ECLI:NL:RBGEL:2023:6778

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
05-128809-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontuchtige handelingen met zwaar demente vrouw in verpleeghuis

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werkzaam was in een verpleeghuis. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden wegens ontuchtige handelingen met een zwaar demente vrouw. De feiten vonden plaats op 30 oktober 2022, toen de verdachte, terwijl hij zorg verleende aan de vrouw, ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de kamer van de vrouw heeft betreden en handelingen heeft verricht die als ontuchtig zijn gekwalificeerd, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaring van een getuige, die de verdachte op heterdaad betrapte, als betrouwbaar aangemerkt. De verdachte heeft ontkend dat hij zijn geslachtsdeel heeft ontbloot, maar de rechtbank oordeelt dat de handelingen van de verdachte in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn kwetsbaarheid en het feit dat hij geen strafblad heeft. De rechtbank heeft ook een beroepsverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, zodat de verdachte niet meer in de zorg kan werken. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 497,00 aan smartengeld aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.128809.23
Datum uitspraak : 12 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Elst, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, aangezien die [slachtoffer] dementie in
een vergevorderd stadium had, door
- de kamer van die [slachtoffer] , die in haar bed lag, in zijn eentje te betreden en/of
- het bed van die [slachtoffer] van de muur te schuiven en/of tussen de muur en het bed te gaan staan en/of de bedhekken omlaag te doen en/of
- die [slachtoffer] op haar zij te draaien, waardoor zij met haar rug naar hem, verdachte, toe lag en/of haar nachtjapon omhoog te doen en/of haar luier uit te doen, waardoor haar onderlichaam geheel ontbloot was en/of
- de billen, althans het onderlichaam van die [slachtoffer] over de rand van het bed, althans omhoog en/of naar zich toe te trekken en/of
- terwijl hij ter hoogte van de billen, althans het onderlichaam van die [slachtoffer] stond, zijn broek en/of onderbroek open te doen en/of zijn penis uit zijn broek en/of onderbroek te halen althans zijn penis te ontbloten;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Elst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als verzorger bij een verzorgingstehuis, ontucht te plegen met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, aangezien die [slachtoffer] dementie in een vergevorderd stadium had,
- de kamer van die [slachtoffer] , die in haar bed lag, in zijn eentje heeft betreden en/of
- het bed van die [slachtoffer] van de muur heeft geschoven en/of tussen de muur en het bed is
gaan staan en/of de bedhekken omlaag heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer] op haar zij heeft gedraaid, waardoor zij met haar rug naar hem, verdachte, toe lag en/of haar nachtjapon omhoog heeft gedaan en/of haar luier uit heeft gedaan, waardoor haar
onderlichaam geheel ontbloot was en/of
- de billen, althans het onderlichaam van die [slachtoffer] over de rand van het bed, althans omhoog en/of naar zich toe heeft getrokken en/of
- terwijl hij ter hoogte van de billen, althans het onderlichaam van die [slachtoffer] stond, zijn broek en/of onderbroek open heeft gedaan en/of zijn penis uit zijn broek en/of onderbroek heeft
gehaald, althans zijn penis heeft ontbloot,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsvrouw heeft voor vrijspraak gepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd, kort samengevat, dat getuige [getuige 1] verkeerde conclusies heeft verbonden aan hetgeen zij zegt te hebben gezien. De verklaring van [getuige 1] kent verder interne tegenstrijdigheden en staat haaks op het verhaal van verdachte en zijn bedoeling. Bovendien biedt het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [getuige 1] . Tot slot ontbreekt het ontuchtige karakter aan de handelingen zoals die in de tenlastelegging zijn omschreven, gelet op de bedoeling die verdachte met die handelingen heeft gehad, namelijk het wassen van mevrouw [slachtoffer] en het zichzelf krabben omdat hij plotseling jeuk kreeg.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De rechtbank stelt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Mevrouw [slachtoffer] woont in verpleeghuis [verpleeghuis] . Zij was op 30 oktober 2022 [leeftijd] jaar oud. [2] Zij verblijft op de afdeling [afdeling 1] voor mensen met dementie in een vergevorderd stadium. [3] Verdachte was op 30 oktober 2022 werkzaam als ‘ [functie 1] ’ bij verpleeghuis [verpleeghuis] . [4]
Getuige [getuige 1] , werkzaam als [functie 2] op de afdeling [afdeling 1] , heeft verklaard dat verdachte op 30 oktober 2022 heeft geholpen bij de verzorging van patiënten. Op het moment dat [getuige 1] hoorde dat verdachte patiënte [slachtoffer] alleen aan het verzorgen was, is zij direct naar de kamer van [slachtoffer] (verder te noemen: [slachtoffer] ) gelopen. De verzorging van [slachtoffer] dient normaal gesproken door twee personen te gebeuren. Bij binnenkomst in de kamer van [slachtoffer] heeft [getuige 1] gezien dat de houding van [slachtoffer] niet natuurlijk was en anders dan normaal. [slachtoffer] lag op haar linkerzij met het gezicht naar de deur, terwijl zij altijd op haar rechterzij ligt met haar gezicht naar de muur. Het bed stond, anders dan normaal, van de muur af. Het bedrek was omlaag, terwijl het normaal gesproken omhoog staat. De ontblote billen van [slachtoffer] hingen over het bedrek heen. Ze hing met haar billen over de rand. De nachtjapon van [slachtoffer] was omhoog geschoven. [slachtoffer] was van onderen met wegwerpwashandjes schoongemaakt, terwijl hiervoor gewoonlijk een wasbak met water wordt gebruikt. Verdachte stond tussen het bed en de muur met zijn rug naar de muur en zijn gezicht naar de deur ter hoogte van de ontblote billen van [slachtoffer] . [getuige 1] heeft gezien dat verdachte snel “het hele handeltje”, zijn geslachtsdeel, in zijn broek stopte. Ze heeft gezien dat hij snel naar beneden greep en dat hij zijn “geval”, zijn geslachtsdeel, snel in zijn broek deed. Ze heeft zijn geslachtsdeel niet gezien, maar wel dat hij het snel opborg. [getuige 1] heeft gezien dat de gulp open en opzij en de broek van verdachte helemaal open stond. [getuige 1] was heel erg overstuur, “eigenlijk helemaal verdoofd”, en is naar kantoor gegaan, niet wetende wat te doen. [5]
Diezelfde dag, einde middag, heeft [getuige 1] schriftelijk aan de manager [afdeling 2] gemeld dat zij bij binnenkomst zag dat verdachte zijn geslachtsdeel snel in zijn onderbroek deed en zijn broek heel vlug weer dicht maakte, en dat [slachtoffer] heel raar op bed lag, met de billen naar de muurkant, over de bedrand heen. [6]
De volgende dag heeft [getuige 1] een gesprek gevoerd met de directeur en de manager [afdeling 2] . Blijkens de uitgewerkte geluidsopname van dit gesprek heeft [getuige 1] onder andere het volgende gemeld:
“Dus ik liep er naartoe en iets in me zei van wat raar weet je. Zo'n vrouw wil je gewoon niet alleen helpen. Dus ik, normaal klop ik altijd als ik naar binnen ga want ik wil mijn collega's niet de stuipen op het lijf jagen want je schrikt toch al als er in een keer iemand achter je staat. Instinctief liep ik gewoon rechtstreeks door naar binnen. En toen stopte hij zijn handeltje net in
de onderbroek en trok de broek op dus ik stond helemaal vernageld aan die vloer (…).” Op de vraag of [getuige 1] het geslachtsdeel van verdachte heeft gezien, heeft [getuige 1] geantwoord: “Ja want die, nou ik zag 'm niet maar hij stopte wel iets in de broek hij hield natuurlijk z'n hand
ervoor dus. (…) Zijn geslachtsdeel zag ik zelf niet maar wel dat ie dus dat ie m wel vasthield zeg maar.” Op de vraag of het geen zakdoek was, heeft [getuige 1] geantwoord: “Nee nee het was echt wel iets van wat ie in zijn broek stopte. Echt in de broek. (…) Hij hield m vast denk ik eeh. (…) Broek was open. (…) Open geknoopt, de rits open echt los zoals.” [7]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] op het moment dat hij de kamer binnenkwam op haar rechterzij lag, aan de uiterste zijde van het bed bij de muur en met haar gezicht naar de muur. Hij heeft vervolgens het bed van [slachtoffer] van de muur gehaald en het bedrek omlaag gedaan om [slachtoffer] beter te kunnen verschonen. Hij is tussen het bed en de muur gaan staan en heeft vervolgens [slachtoffer] op haar rug gedraaid om de buik en de schaamstreek schoon te maken. Hij heeft hiertoe de nachtjapon van [slachtoffer] omhoog geschoven en haar luier uit gedaan. Daarna heeft hij [slachtoffer] op haar linkerzij gedraaid om haar billen schoon te maken. Verdachte heeft [slachtoffer] iets naar zich toe getrokken om haar makkelijker te kunnen verzorgen, waarbij hij de billen van [slachtoffer] richting de bedrand heeft geschoven. Terwijl verdachte bezig was met de verzorging van [slachtoffer] is hij overvallen door een stekende jeuk in zijn schaamstreek. Hij heeft toen twee knoopjes van zijn spijkerbroek opengemaakt en over zijn onderbroek heen gekrabd. Vanwege het personeelstekort heeft verdachte niet de tijd genomen om naar de wc te gaan om te krabben. Hij wilde de verzorging snel voltooien, ook omdat er klachten waren over zijn werktempo. [8]
De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige, in dit geval getuige [getuige 1] die heeft verklaard over wat zij feitelijk heeft waargenomen. Voor een bewezenverklaring is noodzakelijk dat de verklaring in voldoende mate steun vindt in de overige bewijsmiddelen en dat deze verklaring niet op zich zelf staat. Uit vaste jurisprudentie volgt dat deze bepaling ziet op de tenlastelegging in zijn geheel en niet op ieder onderdeel van de tenlastelegging. Niet alle feitelijke handelingen van verdachte hoeven daarom te worden ondersteund door meerdere bewijsmiddelen.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden van welke feitelijke handelingen van verdachte kan worden uitgegaan.
De rechtbank constateert in dit verband dat verdachte de feitelijke waarnemingen van [getuige 1] heeft bevestigd, met uitzondering van de positie van de billen van [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat deze niet over de bedrand lagen, dat hij dat niet meer weet. Ook heeft verdachte ontkend dat hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en, bij binnenkomst van [getuige 1] , weer snel in zijn broek heeft gestopt.
De rechtbank acht de verklaring van [getuige 1] betrouwbaar. Haar verklaringen, als weergegeven in het e-mailbericht, de uitgewerkte geluidsopname van het gesprek en het proces-verbaal van getuigenverhoor zijn stellig, gedetailleerd en consistent. Zoals gezegd heeft verdachte ook grotendeels bevestigd dat haar feitelijke waarnemingen juist zijn. Niet alleen dat biedt steun aan de verklaring van [getuige 1] , maar ook de waarnemingen van [functie 1] / [functie 1] [getuige 2] . Zij heeft, toen ze bij [getuige 1] kwam, gezien dat [getuige 1] helemaal van de kaart was. Ze was helemaal overstuur en bleek. Voorts heeft ook zij gezien dat [slachtoffer] in een hele rare houding lag, die zij omschrijft als “een beetje gekanteld in de heup, dat de billen omhoog staan”. [9]
De rechtbank ziet geen aanleiding om de juistheid van de verklaring van [getuige 1] op onderdelen in twijfel te trekken. Anders dan de verdediging meent, doet de omstandigheid dat [getuige 1] het geslachtsdeel van verdachte niet heeft gezien niets af aan haar waarneming dat verdachte, op het moment dat zij binnen kwam, “zijn hele handeltje” terug stopte in zijn onderbroek, “dat ie m wel vast hield”. Goed denkbaar is immers dat verdachte zijn hand voor zijn geslachtsdeel heeft gehouden.
De alternatieve lezing van verdachte komt erop neer dat hij met zijn hand in zijn geopende broek in zijn schaamstreek aan het krabben was, over zijn onderbroek heen. De rechtbank stelt allereerst vast dat deze lezing niet overeenkomt met de (betrouwbaar geachte) waarnemingen van [getuige 1] die duidelijk maken dat het geslachtsdeel van verdachte buiten zijn onderbroek was. Verder valt niet in te zien dat het nodig was de broek te openen om jeuk in de schaamstreek te verhelpen, noch dat het, als dat al nodig was, niet mogelijk was dat te doen op een andere plek dan de plek waar verdachte zich op dat moment bevond, namelijk ter hoogte van de ontblote billen van [slachtoffer] . Opvallend is verder dat verdachte wisselend heeft verklaard. Blijkens het verslag van het gesprek dat verdachte op 31 oktober 2022 heeft gehad met de directeur en de manager [afdeling 2] heeft hij tegenover hen gemeld dat hij [slachtoffer] niet heeft verplaatst en ook dat hij met zijn hand in zijn onderbroek is gegaan om te krabben. Verdachtes verklaring ter terechtzitting wijkt hiervan wezenlijk af. De rechtbank is, gezien dit alles, van oordeel dat de alternatieve lezing van verdachte ongeloofwaardig is en zij schuift deze daarom terzijde.
De rechtbank concludeert dat kan worden uitgegaan van het volgende. Verdachte heeft de billen van [slachtoffer] over de bedrand getrokken. Terwijl hij ter hoogte van haar billen stond heeft hij zijn geslachtsdeel uit zijn onderbroek gehaald, ofwel ontbloot.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de voornoemde handelingen van verdachte als ontuchtig zijn aan te merken. Het gaat bij ontuchtige handelingen om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhoudingen tussen betrokkenen. De bedoeling van de dader is doorslaggevend. Niet is vereist dat er lichamelijke aanrakingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien, niet anders kan dan dat verdachte de voornoemde handelingen met een seksuele bedoeling heeft verricht. Gelet hierop, en gezien de verhouding tussen hem en de zwaar demente en bijzonder kwetsbare [slachtoffer] , zijn deze handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm en daarmee ontuchtig. Weliswaar heeft verdachte ook verzorgende handelingen verricht bij [slachtoffer] - zij was immers met wegwerpwashandjes schoongemaakt -, maar het over de bedrand trekken van de ontblote billen was daarvoor niet noodzakelijk. Overigens blijkt uit niets dat verdachte, op het moment dat hij werd overlopen, nog verzorgende handelingen aan het verrichten was bij [slachtoffer] .
De rechtbank komt tot de slotsom dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank merkt daarbij nog op dat het ten laste gelegde onderdeel dat ziet op het misbruik maken van een persoon in een kwetsbare positie, gezien de vergevorderde dementie, weliswaar feitelijk juist is, maar dat dit niet de toepasselijkheid van de strafverzwaringsgrond ex artikel 248, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht meebrengt, aangezien dit artikellid in dit geval niet van toepassing is.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks30 oktober 2022 te Elst, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg
en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt
en/of cliëntaan verdachtes
hulp en/ofzorg had toevertrouwd, zijnde een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, aangezien die [slachtoffer] dementie in
een vergevorderd stadium had, door
- de kamer van die [slachtoffer] , die in haar bed lag, in zijn eentje te betreden en
/of
- het bed van die [slachtoffer] van de muur te schuiven en
/oftussen de muur en het bed te gaan staan en
/ofde bedhekken omlaag te doen en
/of
- die [slachtoffer] op haar zij te draaien, waardoor zij met haar rug naar hem, verdachte, toe lag en
/ofhaar nachtjapon omhoog te doen en
/ofhaar luier uit te doen, waardoor haar onderlichaam geheel ontbloot was en
/of
- de billen
, althans het onderlichaamvan die [slachtoffer] over de rand van het bed
, althans omhoog en/of naar zich toete trekken en
/of
- terwijl hij ter hoogte van de billen
, althans het onderlichaamvan die [slachtoffer] stond, zijn broek
en/of onderbroekopen te doen en
/ofzijn penis uit zijn
broek en/ofonderbroek te halen,
althans zijn penis te ontbloten.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Werkzaam zijnde in de gezondheidszorg ontucht plegen met iemand die zich als
patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd.

6.De strafbaarheid van het feit / de verdachte

Het feit is strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft zij een beroepsverbod gevorderd ex artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht, in die zin dat het verdachte voor de duur van vijf jaren wordt verboden een beroep in de zorg uit te oefenen.
Het standpunt van de verdediging
Ingeval van bewezenverklaring heeft de raadsvrouw bepleit dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, in welk kader de reclassering kan bepalen of verdachte hulp nodig heeft. Daarnaast kan een werkstraf worden opgelegd. Een beroepsverbod is absoluut onnodig, aldus de raadsvrouw.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een zwaar demente en daarom bijzonder kwetsbare vrouw op leeftijd. Met zijn handelen heeft hij misbruik gemaakt van haar weerloosheid en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Bovendien moeten naasten erop kunnen vertrouwen dat bewoners van het verpleeghuis in goede handen en veilig zijn. Dit vertrouwen heeft verdachte ernstig geschaad. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 20 november 2023. Daaruit blijkt dat de reclassering, vanwege de ontkennende houding van verdachte, niet heeft kunnen adviseren of een toezicht en/of interventies nodig zijn. Ook heeft de reclassering het recidiverisico niet adequaat kunnen inschatten.
Op zichzelf rechtvaardigen de aard en de ernst van het feit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. De rechtbank heeft er echter ook oog voor dat verdachte een kwetsbaar persoon is. Dat komt naar voren uit het reclasseringsrapport, meer in het bijzonder uit de door zijn vader verstrekte informatie. In het verleden verricht diagnostisch onderzoek heeft uitgewezen dat verdachte destijds moeite had zijn gedrag te overzien en de gevolgen van zijn handelen onvoldoende inschatte. De rechtbank wil wel aannemen dat dat ook nu nog aan de orde is. Ook is toen een vorm van autisme vastgesteld. De rechtbank zal hiermee, alsook met het feit dat verdachte geen strafblad heeft, in vergaande mate rekening houden, meer dan de officier van justitie mogelijk al heeft gedaan. De rechtbank komt daarom tot een andere strafoplegging.
Gelet op de voormelde persoonlijke omstandigheden van verdachte, en gezien de omstandigheid dat de gevolgen van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer beperkt zijn gebleven (zonder daarmee iets af te doen aan het nare karakter van het feit), zal de rechtbank afzien van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een forse taakstraf opleggen. Nu de gevolgen van de inbreuk beperkt zijn gebleven, kan niet van een
ernstigeinbreuk op de lichamelijke integriteit worden gesproken, zodat het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan de na te melden bijzondere voorwaarden verbinden. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet in herhaling valt en dat hij de bijzondere voorwaarden zal nakomen.
Concluderend acht de rechtbank passend en geboden een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis bij niet verrichten, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren.
De aard en de ernst van het feit rechtvaardigen voorts de oplegging van een beroepsverbod. De rechtbank zal verdachte ontzetten uit het recht een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg uit te oefenen, voor de duur van vijf jaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het primair ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 497,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. Voorts heeft zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van smartengeld onder meer in het geval dat de benadeelde partij (op andere wijze) in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in de persoon (op andere wijze) moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en de schriftelijk op de schadevordering gegeven toelichting, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervóór genoemde categorie van artikel 6:106 BW valt. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon (op andere wijze) zonder meer kan worden aangenomen. De verdediging heeft de vordering ook overigens niet betwist en het gevorderde bedrag komt de rechtbank billijk voor. De vordering is daarom toewijsbaar.
Verdachte is met ingang van 30 oktober 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregelen is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als
algemene voorwaardendat:
  • verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
• stelt als
bijzondere voorwaardendat:
- verdachte zich uiterlijk vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis telefonisch zal melden bij Reclassering Nederland, gevestigd aan de Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB in Arnhem, telefoonnummer 088-8041401, voor het maken van een afspraak en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen bij een door de reclassering te bepalen zorginstelling, voor zover de reclassering dit nodig acht en zolang de reclassering dit, in overleg met de behandelaar, nodig acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader door de zorgverlener worden gegeven;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstrafvan
180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
Beroepsverbod
 veroordeelt verdachte daarnaast tot een bijkomende straf, te weten
ontzetting uit het rechttot directe of indirecte uitoefening van een beroep in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van vijf jaren;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van € 497,00 aan smartengeld te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 als (een deel van) dit bedrag niet wordt betaald, kunnen negen dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600ON_2022505543, gesloten op 16 mei 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 32.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 37.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 37.
6.E-mailbericht d.d. 30 oktober 2022, p. 43.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
8.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 66-67.