ECLI:NL:RBGEL:2023:6812

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
05-322485-22 + 08-082378-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en poging tot doodslag met ontslag van rechtsvervolging en tbs met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van brandstichting en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2022 in Scherpenzeel opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte op 10 februari 2023 in Zwolle geprobeerd een medegedetineerde van het leven te beroven met een zelfgemaakt steekwapen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte ten tijde van de feiten handelde vanuit een psychose, waardoor de feiten niet aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking gesteld met voorwaarden, waarbij de nadruk ligt op repatriëring naar zijn land van herkomst voor behandeling. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 1.500,00 aan smartengeld moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de maximale duur van gijzeling op nihil gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-322485-22 + 08-082378-23
Datum uitspraak : 12 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
laatst opgegeven adres: [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. E.L.C. van de Vorle, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder
parketnummer 05-322485-22ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 december 2022 te Scherpenzeel, opzettelijk brand heeft gesticht, door (meermalen) open vuur in aanraking te brengen met een (boodschappen)tas en/of een kledingstuk en/of met benzine, althans met een brandbare vloeistof en/of een brand versnellend middel, ten gevolge waarvan (het interieur van) een woning/pand (gelegen op/aan de [adres] geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan
en daarvan gemeen gevaar voor (het interieur van) die woning/dat pand (gelegen op/aan de [adres] en/of de in die woning/dat pand aanwezige kamers, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Aan verdachte is onder
parketnummer 08-082378-23ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2023, in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde] , van het leven te beroven, die [benadeelde] (meermalen) (met) een (zelf gefabriceerd) steekwapen, althans (met) een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals heeft gestoken en/of gesneden en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 februari 2023, in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde] (meermalen) (met) een (zelf gefabriceerd) steekwapen, althans (met) een scherp en/of puntig voorwerp in de nek/hals heeft gestoken en/of gesneden en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05-322485-22 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 84-87;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2023.
Parketnummer 08-082378-23 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, zoals primair ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde] verbleef op 10 februari 2023 in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Zwolle. Hij heeft verklaard dat hij met zijn rug naar de eettafel en de zithoek stond toen hij ineens een harde stoot in zijn nek voelde. Hij draaide zich om en zag daar medegedetineerde [verdachte] staan. [verdachte] had iets in zijn hand. In zijn cel keek aangever in de spiegel en hij zag aan de rechterzijde van zijn hals een wond. [3] Uit de verwijsbrief van de arts volgt dat aan de rechterzijde van de hals een ondiepe snijwond van ongeveer twaalf centimeter zat. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op zijn kamer een ruitenwisser in tweeën heeft gebroken en er vervolgens stof omheen heeft gedaan om hem makkelijker vast te kunnen houden. Hij had het wapen gemaakt voor zijn eigen bescherming. Op enig moment kwam de gedachte op dat hij het moest gebruiken tegen het slachtoffer. Toen hij zijn cel uitkwam, zag hij het slachtoffer bij het aanrecht staan en toen heeft hij hem aangevallen. Hij hield de ruitenwisser vast met de scherpe kant naar boven. Het slachtoffer stond met zijn rug naar hem toe en hij heeft hem één keer geraakt. Hij probeerde hem in zijn nek te steken. [5]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever met een zelfgemaakt steekwapen in zijn hals heeft gestoken. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of sprake was van opzet op de dood van aangever.
Vooropgesteld zij dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om aan te nemen dat sprake is van vol opzet. Dat betekent dat beoordeeld dient te worden of sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt dat het steken met een steekwapen in de richting van de hals naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans oplevert op het toebrengen van dodelijk letsel. Verdachte heeft aangever onverhoeds van achteren aangevallen en heeft hem bewust in de hals gestoken. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 05-322485-22 en onder parketnummer 08-082378-23, primair, ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05-322485-22
hij op
of omstreeks9 december 2022 te Scherpenzeel, opzettelijk brand heeft gesticht, door (meermalen) open vuur in aanraking te brengen met een
(boodschappen
)tas en
/ofeen kledingstuk en
/ofmet benzine,
althans met een brandbare vloeistof en/of een brand versnellend middel,ten gevolge waarvan (het interieur van) een woning/pand
(gelegen
op/aan de [adres]
geheel ofgedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaanen daarvan gemeen gevaar voor (het interieur van) die woning/dat pand
(gelegen
op/aan de [adres] en
/ofde in die woning/dat pand aanwezige kamers
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,te duchten was.
Parketnummer 08-082378-23
hij op
of omstreeks10 februari 2023, in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde] , van het leven te beroven, die [benadeelde]
(meermalen) (met
)een
(zelf gefabriceerd
)steekwapen,
althans (met) een scherp en/of puntig voorwerpin de nek/hals heeft gestoken
en/of gesneden en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05-322485-22:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Parketnummer 08-082378-23, primair:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is op 3 juli 2023 een rapport opgemaakt door psychiater dr. [psychiater] . Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis, waarbij onderliggend wordt gedacht aan schizofrenie, een bipolaire stoornis of een schizoaffectieve stoornis. Verdachte was ten tijde van de feiten psychotisch. De psychiater constateert een direct verband tussen de psychose en de gepleegde feiten. Als gevolg van de psychose had verdachte geen ruimte meer om anders te handelen dan hij heeft gedaan en daarom wordt geadviseerd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
Uit het rapport dat op 29 juni 2023 over verdachte is opgemaakt door psycholoog drs. [psycholoog] volgt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten handelde vanuit zijn waandenkbeeld. Zijn psychotische toestand leidde ertoe dat hij geen keuzevrijheid had en daarom adviseert ook de psycholoog om de feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze adviezen over en is van oordeel dat beide feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte is dus niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet passend is, omdat een resocialisatieproces gericht op een verblijf in Nederland lastig uitvoerbaar zal zijn en het niet waarschijnlijk is dat de maatregel kan worden overgedragen aan [geboorteland] . Daar staat tegenover dat de deskundigen repatriëring zonder maatregel als een goed alternatief zien. De raadsvrouw verzoekt daarom te volstaan met het ontslag van alle rechtsvervolging, zonder oplegging van een maatregel.
De beoordeling door de rechtbank
Nu verdachte niet strafbaar wordt geacht en om die reden zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of aan verdachte een maatregel moet worden opgelegd. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
Er zijn verschillende rapporten over verdachte opgemaakt. In de rapporten van psychiater dr. [psychiater] , van 3 juli 2023, en psycholoog drs. [psycholoog] , van 29 juni 2023, is beschreven dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Er is bij verdachte sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. Ten tijde van de feiten was verdachte psychotisch.
De rechtbank neemt deze conclusies over en stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Uit voornoemde rapporten volgt dat de waandenkbeelden en hallucinaties, die de oorzaak waren voor het gewelddadige gedrag van verdachte, door het gebruik van antipsychotica sterk verminderd/verdwenen zijn. Voor de korte termijn wordt het risico op recidive laag ingeschat, omdat de psychose inmiddels in remissie is gegaan. Voor de middellange termijn wordt het recidiverisico matig tot hoog ingeschat, omdat verdachte niet gemotiveerd is medicatie te blijven gebruiken als hij uit detentie komt. Zolang verdachte zijn medicatie blijft gebruiken zien de deskundigen geen reden om te veronderstellen dat verdachte opnieuw agressief en gevaarlijk gedrag zal laten zien. Zowel de psychiater als de psycholoog acht het daarom noodzakelijk dat hij behandeld blijft worden met antipsychotica en hij daarnaast een psychologische behandeling krijgt. Hierbij is het van belang dat verdachte in eerste instantie klinisch wordt opgenomen. Nadat hij voldoende is gestabiliseerd en behandeld, kan hij terugkeren naar [geboorteland] , waar de zorg weer kan worden opgepakt. Verdachte is daar bekend binnen de psychiatrie. De psychiater en psycholoog zagen ten tijde van deze advisering de zorgmachtiging als toereikend middel om het recidiverisico af te wenden. Een maatregel van terbeschikkingstelling werd toen niet geadviseerd, omdat verdachte goed behandelbaar blijkt te zijn met medicatie, waardoor de risico’s aanzienlijk dalen, en hij verder weinig behandelinhoudelijke doelen heeft.
Naar aanleiding van deze adviezen is de officier van justitie een onderzoek gestart naar een zorgmachtiging. Dit onderzoek is afgebroken na een negatief advies van de geconsulteerde psychiater.
Voornoemde psychiater en psycholoog zijn vervolgens gevraagd zich opnieuw uit te laten over mogelijke strafrechtelijke kaders, nu de door hen geadviseerde zorgmachtiging niet haalbaar is gebleken. Uit het aanvullende rapport van de psychiater van 14 november 2023 en van de psycholoog van 13 november 2023 volgt dat beide deskundigen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging als een te zware maatregel beschouwen. Dit betekent dat er twee opties resteren, namelijk ontslag van alle rechtsvervolging zonder kader of de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De deskundigen stellen voorop dat het van belang is verdachte te repatriëren naar [geboorteland] , zodat hij in zijn eigen taal en gericht op zijn sociale en maatschappelijke situatie verder behandeld kan worden en kan resocialiseren.
Wanneer aan verdachte geen kader wordt opgelegd, kan hij direct terugkeren naar [geboorteland] . In dat geval is echter moeilijk in te schatten hoe verdachte zal reageren op een plotselinge uitbreiding van vrijheden. Onduidelijk is of en zo ja, wanneer hij zal terugkeren naar [geboorteland] en hoe de verdere psychiatrische zorg daar zal worden geregeld.
De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt door de deskundigen als mogelijkheid gezien, omdat verdachte mee wil werken aan de behandeling. Dit kader biedt dezelfde voordelen als een zorgmachtiging. Na een (korte) klinische opname, bijvoorbeeld in CTP (Centrum voor Transculturele Psychiatrie) Veldzicht, waar men deskundig is in het behandelen van vreemdelingen, kan een aanvang worden gemaakt met het proces van repatriëring. Vanuit CTP Veldzicht kan de repatriëring voorbereid en begeleid worden, waarbij contact met de ouders en de psychiatrische zorg aldaar kan worden gelegd om de zorg in [geboorteland] zo goed mogelijk te garanderen. Het geringe risico dat de repatriëring mislukt wordt hiermee verlaagd.
De rechtbank overweegt dat verdachte door het gebruik van antipsychotica gestabiliseerd lijkt te zijn. Uit de rapporten van de deskundigen volgt dat het risico op recidive nauw samenhangt met het innemen van medicatie. In het verleden is verdachte niet medicatietrouw gebleken, hetgeen heeft geleid tot het plegen van de onderhavige feiten. Wanneer verdachte zijn medicatie niet inneemt, kan dit leiden tot zeer gewelddadig en gevaarlijk gedrag. Dat betekent dat voortzetting van het gebruik van medicatie een hoofddoel van de behandeling is.
Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat repatriëring van verdachte naar zijn thuisland [geboorteland] daarnaast een hoofddoel dient te zijn. Daarvoor dient verdachte wel ingebed te zijn in de zorg in [geboorteland] en de terugkeer dient dus onder begeleiding te geschieden. Bij ontslag van alle rechtsvervolging zonder enig kader is hiervan geen sprake en kan niet gewaarborgd worden dat verdachte (direct) terug zal keren naar [geboorteland] en hij zijn medicatie zal blijven nemen.
Verdachte is in het verleden niet medicatietrouw gebleken. Hierdoor kon de onderhavige psychose floreren, onder invloed waarvan hij eerst zijn woning in brand heeft gestoken om vervolgens toen hij in voorlopige hechtenis verbleef uit het niets een medegedetineerde aan te vallen met een zelf geprepareerd steekwapen. Pas sinds kort is verdachte bereid de depotmedicatie die hij iedere drie weken ontvangt op vrijwillige basis te nemen. Deze vrijwilligheid tot het innemen van zijn depotmedicatie vindt plaats in een voor verdachte zeer voorspelbare en gestructureerde omgeving waarbij hij zichzelf niet actief hoeft te melden om die medicatie te ontvangen. Gelet op deze prille en fragiele situatie en het feit dat verdachte onder invloed van zijn psychose tot fors geweld is overgegaan, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. Uit het rapport van de reclassering van 20 november 2023 volgt dat het resocialisatieproces gericht op een verblijf in Nederland lastig uitvoerbaar zal zijn en dit voornamelijk gericht zal zijn op terugkeer naar het land van herkomst, omdat verdachte niet in Nederland wil blijven en hij zeer waarschijnlijk onvoldoende aanspraak zal maken op sociale voorzieningen.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornis. De hoofddoelen van die behandeling dienen te zijn, zoals hiervoor al benoemd, het innemen van medicatie en repatriëring naar zijn thuisland [geboorteland] . In zijn thuisland kan verdachte behandeling ondergaan in zijn eigen taal en in zijn eigen omgeving en beschikt hij over een steunend netwerk. Uit de door de raadsvrouw ter zitting overgelegde stukken blijkt dat de psychiater in [geboorteland] , die verdachte in het verleden heeft behandeld, op de hoogte is van de huidige situatie. Hij is in staat en bereid verdachte opnieuw te behandelen, waarbij de huidige medicatie kan worden ingezet. Deze factoren maken dat de behandeling, waarvan resocialisatie een belangrijk onderdeel vormt, de meeste kans van slagen heeft in [geboorteland] . De rechtbank acht het ook het meest passend om deze resocialisatie te laten plaatsvinden in het land van herkomst van verdachte, waar hij geworteld is en waar hij zelf graag naar wil terugkeren.
Deze specifieke casus, waarbij het uitgangspunt is dat verdachte wordt gerepatrieerd en behandeld in zijn land van herkomst, maakt dat de rechtbank aanleiding ziet de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden in aangepaste vorm op te leggen. De rechtbank zal de geadviseerde voorwaarden voor zover die zien op resocialisatie in Nederland niet overnemen. Daarnaast zal de rechtbank, in afwijking van de indicatie die inmiddels door IFZ is afgegeven, bepalen dat verdachte zijn behandeling zal ondergaan in CTP Veldzicht, gelet op het advies van de psychiater en de psycholoog hieromtrent en vanwege de expertise van deze kliniek op het gebied van repatriëring van terbeschikkinggestelden naar hun land van herkomst.
Daarbij geeft de rechtbank de Minister in overweging om, naar analogie van het bepaalde in artikel 6:2:18 van het Wetboek van Strafvordering, te bezien of de maatregel van terbeschikkingstelling tussentijds kan worden beëindigd op het moment dat de repatriëring van verdachte is geregeld.
Voor het geval de rechter op enig moment alsnog de verpleging zou bevelen, overweegt de rechtbank dat het onder parketnummer 08-082378-23 bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, als bedoeld in artikel 38e Sr. Dat betekent dat de duur van de maatregel in dat geval niet gemaximeerd is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit is gebeurd onder invloed van een stoornis waarbij de daaruit voortvloeiende psychose weliswaar in remissie is, maar die zonder behandeling weer dreigt op te leven. De rechtbank is van oordeel dat er zonder de noodzakelijke behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met de poging tot doodslag (parketnummer 08-082378-23) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 10.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, waarbij hij zich ten aanzien van de hoogte heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van een ondiepe snijwond in zijn hals. Het is daarnaast voorstelbaar dat de aanval van verdachte, binnen de beveiligde omgeving van de penitentiaire inrichting, gevoelens van onveiligheid en angst teweeg heeft gebracht bij de benadeelde. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,00 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 10 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Ten aanzien van de op te leggen gijzeling zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet kan worden gegijzeld om betaling af te dwingen. De rechtbank zal de maximale duur van de gijzeling op nihil stellen.
9. De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor de onder parketnummers 05-322485-22 en
08-082378-23 bewezenverklaarde feiten en ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
1. verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
b. verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
c. verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
d. verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
3. verdachte laat zich opnemen en behandelen in CTP Veldzicht. De opname start aansluitend aan zijn detentie en duurt tot de dag van zijn vertrek naar [geboorteland] of zolang de kliniek en reclassering dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
4. verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welke controlemiddelen verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
5. verdachte werkt aan zijn repatriëring naar [geboorteland] ;
 geeft Leger des Heils Reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
De beslissing op de civiele vordering
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 08-082378-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 1.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • stelt het aantal dagen gijzeling op 0;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. M. Wevers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022572654, gesloten op 30 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023063736, gesloten op 2 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6.
4.Verwijsbrief, p. 9.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 september 2023.