ECLI:NL:RBGEL:2023:6837

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/05/427660 / HA ZA 23-482
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in civiele procedure tussen SAVVII B.V. en gedaagde

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Gelderland op 13 december 2023 een verstekvonnis gewezen in de zaak tussen SAVVII B.V., eiseres, en een gedaagde die niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseres grotendeels toewijsbaar zijn, met uitzondering van een deel van de gevorderde beslagkosten. Eiseres vorderde onder andere betaling van beslagkosten ter hoogte van € 1.616,79, maar de rechtbank heeft de vordering met betrekking tot de conservatoire beslagen afgewezen omdat niet is aangetoond dat de dagvaarding tijdig aan de derden is betekend, zoals vereist door artikel 721 Rv.

De rechtbank heeft de vordering tot betaling van beslagkosten die betrekking heeft op een onroerende zaak wel toegewezen op basis van artikel 706 Rv. De totale beslagkosten zijn begroot op € 2.811,13. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 155.000,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en € 2.325,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten aan de zijde van eiseres zijn begroot op € 7.048,32, en gedaagde is ook veroordeeld in de nakosten.

De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.E.M. Overkamp.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/427660 / HA ZA 23-482
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAVVII B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. L.R. Brendel te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te Wijchen,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. De vordering zal daarom als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eiseres vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van de beslagkosten, kennelijk ter grootte van € 1.616,79 aan explootkosten en griffierecht. Dit betreft (a) een tweetal conservatoir-derdenbeslagen ten laste van gedaagde, onder Coöperatieve Rabobank U.A. te Utrecht en onder ING Bank N.V. te Amsterdam en (b) een conservatoir beslag ten laste van gedaagde op zijn (onverdeeld aandeel in de eigendom van de) onroerende zaak gelegen aan de [adres+plaats] .
De vordering onder (a) zal worden afgewezen. De betreffende beslagen moeten nietig worden geacht, nu niet is gesteld of gebleken dat de dagvaarding binnen acht dagen na het instellen van de eis in de hoofdzaak aan genoemde derden is betekend, hetgeen ingevolge artikel 721 Rv op straffe van nietigheid is voorgeschreven.
De vordering onder (b) zal worden toegewezen op grond van artikel 706 Rv. De beslagkosten worden begroot op:
- explootkosten € 255,13
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.880,00(1,0 punt × tarief € 1.880,00)
Totaal € 2.811,13
2.3.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 107,32
- griffierecht € 5.061,00 (€ 5.737,00 minus € 676,00)
- salaris advocaat €
1.880,00(1,0 punt × tarief € 1.880,00)
Totaal € 7.048,32
2.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 155.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 24 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 2.325,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de beslagkosten, begroot op € 2.811,13,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 7.048,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.