1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2022 in de gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto [bestelwagen]),
daarmede rijdende over de weg, de Feithenhofsweg,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Feithenhofsweg) met de
Bovenstraatweg naderde en/of
- terwijl voor voornoemde kruising aan de rechterzijde van de weg (vanuit de
rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J37 van bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende een aanduiding van
gevaar, met daaronder aangebracht een onderbord met de tekst “Let op! rechts gaat
voor” en/of
- terwijl voor voornoemde kruising op de door hem bereden rijbaan een
waarschuwingsteken, te weten een zigzagmarkering, inhoudende een
waarschuwing dat een gevaarlijk punt genaderd wordt, was aangebracht en/of
- terwijl aan de achteruitkijkspiegel een geurkarton hing, welk geurkarton het zicht
(deels) belemmerde, althans kon belemmeren, en/of het zicht op het voor
verdachte van rechts komende verkeer werd belemmerd, althans kon worden
belemmerd, door bomen en/of verkeersborden en/of
- terwijl al enige afstand en/of tijd een bestuurder van een fiets (vanuit het
perspectief van verdachte) van rechts naderde, welke bestuurder een fiets
bestuurde zonder trapondersteuning,
- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft vastgehouden en/of deze
telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter
plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde
motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand
te brengen binnen de afstand waarover hij de door hem bereden weg en/of die
kruisende weg(en) kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg heeft gekeken
en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of
over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- zonder te stoppen of anderszins sterk snelheid te minderen voornoemde kruising
is op- en/of overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan
de bestuurder van een voor verdachte van rechts komende, toen over die kruisende
weg, de Bovenstraatweg, dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die fiets en/of de bestuurder
van die fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2022 in de gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto [bestelwagen]),
daarmede rijdende over de weg, de Feithenhofsweg,
- terwijl hij het voertuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/ofPagina 3
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Feithenhofsweg) met de
Bovenstraatweg naderde en/of
- terwijl voor voornoemde kruising aan de rechterzijde van de weg (vanuit de
rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J37 van bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende een aanduiding van
gevaar, met daaronder aangebracht een onderbord met de tekst “Let op! rechts gaat
voor” en/of
- terwijl voor voornoemde kruising op de door hem bereden rijbaan een
waarschuwingsteken, te weten een zigzagmarkering, inhoudende een
waarschuwing dat een gevaarlijk punt genaderd wordt, was aangebracht en/of
- terwijl aan de achteruitkijkspiegel een geurkarton hing, welk geurkarton het zicht
(deels) belemmerde, althans kon belemmeren, en/of het zicht op het voor
verdachte van rechts komende verkeer werd belemmerd, althans kon worden
belemmerd, door bomen en/of verkeersborden en/of
- terwijl al enige afstand en/of tijd een bestuurder van een fiets (vanuit het
perspectief van verdachte) van rechts naderde, welke bestuurder een fiets
bestuurde zonder trapondersteuning,
- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft vastgehouden en/of deze
telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter
plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde
voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij de door hem bereden weg en/of die
kruisende weg(en) kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg heeft gekeken
en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of
over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- zonder te stoppen of anderszins sterk snelheid te minderen voornoemde kruising
is op- en/of overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan
de bestuurder van een voor verdachte van rechts komende, toen over die kruisende
weg, de Bovenstraatweg, dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die fiets en/of de bestuurder
van die fiets,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich
opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2022 in de gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto [bestelwagen]),
daarmede rijdende over de weg, de Feithenhofsweg,
- terwijl hij het voertuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Feithenhofsweg) met de
Bovenstraatweg naderde en/of
- terwijl voor voornoemde kruising aan de rechterzijde van de weg (vanuit de
rijrichting van de verdachte) het waarschuwingsbord J37 van bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende een aanduiding van
gevaar, met daaronder aangebracht een onderbord met de tekst “Let op! rechts gaat
voor” en/of
- terwijl voor voornoemde kruising op de door hem bereden rijbaan een
waarschuwingsteken, te weten een zigzagmarkering, inhoudende een
waarschuwing dat een gevaarlijk punt genaderd wordt, was aangebracht en/of
- terwijl aan de achteruitkijkspiegel een geurkarton hing, welk geurkarton het zicht
(deels) belemmerde, althans kon belemmeren, en/of het zicht op het voor
verdachte van rechts komende verkeer werd belemmerd, althans kon worden Pagina 4
belemmerd, door bomen en/of verkeersborden en/of
- terwijl al enige afstand en/of tijd een bestuurder van een fiets (vanuit het
perspectief van verdachte) van rechts naderde, welke bestuurder een fiets
bestuurde zonder trapondersteuning,
- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
een mobiel elektronisch apparaat (een telefoon) heeft vastgehouden en/of deze
telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter
plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde
voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij de door hem bereden weg en/of die
kruisende weg(en) kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg heeft gekeken
en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft overtuigd of
over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- zonder te stoppen of anderszins sterk snelheid te minderen voornoemde kruising
is op- en/of overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen voorrang heeft verleend aan
de bestuurder van een voor verdachte van rechts komende, toen over die kruisende
weg, de Bovenstraatweg, dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die fiets en/of de bestuurder
van die fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gesteld dat het weggedrag van verdachte heeft geleid tot het ongeval en dat dit weggedrag als ‘roekeloos’ dient te worden aangemerkt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Zij heeft gesteld dat – gelet op door de Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) niet verwerkte factoren en op de remproeven die niet onder nagenoeg dezelfde omstandigheden zijn uitgevoerd als ten tijde van het ongeval – de snelheid van het voertuig dat verdachte bestuurde aan het begin van het remspoor afgerond 54,6 kilometer per uur was en niet 58,6 kilometer per uur, zoals de VOA concludeert. Daarnaast bestaat er geen causaal verband tussen de verzending van het chatbericht door verdachte en het ongeval, omdat volgens de berekening van de raadsvrouw het chatbericht op circa 136 á 137 meter vóór het begin van het remblokkeerspoor is verzonden. Verdachte heeft daarnaast afgeremd voor de kruising en naar links en rechts gekeken, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft gesteld dat het rijgedrag van verdachte, gelet op de omstandigheden, niet te duiden is als roekeloos of zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam.
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte ook vrijgesproken dient te worden van de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5a WVW, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte welbewust, in ernstige mate belangrijke gedragsregels in het verkeer heeft overtreden in relatie tot het bepaalde in artikel 5a lid 1 (onder k) WVW.
Wegens de afwezigheid van alle schuld dient verdachte tevens van de meer subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Verdachte dient daarnaast te worden vrijgesproken van het onderdeel ‘beroepsmatig’, aangezien het ging om woon-werkverkeer, zo heeft de raadsvrouw gesteld.
Beoordeling door de rechtbank
De verkeersgedragingen en feitelijkheden
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verkeersgedragingen en de feitelijkheden, zoals vermeld in de tenlastelegging, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op 14 juli 2022 vond een ongeval plaats op de voor het verkeer openstaande weg, op de gelijkwaardige kruising van de Feitenhofsweg en de Bovenstraatweg in Oldebroek.Hierbij waren een bestelbus en een fietser met een fiets zonder trapondersteuning betrokken. Het ongeval vond plaats buiten de bebouwde kom van Oldebroek en de ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 60 kilometer per uur. Verdachte bestuurde de bestelbus.
De fietser, [slachtoffer] , liep door de aanrijding zeer ernstig letsel op en is ten gevolge daarvan overleden.
Op basis van de aangetroffen sporen en de afgelegde verklaringen concluderen de verbalisanten van de Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) dat het ongeval niet te wijten was aan technische gebreken aan de bestelbus of fiets. De oorzaak van het ongeval is dat de bestuurder van de bestelbus geen voorrang verleende aan de voor hem van rechts komende fietser. Op basis van de aangetroffen sporen, zoals remregelsporen van de bestelbus, bedroeg de snelheid van de bestelbus bij de aanrijding ten minste 58 kilometer per uur. Op het kruisingsvlak botste de voorzijde van de bestelbus op de linkerzijde van de fiets.
Voor de plaats van het ongeval stond, gezien vanuit de rijrichting waaruit de bestuurder van de bestelbus naderde, voor het kruisingsvlak in de rechterberm het verkeersbord J37 van bijlage 1 van het RVV 1990 met onderbord met daarop de tekst "Let op! rechts gaat voor". Op het wegdek, voor het kruisingsvlak, was een zig-zag markering (waarschuwing nadering gevaarlijk punt) aangebracht.
Het uitzicht van de bestuurder van de bedrijfsauto werd mogelijk door bomen en verkeersborden beperkt c.q. belemmerd.
Er is een vergelijkende berekening gemaakt van de benodigde stopafstanden bij respectievelijk 30, 35, 40 en 50 kilometer per uur. Uit de metingen en de zogenoemde vermijdbaarheidsberekening volgt dat de bestelbus bij een snelheid van 35 kilometer per uur tijdig tot stilstand had kunnen worden gebracht voor de botsomgeving en bij een snelheid van 40 kilmeter per uur of meer niet.
Een verbalisant zag – tijdens onderzoek aan de telefoon van verdachte, meer specifiek van de database die locatiegegevens bevat – dat de telefoon op 14 juli 2022 tussen 06:07:50 uur en 06:07:51 uur de plaats van het ongeval passeerde.
In de data van de telefoon waren de volgende gebruikershandelingen te zien, kort voor en na het geschatte moment van het ongeval:
"Tijdstip Gebeurtenis
06:07.33 Applicatie Snapchat wordt geopend
06:07.33 t/m 06:07.38 Meerdere aanrakingen van het scherm
06:07.39 Toestel oriëntatie: plat met scherm omhoog
06:07.39 Toestel oriëntatie: verticaal
06:07.39 t/m 06:07.48 Meerdere aanrakingen van het scherm
06:07.49 Uitgaande afbeelding via Snapchat […]
06:07.50 Meerdere aanrakingen van het scherm
06:07.52 Toestel oriëntatie: plat met scherm omhoog
06:07.52 t/m 06:07.54 Scherm wordt uitgeschakeld en toestel vergrendeld
06:08.00 t/m 06:08.15 Scherm wordt ingeschakeld en toestel ontgrendeld, meerdere aanrakingen.
Toestel oriëntatie wijzigt verschillende keren, applicatie Snapchat wordt gesloten en de applicatie MobilePhone wordt geopend.
06:08.17 Uitgaande oproep naar "+ [telefoonnummer 1] Papa". Beantwoord: Ja. Duur: 33s
06:08.52 Uitgaande oproep naar "+ [telefoonnummer 2] [naam] ". Beantwoord: Nee.
06:09.08 Uitgaande oproep naar "112". Beantwoord: Ja. Duur: 16s […]”
Kort voor het ongeval werd blijkbaar de telefoon bediend: er waren aanrakingen op het scherm en er werd een afbeelding, een foto met daarop de tekst "Haha nou welterusten dan maar", via Snapchat verstuurd. Bovendien werd de telefoon meermaals van oriëntatie veranderd, wat er zeer waarschijnlijk op wijst dat de telefoon niet in een houder stond, maar in de hand werd gehouden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur heeft gereden. Hij heeft verklaard dat hij voor de kruising heeft geremd en dat de bestelbus daardoor ongeveer 10 kilometer per uur is vertraagd. Verder heeft hij verklaard dat hij na zijn vertrek thuis zijn telefoon heeft bediend en dat hij de telefoon in zijn handen hield bij zijn schoot. Verdachte heeft verklaard dat hij een foto met tekst heeft verstuurd. Hij heeft voor de kruising naar links en rechts gekeken en de fiets niet gezien.
Aan verdachte [verdachte] is op 15 maart 2019 voor het eerst een rijbewijs voor de categorie B afgegeven en hij is beginnend bestuurder.
De rechtbank gaat er allereerst van uit – zoals de verbalisanten van de VOA in hun proces-verbaal hebben beschreven – dat de remproeven onder nagenoeg gelijke omstandigheden als ten tijde van het ongeval hebben plaatsgevonden, nu er geen reden is daaraan te twijfelen. De rechtbank stelt dan ook op basis van bovenvermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte op het moment van de aanrijding ongeveer 58 km per uur en ten minste 50 kilometer per uur heeft gereden.
De rechtbank stelt op basis van bovenvermelde bewijsmiddelen verder vast dat verdachte kort voor het moment van de aanrijding meerdere keren zijn mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehad en bediend. Om 06:07.48 werd het scherm aangeraakt en waarna de foto werd verstuurd. Om 06:08.17 uur, na de aanrijding, belde verdachte met zijn vader. Tussen deze tijdstippen zit 29 seconden. In die 29 seconden heeft verdachte zijn telefoon bediend, heeft hij de foto verstuurd, daarna nog meermalen het scherm van de telefoon aangeraakt, vond de aanrijding plaats en heeft verdachte zijn vader gebeld. De rechtbank leidt uit dit korte tijdverloop af dat verdachte tot kort voor de aanrijding bezig is geweest met de bediening van zijn telefoon.
De rechtbank acht op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als beginnend bestuurder op een gelijkwaardig kruispunt – waarvoor werd gewaarschuwd met verkeersborden en verkeerstekens – af is gereden, terwijl hij zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast, zijn zicht mogelijk werd belemmerd door bomen en verkeersborden en hij kort daarvoor met zijn telefoon in zijn hand deze heeft bediend en hij vervolgens geen voorrang heeft verleend aan de van rechts komende fietser en tegen deze fietser is gebotst. De rechtbank is van oordeel dat het ongeval, gelet op de ernst van deze gedragingen, aan de schuld van verdachte te wijten is in de zin van artikel 6 van de WVW.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de bestelbus beroepsmatig bestuurde, nu er sprake was van woon-werkverkeer. De rechtbank acht ook niet bewezen dat het geurkarton, dat aan de achteruitkijkspiegel hing, het zicht van verdachte belemmerde. Zij zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of deze schuld is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 van de WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, van de WVW, zoals primair ten laste is gelegd. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake wanneer zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175, tweede lid, van de WVW bepaald dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank moet daarmee beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere van de in artikel 5a van de WVW (niet limitatief) genoemde gedragingen, te weten het tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden en het niet verlenen van voorrang. Ook heeft verdachte niet tijdig zijn snelheid aangepast zodat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende wegen kon overzien, zoals bedoeld in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
De gedachte achter de keuze voor het bestanddeel ‘in ernstige mate’ is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in ‘ernstige mate’ kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan (
Kamerstukken II, 2018-2019, 35 086, nr. 3, p. 11-12).
De koppeling van roekeloosheid met artikel 5a van de WVW in artikel 175 van de WVW leidt er niet toe dat roekeloosheid de meerderheid van de gevallen omvat wanneer sprake is van zeer gevaarlijk rijgedrag met ernstige gevolgen en dat dus niet een grote hoeveelheid aan verkeersgedragingen als roekeloos zal worden bestempeld. In die zin blijft roekeloosheid in de zin van de wet een specifieke betekenis behouden die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat daaronder in het normale taalgebruik in de betekenis van ‘onberaden’ moet worden verstaan (
Kamerstukken II, 2018-2019, 35 086, nr. 3, p. 11-12 en 14-15).
Verdachte heeft meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels geschonden. Hij bediende een mobiele telefoon, terwijl hij op een gelijkwaardige kruising afreed en zijn zicht over die kruising werd belemmerd, en hij kon vervolgens het voertuig dat hij bestuurde niet op tijd tot stilstand brengen om een botsing met een van rechts komende fietser te voorkomen. Het zicht van verdachte werd daarbij mogelijk belemmerd door de laagstaande zon en door de bomen en verkeersborden.
De rechtbank merkt dit verkeersgedrag, onder de vermelde omstandigheden in het licht van het beoordelingskader zoals hierboven vermeld en de daar gegeven voorbeelden, niet aan als ernstig verkeersgevaarlijk gedrag zoals bedoeld in artikel 5a van de WVW en acht daarom niet bewezen dat verdachte in juridische zin ‘roekeloos’ heeft gereden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarentegen wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met het samenstel van de reeds genoemde verkeersgedragingen zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Het voorgaande betekent dat de reeds genoemde verkeersgedragingen van de verdachte tot het ongeval hebben geleid, ten gevolge waarvan [slachtoffer] werd gedood, en dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.