ECLI:NL:RBGEL:2023:6897

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
05/089808-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van hasjiesj en vrijspraak voor harddrugs in Lichtenvoorde

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van verschillende soorten drugs. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 200 voor het samen met een ander in bezit hebben van ongeveer 55,8 gram hasjiesj, wat meer is dan de toegestane gebruikershoeveelheid in Nederland. De rechtbank oordeelde echter dat niet bewezen kon worden dat de verdachte enige betrokkenheid had bij de meer dan 9 kilo harddrugs die ook in de vakantiewoning waren aangetroffen. De verdachte verbleef in de vakantiewoning en had daar samen met een medeverdachte gebruik gemaakt van drugs, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de harddrugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 26 maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, die geen strafrechtelijk verleden had. De rechtbank verklaarde de verdachte niet schuldig aan de zwaardere aanklachten en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot de harddrugs. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting en is gebaseerd op het bewijs dat is verzameld door de politie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/089808-23
Datum uitspraak : 18 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman: mr. N. Brands, advocaat in Goor.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2023 tot en met 1 april 2023 te Lichtenvoorde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer (een totaal van) 7736,11 gram (netto), in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer (een totaal van) 575,35 gram (netto), in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer (een totaal van) 736,73 gram (bruto), in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
zijnde MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C
Opiumwet)
2
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2023 tot en met 1 april 2023 te Lichtenvoorde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer (een totaal van) 284,49 gram (bruto), in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of
- ongeveer (een totaal van) 55,8 gram (bruto), in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj)
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C
Opiumwet).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat algehele vrijspraak dient te volgen.
Er is niet gebleken dat verdachte enigszins het vermoeden moest hebben van de aanwezigheid van de hoeveelheden drugs die in de woning zijn aangetroffen. Verdachte was overdag niet aanwezig en kwam ook niet in de vriezer waar drugs zijn aangetroffen. Verdachte heeft geen zicht op en geen toegang tot de koffer gehad waarin ook drugs zijn aangetroffen. Deze stond altijd op de kamer van de medeverdachte. Bij verdachte is geen sleutel van de koffer aangetroffen. Forensisch onderzoek naar de koffer en de inhoud daarvan heeft geen link met verdachte opgeleverd.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten
De politie heeft op 1 april 2023 in een vakantiewoning te Lichtenvoorde drugs aangetroffen. Op de salontafel lag een weegschaal en een bakje met gruis van hennep. In de woning hing een henneplucht. [2] In een lade in de salontafel werd een tasje aangetroffen met daarin twee stukken hasjiesj. Dit woog in totaal 55,8 gram, inclusief gewicht van de sealbag. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de nacht dat de politie er was in het huisje aanwezig was. Hij heeft twee tot vier weken in die vakantiewoning bij [medeverdachte] verbleven en zij gebruikten dan ook weed. Dat was weed die [medeverdachte] al had gekocht of weed die zij samen hadden gekocht. Hij heeft in de vakantiewoning meer drugs gezien dan de weed die zij rookten. [4]
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
In het vriesvak van de koelkast is amfetamine aangetroffen en in een afgesloten koffer is cocaïne, hennep en MDMA aangetroffen. Met betrekking tot de aanwezigheid van voornoemde drugs kan naar het oordeel van de rechtbank, ondanks dat verdachte al enige tijd in de vakantiewoning verbleef, niet worden vastgesteld dat die zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde feit.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte, in de ten laste gelegde periode, van de voorraad hasjiesj in de lade van de salontafel. Verdachte verbleef op dat moment al met enige regelmaat samen met de medeverdachte in de vakantiewoning. Zij gebruikten daar samen weed. De politie heeft zowel restjes drugs op de tafel aangetroffen als hasjiesj in de lade van de salontafel. Het betreft meer dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Naar het oordeel van de rechtbank bevonden de hasjiesj zich gelet op het voorgaande in de machtssfeer van verdachte en de medeverdachte.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk 55,8 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad. Gelet op artikel 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit, betreft dat geen grote hoeveelheid in de zin van artikel 11 lid 5 van de Opiumwet. Voor dat deel van de tenlastelegging spreekt de rechtbank verdachte daarom vrij.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2
hij in
of omstreeksde periode van 31 maart 2023 tot en met 1 april 2023 te Lichtenvoorde,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer (een totaal van) 284,49 gram (bruto), in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of
-
ongeveer(een totaal van) 55,8 gram (bruto),
in elk geval een (grote) (handels)hoeveelheid van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj)
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,zijnde
hennep en/ofhasjiesj
(telkens)(een) middel
(en)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naast de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs, meer dan de gebruikershoeveelheid die wettelijk is toegestaan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte geen strafrechtelijk verleden heeft.
Verdachte heeft een meer dan wettelijk toegestane hoeveelheid softdrugs voorhanden gehad. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS zal de rechtbank verdachte daarvoor veroordelen tot een geldboete van € 200,--.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder feit 2 tot een geldboete van € 200,-- (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. I. Linssen en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – Van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2023.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, Basisteam Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023142238, gesloten op 1 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal bevindingen, p. 25-27;
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 122.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2023.