ECLI:NL:RBGEL:2023:6810

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
C/05/424773 / HZ ZA 23-279
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en erkenning van schuld in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. van Gastel, betaling van een schadevergoeding van € 205.000,00 van de gedaagde partijen, [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2]. De gedaagden hebben geen conclusie van antwoord ingediend en hun advocaat, mr. R.P.C. Smit, heeft zich onttrokken aan de zaak. De eisende partij stelt dat [gedaagde partij 1] werkzaamheden heeft verricht in opdracht van hem, waaronder het doen van administratie en het indienen van belastingaangiften. De eisende partij heeft echter geen belastingteruggaven ontvangen, wat leidde tot zorgen over de werkzaamheden van [gedaagde partij 1].

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde partij 1] een schuldbekentenis heeft ondertekend waarin hij erkent € 205.000,00 aan de eisende partij verschuldigd te zijn. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot betaling toewijsbaar is, aangezien de gedaagden de vordering niet hebben betwist. Daarnaast vordert de eisende partij buitengerechtelijke kosten, die ook zijn toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de eisende partij vastgesteld en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de vorderingen, inclusief wettelijke rente en kosten.

De rechtbank heeft het vonnis op 13 december 2023 uitgesproken en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, terwijl het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/424773 / HZ ZA 23-279
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. M.C. van Gastel te Amsterdam-Duivendrecht,
tegen

1.[gedaagde partij 1] ,

te [plaats] ,
hierna te noemen [gedaagde partij 1] ,
2.
[gedaagde partij 2],
te [plaats] ,
hierna te noemen [gedaagde partij 2] ,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. R.P.C. Smit te Ermelo, die zich op 21 september 2023 heeft onttrokken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het bericht van mr. R.P.C. Smit dat deze zich als advocaat van [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] aan de zaak onttrekt, waarna zich voor [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] – hoewel daartoe gelegenheid is gegeven – geen nieuwe advocaat heeft gesteld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij 2] is de echtgenote van [gedaagde partij 1] .
2.2.
[gedaagde partij 1] heeft werkzaamheden verricht in opdracht van [eisende partij] . Tot de overeengekomen werkzaamheden behoorden het doen van administratie en het indienen van belastingaangiften voor (vennootschappen van) [eisende partij] .
2.3.
Bij e-mail van 26 november 2019 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij 1] laten weten verschillende belastingteruggaven niet te hebben ontvangen, terwijl hij dat op basis van eerdere berichten van [gedaagde partij 1] wel had verwacht:
“(…)
Ik heb van jou diverse berichten gekregen op papier met definitieve aanslagen van de belastingdienst waarop je mij aangaf [eisende partij] dit zijn de gelden die je gaat ontvangen binnenkort”.
2.4.
In de hiervoor bedoelde e-mail heeft [eisende partij] ook zijn zorgen geuit over door hem ontvangen berichten van de Belastingdienst:
“(…)
Ik vraag me dan ook oprecht af, wat is er ingediend en wat niet omdat er zulke rare berichten binnen komen. (…)
Vervolgens krijg ik wel brieven van de belastingdienst die mij enorm zorgen baren, aangezien jij alles onder controle zou hebben gaat er toch ergens iets enorm mis…enkel kan ik de vinger er niet op leggen…weet wel dat de belastingdienst niet op de hoogte is van bepaalde aangiftes”.
2.5.
Naar aanleiding van een e-mail van [eisende partij] , heeft de Belastingdienst op 15 april 2021 aan [eisende partij] laten weten:

Van geen enkele bijlage zoals door u bijgevoegd is het verzoek door de Belastingdienst ontvangen.De laatst ingediende aangifte IH betreft het jaar 2014 en is op 30-09-2015 ingediend”.
2.6.
[eisende partij] heeft verschillende berichten van [gedaagde partij 1] overgelegd waarin [gedaagde partij 1] heeft toegezegd bepaalde bedragen aan [eisende partij] te betalen ter vergoeding van de ontstane schade.
2.7.
Als productie 7 heeft [eisende partij] een handgeschreven en door [gedaagde partij 1] ondertekend document overgelegd, dat – voor zover van belang – luidt:

Schuldbekentenis
Hierbij verklaar ik,
[gedaagde partij 1](…)
Een schuld te hebben aanDe heer [eisende partij](…)
De schuld bedraagt € 205.000,-
zegge tweehonderdenvijfduizend euro
Deze schuldbekentenis is opgesteld door ondergetekende, [gedaagde partij 1] , op 13 juli 2023(…)”.
2.8.
[eisende partij] heeft in verband met zijn vordering verschillende conservatoire (derden)beslagen laten leggen ten laste van [gedaagde partij 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – samengevat – primair een verklaring voor recht dat [gedaagde partij 1] heeft erkend dat hij € 205.000,00 aan [eisende partij] verschuldigd is, althans (subsidiair) een verklaring voor recht dat [gedaagde partij 1] € 205.000,00 aan [eisende partij] verschuldigd is. Verder vordert [eisende partij] betaling door [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] van € 205.000,00 en buitengerechtelijke kosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde partij 1] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hebben de vordering van [eisende partij] niet betwist. Mr. R.P.C. Smit heeft zich bij B2-formulier van 11 september 2023 gesteld en bij B2-formulier van 21 september 2023 onttrokken als advocaat van [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] . Er heeft zich namens [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] geen nieuwe advocaat gesteld, zij hebben geen conclusie van antwoord genomen.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht
4.1.
[eisende partij] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde partij 1] (primair: heeft erkend dat hij) € 205.000,00 aan [eisende partij] verschuldigd is. Daarnaast vordert hij ook betaling van dit bedrag. Nu, zoals hierna zal blijken, de vordering tot betaling toewijsbaar is, heeft [eisende partij] geen belang (meer) bij de verklaring voor recht. [eisende partij] heeft het belang van een afzonderlijke verklaring voor recht overigens ook niet gemotiveerd. De verklaring voor recht zal vanwege het ontbreken van belang worden afgewezen (artikel 3:303 BW).
Betaling
4.2.
[eisende partij] vordert betaling door [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] van € 205.000,00. Daaraan legt hij ten grondslag dat hij schade heeft geleden als gevolg van wanprestatie en onrechtmatig handelen door [gedaagde partij 1] . [eisende partij] stelt dat [gedaagde partij 1] heeft nagelaten namens [eisende partij] belastingaangiftes in te dienen dat [gedaagde partij 1] heeft gefraudeerd, hetgeen heeft geresulteerd in boetes en een schuld van [eisende partij] aan de Belastingdienst. Verder stelt [eisende partij] dat [gedaagde partij 2] op grond van artikel 1:94 (oud) BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de schuld (schadevergoeding) van [gedaagde partij 1] aan [eisende partij] , nu gedaagden in gemeenschap van goederen zijn gehuwd voor 1 januari 2018. De stellingen van [eisende partij] kunnen het gevorderde dragen. [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hebben de vordering van [eisende partij] niet betwist. Daarom zal deze vordering worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.3.
[eisende partij] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 3.388,00 toegewezen.
Beslag- en proceskosten
4.4.
De rechtbank begrijpt dat [eisende partij] de beslagkosten van [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] wil vorderen. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. [eisende partij] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. In verband met die toevoeging heeft hij de kosten voor de deurwaardersexploten niet aan de deurwaarder hoeven voldoen, zulks blijkt ook uit de overgelegde deurwaardersexploten. Het voor het beslagrekest betaalde griffierecht is in mindering gebracht op het in onderhavige bodemprocedure verschuldigde griffierecht en maakt daarom geen onderdeel uit van de beslagkosten. De beslagkosten worden vastgesteld op € 2.645,00 voor salaris advocaat (1 punt × € 2.645,00). Deze vergoeding voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de advocaat toegekende vergoeding.
4.5.
[gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [eisende partij] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eisende partij] . Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande worden [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] veroordeeld tot betaling aan [eisende partij] van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het hierna vast te stellen salaris van de advocaat. Deze vergoeding voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de advocaat toegekende vergoeding.
4.6.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
86,00
- verschotten dagvaarding
2,06
- salaris advocaat
2.645,00
(1 punt × € 2.645,00)
Totaal
2.733,06
4.7.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 205.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf tien werkdagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 3.388,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf tien werkdagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.645,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.733,06,
5.5.
veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.
ES/MS