ECLI:NL:RBGEL:2023:6796

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
05/206942-23 en 05/251118-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot zware mishandeling met onvoorwaardelijke ISD-maatregel

Op 14 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond plaats in Arnhem, waar de verdachte, geboren in 1988 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.G. Peerik. De tenlastelegging omvatte het slaan van de aangever met een fles, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor diefstal en sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte door het gebruik van een zware glazen fles op het hoofd en de mond van de aangever een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van het feit. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan smartengeld aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, nu de ISD-maatregel werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/206942-23 en 05/251118-22 (tul)
Datum uitspraak : 14 december 2023
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. C.G. Peerik, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2023 te Nijmegen,
een telefoon en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreigding met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meermalen, althans eenmaal, (met een fles) in/tegen de mond, althans in het gezicht en/of op het hoofd van die [aangever] te slaan en/of stompen en/of
- die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen: ‘al je spullen achter laten’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2023 te Nijmegen, aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebitsletsel een of meer wond(en) in het gezicht, althans het gelaat, en/of met blijvend(e) litteken en/of ontsiering heeft toegebracht, door voornoemde [aangever] met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, (met een fles) in/tegen de mond, althans in het gezicht en/of op het hoofd van die [aangever] te slaan en/of stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2023 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel tot te brengen met dat opzet (met kracht) voornoemde [aangever] meermalen, althans eenmaal, (met een fles) in/tegen de mond, althans in het gezicht en/of op het hoofd van die [aangever] heeft geslagen en/of gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 augustus 2023 te Nijmegen [aangever] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met een fles) in/tegen de mond, althans in het gezicht en/of op het hoofd van die [aangever] te slaan en/of stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde, te weten een poging tot zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor het primair tenlastegelegde bepleit. Voor het overige heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer, dan wel noodweerexces toekomt.
Beoordeling door de rechtbank
Primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor een diefstal, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde. Het dossier bevat geen stukken waaruit kan worden afgeleid dat het letsel van aangever als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren is.
Meer subsidiair
Aangever [aangever] heeft verklaard dat een man genaamd [verdachte] hem op 18 augustus 2023 in Nijmegen met een fles op zijn hoofd en mond heeft geslagen. Aangever had door de klap op zijn mond een losse tand in zijn mond zitten. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever twee tikken met een fles heeft gegeven en hem op zijn kaak heeft geraakt. [3]
De rechtbank acht op grond van de voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte aangever tweemaal met een fles op het hoofd en de mond/kaak heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aangever met de fles meermalen op zijn hoofd en mond/kaak te slaan bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Het betreft een zware glazen fles en er is geslagen tegen het hoofd en de mond/kaak van aangever. Het hoofd is een zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van glas gericht op die plek ertoe kan leiden dat een persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt. De rechtbank acht de onder meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 augustus 2023 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel tot te brengen met dat opzet (met kracht) voornoemde [aangever]
meermalen,
althans eenmaal, (met een fles
) in/tegen de mond,
althans in het
gezichten
/ofop het hoofd van die [aangever] heeft geslagen
en/of
gestomptterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor het slagen van een beroep op noodweer is vereist dat de handeling van de verdachte wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging “is geboden door de noodzakelijke verdediging” worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Deze eisen hebben betrekking op de vraag of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, respectievelijk op de vraag of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een beroep op noodweer toekomt, aangezien er sprake was van (een onmiddellijke dreiging van) een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf van verdachte door aangever. Verdachte heeft verklaard dat hij midden in de nacht werd lastiggevallen door aangever, dat aangever fysiek agressief gedrag vertoonde en drugs van hem wilde hebben. Op enig moment zou aangever zijn fiets hebben opgetild en deze richting verdachte hebben geprobeerd te gooien, waarna aangever twee tikken met een fles heeft uitgedeeld.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. Uit de verklaringen van aangever en verdachte en de getuigenverklaring van [getuige] blijkt dat sprake was van een botsing tussen aangever en verdachte. De lezingen lopen uiteen over wat er daarna is gebeurd.
De lezing van verdachte dat sprake was van een agressieve daad van aangever met een fiets wordt niet ondersteund door andere stukken in het dossier. Verdachte heeft hierover bovendien wisselend verklaard. Ten tijde van zijn verhoor op 18 augustus 2023 heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij eten wilde halen toen hij werd aangehouden en niks verkeerds had gedaan. Opeens zou aangever op hem af zijn gekomen. Pas later verklaarde verdachte dat hij en aangever ruzie kregen en dat aangever een fiets op hem wilde gooien, waarna verdachte hem heeft geslagen.
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van noodweerexces.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie de bespreking van het beroep op noodweer onder punt 5), zodat het beroep op noodweerexces reeds om die reden niet kan slagen. De rechtbank verwerpt gelet daarop het verweer.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door aangever meermalen met een glazen fles tegen zijn hoofd en mond/kaak te slaan. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Het slachtoffer heeft aan dit feit letsel overgehouden. Bovendien veroorzaakt dergelijk geweld gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat hij, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 november 2023, reeds diverse malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Uit het reclasseringsadvies van 16 november 2023 komt naar voren dat verdachte op de lijst van zeer actieve veelplegers staat en wordt besproken in het Zorg- en Veiligheidshuis Nijmegen. Aan hem werd reeds eerder een ISD-maatregel opgelegd, namelijk in 2019. Hij voldoet inmiddels wederom aan alle criteria. Verdachte pleegt vooral vermogensdelicten (al dan niet met geweld) om in zijn levensonderhoud en middelengebruik te voorzien. Hierbij kan hij onder invloed van middelen of wanneer hij afkickverschijnselen heeft, agressief gedrag laten zien. Verdachte heeft instabiliteit op meerdere leefgebieden. Zo heeft hij geen dagbesteding en huisvesting, heeft hij financiële problemen, een negatief sociaal netwerk en zowel psychische- als verslavingsproblematiek. Ondanks diverse pogingen vanuit de reclassering is het verdachte niet gelukt om gedragsverandering te bereiken. Het lukte hem niet zich aan afspraken te conformeren en de reclassering had geen zicht op hem. Daarnaast is sprake van een pro-criminele houding. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, nu geen mogelijkheden meer worden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Het NIFP geeft in haar advies van 4 oktober 2023 aan dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt dat de ISD-maatregel kan worden opgelegd als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38m, eerste lid, onder 1° en 2°, van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. Bewezen is verklaard dat het door verdachte begane feit (namelijk de poging tot zware mishandeling) een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan dit feit ten minste drie (of meer) keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel, of een vrijheidsbeperkende maatregel is veroordeeld, dan wel aan hem onherroepelijk een taakstraf is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Gelet op het voorgaande moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal plegen. De rechtbank verwijst hiervoor naar haar overweging betreffende het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies en het strafblad van verdachte. Nu eerdere veroordelingen niet hebben voorkomen dat verdachte misdrijven pleegt, eist de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive de oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van goederen en personen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De rechtbank is van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Er is bij verdachte ook sprake van verslaving en/of andere problematiek. Omdat het plegen van strafbare feiten hiermee samenhangt, strekt de maatregel er ook toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek dan wel van die andere problematiek.
Gelet voorts op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van verdachte, alsook om tot een zo optimaal mogelijke behandeling van de problematiek van verdachte te komen, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren opleggen.
Om de behandelmogelijkheden in het kader van de op te leggen maatregel niet te doorkruisen, heeft de rechtbank bij het bepalen van deze duur geen rekening gehouden met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met het bewezenverklaarde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag gematigd dient te worden, nu het causaal verband met een deel van de verloren tanden onvoldoende vaststaat.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot zware mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank ziet voldoende causaal verband tussen het slaan met de fles op de kaak met de fles en het losraken van één tand. Dat die tand los zat volgt ook uit de aangifte, de bij de aangifte gevoegde foto en de verklaring van de tandarts. Ten aanzien van de overige tanden geldt dat zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld dat de oorzaak is gelegen in het slaan door verdachte met de fles, mede omdat uit het stuk van de tandarts volgt dat er op dat moment slechts sprake was van één losse tand en dat verdachte bovendien reeds behoorlijke tandvleesproblemen had en dat hij zijn gebit vanwege verslavingsproblematiek niet goed had onderhouden. Gelet daarop zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag baseren op de veronderstelling dat door het geweld van verdachte één tand is losgeraakt. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 800,00 vaststellen. Om te kunnen vaststellen dat het slaan met de fles door verdachte ook het andere gebitsletsel heeft veroorzaakt zal verder onderzoek noodzakelijk zijn, wat een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 18 augustus 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/251118-22)

De politierechter heeft verdachte op 8 december 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen indien aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd. Indien tot een andere afdoening wordt gekomen, verzoekt de officier van justitie de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
Nu aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf thans niet opportuun. Zij zal daarom de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 800,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] een bedrag te betalen van € 800,00 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 16 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 8 december 2022 voorwaardelijk opgelegde straf (parketnummer 05/251118-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. M. Wevers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023377505, gesloten op 20 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 10-11, proces-verbaal van bevindingen, p. 35..
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 98.