan dat het college de standplaatsvergunning ten onrechte heeft verleend vanwege strijd met het bestemmingsplan en dat het beroep dus een redelijke kans van slagen heeft.

Conclusie en gevolgen

8. Omdat het beroep een redelijke kans van slagen heeft en de standplaatsvergunning in beroep mogelijk geen stand houdt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe. Op zitting hebben verzoekers toegelicht dat zij voornamelijk bezwaren hebben tegen het innemen van de standplaats op de zondag. Gelet daarop heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien om de voorlopige voorziening te treffen dat de standplaatsvergunning gedeeltelijk, voor zover de vergunning ziet op de zondag, wordt geschorst. Dat betekent dat vergunninghouder voorlopig (totdat er op het beroep is beslist) niet meer op de zondag op deze locatie een standplaats mag innemen. De voorzieningenrechter heeft op zitting medegedeeld dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet bindt.
8.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht en de proceskosten aan verzoekers vergoeden. Het betaalde griffierecht bedraagt € 184,-. De vergoeding voor de proceskosten is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1674,-.
8.2.
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023 door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Goldebeld, griffier.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.