ECLI:NL:RBGEL:2023:6798

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
05/160670-23 en 05/025041-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onttrekken kind aan ouderlijk gezag en mishandeling met gevangenisstraf

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van het onttrekken van zijn minderjarige zoontje aan het wettig gezag en van mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de man op meerdere momenten, tussen 26 en 30 juni 2023, zijn ex-partner heeft mishandeld en zijn zoontje heeft onttrokken aan het gezag van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit, namelijk de vernieling van een deur en een telefoon, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/160670-23 en 05/025041-22 (tul)
Datum uitspraak : 13 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juni 2023 in de gemeente(n) Arnhem en/of Neder-Betuwe,
althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk
een minderjarige, [zoon] , geboren op [geboortedatum 2] ,
heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende,
terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2023 tot en met 30 juni 2023 in de gemeente Arnhem
[aangeefster] een of meerdere malen heeft mishandeld door voornoemde [aangeefster]
- ( meermaals) (met kracht) op/tegen het lichaam te duwen (ten gevolge waarvan voornoemde [aangeefster]
ten val is gekomen), en/of
- ( meermaals) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te
slaan en/of te stompen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2023 tot en met 30 juni 2023 te Arnhem
opzettelijk en wederrechtelijk een (toilet)deur en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2. De officier van justitie heeft verder gesteld dat voor het onder feit 3 ten laste gelegde vrijspraak moet volgen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 2 en 3. De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot feit 1.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 2 aangevoerd dat verdachte zich aan aangeefster heeft ontworsteld en daarbij geen opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn of letsel aan aangeefster. Daarnaast zou het letsel gezien de leefstijl van aangeefster ook op een andere wijze veroorzaakt kunnen zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , p. 9;
- een schriftelijk bescheid, te weten de ‘Verklaring niet voorkomen in gezagsregister’ van 1 juli 2023, ongenummerd;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2023.
Feit 2
[aangeefster] (hierna: aangeefster) deed op 30 juni 2023 onder andere aangifte van mishandelingen op 26 juni 2023 en 30 juni 2023. Verdachte was op die dagen bij haar in haar woning in Arnhem aanwezig. Zij verklaarde dat zij op 26 juni 2023 op bed lag toen verdachte erachter kwam dat zij vreemd was gegaan. Verdachte trok aangeefster uit bed naar een andere slaapkamer toe. Daar werd aangeefster tegen de muur geduwd door verdachte. Onderweg van de ene naar de andere slaapkamer heeft iets het rechteroog van aangeefster geraakt, waardoor dit oog blauw werd. Ook op 30 juni 2023 duwde verdachte aangeefster tegen de muur van de slaapkamer. Daarnaast duwde verdachte haar tegen de grond. Dit deed erg pijn aan haar rug. Toen verdachte tegen aangeefster zei dat hij samen met hun zoontje [zoon] weg zou gaan en aangeefster zei dat hij [zoon] niet mee mocht nemen, pakte verdachte aangeefster bij haar kraag. Aangeefster voelde dat verdachte haar tegen haar hoofd sloeg. Dit deed erg pijn. [2]
Op 1 juli 2023 werd aangeefster aanvullend gehoord. Zij verklaarde dat zij een blauw oog had omdat verdachte haar de kamer uit sleurde. Door de hectiek en chaos herinnerde zij zich niet of ze tegen een kast was gekomen of dat verdachte haar had geslagen. Over de wond op haar rug verklaarde aangeefster dat toen verdachte haar bij haar armen pakte en tegen de grond duwde, zij iets in haar rug voelde. Het kon volgens aangeefster goed zijn dat het speelgoed van haar zoontje was, omdat ze op dat moment in zijn slaapkamer waren. [3]
Als bijlage bij de aangifte zijn afbeeldingen van het letsel van aangeefster gevoegd. De rechtbank heeft waargenomen dat op een van deze afbeeldingen een persoon met een blauw oog is te zien. Op andere afbeeldingen is een verwonding op de rug te zien. [4]
Op 30 juni 2023 bezochten verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in het kader van een buurtonderzoek met betrekking tot een mishandeling op de [adres 2] , de woningen aan de [straat] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] in Arnhem. Verbalisant [verbalisant 1] was tijdens dit buurtonderzoek aanwezig bij de woning aan de [straat] [huisnummer] en sprak daar met mevrouw [getuige] . [getuige] verklaarde dat zij de afgelopen dagen vaker ruzie vanuit de woning van de buren hoorde. Eén of twee dagen eerder was er volgens [getuige] een dusdanige ruzie dat zij gestommel, geschreeuw en au-geroep uit de woning hoorde komen. Zij hoorde de buurvrouw schreeuwen. Zij hoorde ook dat er iemand tegen de muur werd gegooid of hard werd geduwd. Zij hoorde later dat de buurvrouw haar moeder belde en zei dat zij was geslagen. Op 30 juni 2023 hoorde [getuige] een soortgelijke situatie vanuit de woning komen. Weer hoorde zij geschreeuw. [getuige] hoorde wederom de buurvrouw bellen dat zij geslagen werd. Niet veel later zag zij de buurman met het kind op de arm voor haar woning langs lopen. [5]
Op 2 juli 2023 werd de moeder van aangeefster, [moeder] , als getuige gehoord. Zij verklaarde dat aangeefster een blauw oog had, omdat verdachte haar uit bed had getrokken en zij toen tegen een kastje was gekomen. Daarnaast verklaarde zij dat aangeefster haar op 26 juni 2023 had gebeld. Aangeefster huilde tijdens dat gesprek en vertelde getuige dat zij door verdachte uit bed was getrokken. Verdachte heeft getuige die dag ook gebeld. Hij gaf toe dat hij aangeefster had geslagen, aldus de getuige. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op zowel 26 juni 2023 en 30 juni 2023 bij aangeefster was. Op 26 juni 2023 kwam hij erachter dat aangeefster vreemd was gegaan en toen ontstond er een discussie. Hij verliet de woning. Hij zag een dag later dat aangeefster een blauw oog had. Op 30 juni 2023 kwam hij bij aangeefster om zijn koffer te pakken. Ook toen ontstond er een discussie. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij op beide dagen aangeefster heeft weggeduwd. [7] Verdachte heeft verklaard dat hij zich telkens moest loswurmen van aangeefster. Het was volgens hem aangeefster die op beide dagen schreeuwde.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 26 en 30 juni 2023 bij aangeefster in de woning was. Op beide dagen is er ruzie tussen verdachte en aangeefster ontstaan. De rechtbank ziet zichzelf voor de vraag gesteld of verdachte aangeefster tijdens deze ruzie (opzettelijk) heeft geslagen en/of geduwd.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Aangeefster heeft op twee momenten een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen op 26 en 30 juni 2023. De rechtbank stelt vast dat aangeefster consistent over de gebeurtenissen heeft verklaard. Tevens is de verklaring van aangeefster concreet. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster verder authentiek, omdat zij niet de indruk wekt het gebeurde aan te dikken. Zo verklaarde aangeefster dat zij niet weet of het blauwe oog is ontstaan doordat verdachte haar op 26 juni 2023 heeft geslagen of doordat ze tegen een kast is gekomen. Op 26 juni 2023 heeft aangeefster direct haar moeder gebeld en hetzelfde over deze gebeurtenis aan haar moeder verteld. Daarnaast heeft zij op 30 juni 2023 direct na het gebeurde contact gehad met de politie. De verbalisant relateert daarover dat aangeefster bij het openen van de voordeur hevig in paniek was en pas rustig werd toen helder werd dat de politie verdachte in de auto aan het volgen was. Zij verklaarde toen onder meer dat zij door verdachte was mishandeld. De verbalisant zag bij aangeefster het volgende letsel: een blauw oog, een blauwe arm met een striem en op haar rug een striem die nog bloedde. Aangeefster verklaarde tevens dat zij op de achterkant van haar hoofd was geslagen. [8] Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en daarom bruikbaar voor het bewijs.
Vervolgens moet de rechtbank bepalen of voor de verklaring van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is dat afkomstig is van een andere bron.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangeefster dat verdachte haar tegen de grond heeft geduwd, waardoor zij iets in haar rug voelde, past bij het letsel dat op haar rug is waargenomen. Daar komt bij dat buurvrouw [getuige] heeft verklaard au-geroep te hebben gehoord en tevens heeft zij gehoord dat er bij de buren iemand tegen de muur werd gegooid of hard geduwd. Ook op 30 juni 2023 hoorde zij een soortgelijke situatie bij de buren. Op beide dagen heeft [getuige] aangeefster bellend horen zeggen dat zij was geslagen. Getuige [moeder] heeft verklaard dat zij op 26 juni 2023 door haar dochter is gebeld en dat haar dochter vertelde dat ze door verdachte uit bed was getrokken. Haar dochter huilde heel hard en vertelde dat ze weer was mishandeld door verdachte.
[getuige] heeft verklaard dat het ging over ‘gisteren of eergisteren’, hetgeen zou inhouden dat het gaat om 28 of 29 juni 2023, nu het buurtonderzoek waarbij zij dit heeft verklaard op 30 juni 2023 was. Echter, gelet op de verklaring van verdachte zelf dat hij op 26 juni 2023 bij aangeefster was en dat zij toen ruzie hadden waarbij is geschreeuwd en de verklaring van getuige [moeder] dat zij op 26 juni 2023 door haar dochter is gebeld en haar dochter toen huilde en vertelde door verdachte te zijn mishandeld, gaat de rechtbank ervan uit dat getuige [getuige] zich in de dag heeft vergist en dat haar verklaring ziet op 26 juni en 30 juni 2023. De verklaring van [getuige] steunt dan ook de verklaring van aangeefster.
De bij aangeefster geconstateerde blauwe plek aan haar oog past daarnaast ook bij haar verklaring dat zij is geslagen. Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het dossier voldoende (steun)bewijs bevat voor de conclusie dat verdachte aangeefster in de periode van 26 tot en met 30 juni 2023 (met kracht) heeft geduwd en geslagen. Dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van pijn of letsel aan aangeefster en zich enkel heeft los gewurmd, zoals verdachte heeft verklaard, is gelet op de hiervoor aangehaalde verklaring van [getuige] niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster in voornoemde periode meermalen heeft mishandeld.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de deur van het toilet en de vernieling van de telefoon van aangeefster. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 juni 2023 in de gemeente
(n
)Arnhem en
/ofNeder-Betuwe
,
althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk
een minderjarige, [zoon] , geboren op [geboortedatum 2] ,
heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag
en/of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende,
terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 26 juni 2023 tot en met 30 juni 2023 in de gemeente Arnhem
[aangeefster]
een ofmeerdere malen heeft mishandeld door voornoemde [aangeefster]
-
(meermaals
) (met kracht
) op/tegen het lichaam te duwen
(ten gevolge waarvan voornoemde [aangeefster]
ten val is gekomen),en
/of
-
(meermaals) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd
, althans op/tegen het lichaamte
slaan
en/of te stompen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is;
feit 2:
mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Daarnaast heeft de raadsman een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte en heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al eerder in aanraking met politie en justitie is geweest voor het plegen van geweldsdelicten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van zijn minderjarige zoontje aan het over hem gestelde gezag. Daarnaast heeft hij zijn ex-partner en de moeder van zijn zoontje op twee momenten mishandeld. Dit alles gebeurde in de periode van 26 juni tot en met 30 juni 2023, terwijl verdachte op 30 mei 2023 nog werd veroordeeld voor het plegen van een poging tot doodslag op zijn zoontje. Verdachte werd hierbij onder andere veroordeeld tot een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. In het kader van die voorwaardelijke straf moest verdachte zich aan algemene en bijzondere voorwaarden houden, waaronder uiteraard het niet plegen van strafbare feiten. Nog geen maand na deze veroordeling heeft verdachte zijn (ex-)partner en de moeder van zijn zoontje mishandeld.
Vier dagen na de eerste mishandeling ontstond er wederom een ruzie tussen verdachte en aangeefster, waarbij verdachte zijn, inmiddels ex-, partner opnieuw heeft mishandeld. De mishandelingen hebben plaatsgevonden in de woning van aangeefster, terwijl hun minderjarige zoontje ook in de woning aanwezig was. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig behoort te voelen. Verdachte heeft door aldus te handelen inbreuk gemaakt op dat gevoel van veiligheid en op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Na de tweede mishandeling nam verdachte zijn zoontje mee, zonder toestemming van zijn ex-partner, de moeder van zijn zoontje – die als enige het wettelijk gezag over het jongetje had. Verdachte zei daarbij “weet als ik [zoon] mee neem, dan heb je niemand meer”. Dit moet heel beangstigend voor aangeefster zijn geweest. De politie was ingeschakeld en zag vervolgens verdachte rijden op de snelweg. Verdachte reed met een veel te hoge snelheid en vertoonde agressief rijgedrag. Uiteindelijk heeft de politie verdachte met zijn zoontje bij zijn moeder thuis aangetroffen en hebben zij het jongetje terug kunnen brengen naar de moeder.
Een reeks schokkende gebeurtenissen, die een maand na de veroordeling voor het plegen van een poging tot doodslag op zijn zoontje plaatsvonden.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van de deskundigen [psycholoog 1] en [psycholoog 2] (GZ-psychologen) van 11 oktober 2023. Zij hebben in hun rapportage geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is volgens de deskundigen een jongeman met een -onrijpe- persoonlijkheid met enige beperkingen in de zelfsturing en identiteit, bij wie problemen met impulscontrole, emotieregulatie en conflicthantering te zien zijn. Er is een duurzaam patroon van symptomen zichtbaar die hinder en gedragsproblemen veroorzaken, maar dat vanwege de onrijpheid en jonge leeftijd van de persoon nog niet volledig voldoet aan de criteria voor een van de stoornissen in de categorie persoonlijkheidsstoornissen. De andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis laat vermijdende, narcistische en antisociale kenmerken zien. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van deze problematiek. Vanwege de gediagnosticeerde problematiek is verdachte in de situatie waarin hij al lang onder grote druk stond, en plots geconfronteerd werd met de ontrouw van zijn partner niet meer in de mogelijkheid geweest om zijn emoties te reguleren en zijn gedrag adequaat te controleren en sturen. Verdachte is volgens de deskundigen gebaat bij een voortzetting van ambulante behandeling.
De rechtbank kan zich met het advies van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportage over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal bij de strafoplegging daarom rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Ook de reclassering heeft een recent advies over verdachte uitgebracht. Uit dit reclasseringsadvies van 15 november 2023 blijkt onder andere dat verdachte sinds april 2022, na het geweldsdelict op zijn zoon, onder toezicht staat van de reclassering. Bij een veroordeling is het advies om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod).
Gezien de ernst van de strafbare feiten acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank mede acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, opleggen. Anders dan de reclassering adviseert, zal de rechtbank in deze zaak geen deels voorwaardelijke straf opleggen. Verdachte loopt in een proeftijd waaraan (dezelfde) bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opnieuw opleggen van deze voorwaarden.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/025041-22)

De rechtbank heeft verdachte op 30 mei 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1095 dagen.
De officier van justitie vordert de gedeeltelijke tenuitvoerlegging, te weten zes maanden, van die straf, nu verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Daarnaast vordert de officier van justitie een wijziging van de bijzondere voorwaarden, te weten het toevoegen van een contactverbod met aangeefster [aangeefster] .
De raadsman heeft bepleit dat de duur van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging moet worden beperkt tot twee maanden en heeft in dat verband gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen contactverbod aan de bijzondere voorwaarden moet worden toegevoegd. Verdachte en aangeefster hebben samen een kind en in dat kader is contact noodzakelijk.
Gedeeltelijke toewijzing
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Dit betekent dat de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in principe geheel ten uitvoer kan worden gelegd. Verdachte heeft zich immers binnen één maand na de veroordeling opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere strafbare feiten, waaronder opnieuw geweldsdelicten en bovendien een feit waarbij opnieuw zijn zoontje betrokken was. De rechtbank ziet, mede gelet op hetgeen over verdachte is opgemerkt in de Pro Justitia rapportage en het belang van voortzetting van de ambulante behandeling, echter aanleiding te bevelen dat de straf gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd, namelijk voor een periode van zes maanden. Het resterende voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur voor de verdachte om zich nu echt aan de algemene en bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank is van oordeel dat wijziging van de bijzondere voorwaarden onvoldoende noodzakelijk is gebleken. De rechtbank zal daarom geen contactverbod aan de bijzondere voorwaarden toevoegen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57, 279 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de op 30 mei 2023 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten
6 maanden gevangenisstraf(parketnummer
05/025041-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van Leeuwen (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. S.A. van den Toorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023297004, gesloten op 2 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , p. 8-9.
3.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 12.
4.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 29 november 2023.
5.Het proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoek, p. 28.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [moeder] , p. 36-37.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2023.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42-43.