ECLI:NL:RBGEL:2023:6793

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
AWB-23_1561
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten in strijd met ruimtelijke ordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel heeft de omgevingsvergunning op 10 november 2021 geweigerd, en dit besluit is in stand gebleven na het bezwaar van eisers op 15 februari 2022. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2023 behandeld, waarbij ook andere gelijktijdige beroepen aan de orde kwamen.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning in strijd is met het inpassingsplan ‘Tuinbouw Bommelwaard’. Eisers hebben een tuinbouwbedrijf en hebben kamers gerealiseerd voor arbeidsmigranten, maar het college heeft geconstateerd dat deze huisvesting in strijd is met de regels van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen zonder de eisers opnieuw de kans te bieden om de aanvraag aan te vullen, aangezien er meerdere gebreken aan de aanvraag kleven.

Eisers hebben ook aangevoerd dat zij erop mochten vertrouwen dat de omgevingsvergunning zou worden verleend, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een toezegging van het college. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het college in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres]en [eiseres], gevestigd te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. D. Pool),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel

(gemachtigde: mr. S.M.J. Thijssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de weigering van de omgevingsvergunning.
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 10 november 2021 geweigerd. Met het bestreden besluit van 15 februari 2022 op het bezwaar van eisers is het college bij de weigering gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. gelijktijdig met de beroepen tussen partijen in de zaken ARN 21/5169 en 22/1118, waarin de rechtbank ook gelijktijdig uitspraak doet. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A.C. Bragt als waarnemer van de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank acht het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is de achtergrond?
4. [eiseres] exploiteert een tuinbouwbedrijf aan de [locatie] in [woonplaats]. Het bedrijf heeft in totaal [locatie] kamers gerealiseerd voor de huisvesting van arbeidsmigranten die bij het bedrijf werkzaam zijn. In de loods aan de [locatie] kunnen 8 personen verblijven en in het pand aan de [locatie] kunnen 16 personen verblijven.
5. Het college heeft in augustus 2020 geconstateerd dat op de adressen arbeidsmigranten worden gehuisvest in strijd met het inpassingsplan ‘Tuinbouw Bommelwaard’. Daarom heeft het college aan [eiseres] en [eiseres] op 12 maart 2021 een last onder dwangsom opgelegd, voor het beëindigen van de overtreding in de panden aan de [locatie] en [locatie].
6. Eisers hebben op 5 juli 2021 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor huisvesting van arbeidsmigranten op het adres [locatie].
7. Het perceel heeft volgens het inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard (hierna: inpassingsplan) de enkelbestemming Agrarisch-Tuinbouw, de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4, de functieaanduiding bedrijfswoning en de gebiedsaanduiding overige zone-intensiveringsgebied.
8. Partijen zijn het erover eens dat de aangevraagde huisvesting in strijd is met de regels van het inpassingsplan. De omgevingsvergunning is daarom aangevraagd voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’. [1] De omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat hij van mening is dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de arbeidsmigranten.
Heeft het college in redelijkheid de omgevingsvergunning geweigerd?
9. Eisers voeren aan dat het college de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Het college had eisers de mogelijkheid moeten bieden om de aanvraag aan te vullen of aan te passen. Eisers konden de aanvraag aanpassen en waren daar ook toe bereid.
9.1.
Uit de motivering bij de weigering van de omgevingsvergunning blijkt dat de aanvraag voor wat betreft ‘bouwen’ niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012. [2] De brandweer heeft op 19 augustus 2021 een eerste advies uitgebracht, waarna eisers de mogelijkheid hebben gekregen om de aanvraag aan te vullen. Eisers hebben dat ook gedaan op 17 september 2021. De aanvulling is doorgezonden aan de brandweer die op 13 oktober 2021 weer advies heeft uitgebracht. De brandweer komt tot het advies om de vergunning niet te verlenen maar de aanvraag te laten aanpassen zoals in bijlage 2 bij het advies. Het college heeft de aanvraag daarop afgewezen.
9.2.
Het college overweegt in het primaire besluit dat het gaat om de brandveiligheid en dat dit een dermate belangrijk aspect is dat hij geen mogelijkheid ziet om af te wijken van het advies van de brandweer. Het bieden van een mogelijkheid tot aanpassing van de aanvraag is niet aan de orde, omdat het college ook niet wil afwijken van het inpassingsplan. In het verweerschrift licht het college verder toe dat aan de aanvraag meerdere gebreken kleven waardoor het enkel aanpassen/aanvullen van de aanvraag met een goede versie van het Bouwbesluitrapportage niet voldoende zou zijn om daarmee alsnog de omgevingsvergunning te kunnen verlenen. Het motiveringsgebrek voor het kunnen afwijken van het bestemmingsplan zou daarmee niet worden opgelost. En eisers zouden daarnaast nog aantoonbaar moeten maken dat de aanvraag zou voldoen aan het ‘Beleid huisvesting arbeidsmigranten Zaltbommel’. De aanvraag voldeed ook op dat punt niet, onder andere op de vereisten voor daglicht en een goede buitenruimte, zodat ook al op dat punt de omgevingsvergunning niet verleend kon worden.
9.3.
De rechtbank overweegt dat het college aan eisers al een keer de mogelijkheid heeft geboden om de aanvraag aan te vullen en dat het college niet verplicht is om die mogelijkheid nog een keer te bieden, ook al heeft de brandweer dat geadviseerd. Daarbij ziet het advies van de brandweer maar op een gedeelte van de aanvraag, terwijl het college ook op andere punten gebreken zag, die niet gemakkelijk weg te nemen waren met een aanvulling van de aanvraag. Het college heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen zonder een nieuwe aanvullingsmogelijkheid te bieden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van schending van het vertrouwensbeginsel?
10. Eisers voeren aan dat zij erop mochten vertrouwen dat een omgevingsvergunning zou worden verleend, omdat het college in de last onder dwangsom van 12 maart 2021 de mogelijkheid heeft gegeven om een aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen. Door die mogelijkheid te bieden, is het vertrouwen gewekt dat de omgevingsvergunning ook verleend zou worden. Daarbij speelt mee dat de situatie al jarenlang bestaat en dat het college daarvan ook op de hoogte was.
10.1.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat die uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend.
10.2.
Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan over het vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht. [3] In deze uitspraak wordt een stappenplan geïntroduceerd. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, namelijk de vraag of die uitlating en/of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen en, zo ja, wat de betekenis daarvan is voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid. Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend.
10.3.
De rechtbank is van oordeel dat de eerste stap uit het hierboven beschreven stappenplan niet kan worden gezet. Uit de door eisers beschreven achtergrond blijkt dat het college bereid was om een aanvraag voor een omgevingsvergunning in behandeling te nemen. Dat is ook gebeurd. Dat het college daartoe bereid is, betekent echter niet dat daarmee ook de toezegging is gedaan dat de omgevingsvergunning daadwerkelijk zou worden verleend als een aanvraag zou worden ingediend. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van 15 februari 2022 in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Gerwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wabo.
2.Artikel 2.10, eerste lid, onder a van de Wabo.
3.ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.