ECLI:NL:RBGEL:2023:6732

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
C/05/415499 / FA RK 23-543
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kinderalimentatie en zorgverdeling in een complexe gezinssituatie met eigen onderneming en winstdaling

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over kinderalimentatie en de zorgverdeling voor hun minderjarige dochter. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.W. van Schaijk, verzocht de rechtbank om de vader te veroordelen tot betaling van € 653,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter, met een ingangsdatum van 1 november 2022. De vader, bijgestaan door advocaat K. Coenders - El Dahri, verzocht om een lagere bijdrage van € 250,- per maand en stelde een zorgregeling voor waarbij hun dochter bij hem verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2023 zijn beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun dochter uitoefenen en dat zij in 2022 hun relatie hebben verbroken. De rechtbank heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de vader een bruto jaarwinst uit onderneming heeft van gemiddeld € 81.958,- en de moeder een netto besteedbaar inkomen van € 1.875,- per maand. De rechtbank heeft de behoefte van het kind vastgesteld op € 843,- per maand en de draagkracht van de vader op € 1.362,- per maand, terwijl de moeder een draagkracht heeft van € 109,- per maand.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader vanaf 17 februari 2023 een kinderalimentatie van € 653,- per maand moet betalen, met een verhoging naar € 693,- per maand per 1 januari 2024. Daarnaast is een voorlopige zorgverdeling vastgesteld waarbij de dochter eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij de vader verblijft. De overige verzoeken van de moeder zijn afgewezen, waaronder het verzoek om vervangende toestemming voor onderzoek naar de dochter. De rechtbank heeft de Raad verzocht om onderzoek te doen naar de zorgverdeling en de behoeften van het kind, met een pro forma zitting gepland op 18 juni 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/415499 / FA RK 23-543
Datum uitspraak: 13 december 2023
beschikking kinderalimentatie
in de zaak van
[verzoekster],
wonende [woonplaats] ,
hierna: de moeder,
advocaat mr. M.E.W. van Schaijk te Elst,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
advocaat: K. Coenders - El Dahri te Beuningen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 17 februari 2023;
- het journaalbericht van mr. Van Schaijk met bijlage, ingekomen bij de griffie op 31 maart 2023;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 21 april 2023;
- het verweer op het zelfstandig verzoek met aanvullend verzoek, ingekomen bij de griffie op 12 juni 2023;
- gewijzigd aanvullend verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 17 oktober 2023;
- het journaalbericht van mr. Coenders - El Dahri met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 20 oktober 2023.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 31 oktober 2023 zijn gehoord:
- de moeder bijgestaan door mr. M.E.W. van Schaijk;
- de vader, bijgestaan door mr. K. Coenders - El Dahri;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit de voormalige relatie van partijen is geboren de minderjarige:
[de minderjarige]op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige] .
2.2.
Uit de aantekening in het gezagsregister van 30 september 2013 blijkt dat de moeder en de vader gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uitoefenen.
2.3.
De ouders hebben in 2022 hun relatie verbroken.
2.4.
[de minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de vader te veroordelen over te gaan tot betaling aan de moeder van een bedrag van € 653,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , althans een bedrag als door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, primair met ingang van 1 november 2022 en subsidiair met ingang van heden (datum indiening verzoek), in de toekomst bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen.
Kosten rechtens.
3.2.
De moeder concludeert tot afwijzing van het (hieronder weergegeven) zelfstandige verzoek van de vader en bij (gewijzigd) aanvullend verzoek heeft de moeder verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • een regeling vast te stellen dat [de minderjarige] elke zaterdag van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] naar de moeder brengt;
  • ter verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen:
zomervakantie: drie weken bij de vader en drie weken bij de moeder waarbij geldt dat [de minderjarige] in ieder geval bij de moeder verblijft in de twee weken dat de andere kinderen van de moeder bij haar verblijven;
kerstvakantie: in de oneven jaren van 26 december om 10.00 uur tot 1 januari om 15.00 uur bij de moeder en alle overige dagen van de kerstvakantie bij de vader, jaarlijks om en om;
in alle gevallen brengt de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft [de minderjarige] naar de andere ouder;
  • dan wel een regeling vast te stellen die de rechtbank juist acht;
  • aan de moeder toestemming te verlenen – die de toestemming van de vader vervangt – betreffende [de minderjarige] voor aanmelding, diagnostiek en behandeling door praktijk Melody PsyCare GGZ dan wel een andere praktijk, met toestemming voor uitwisseling van alle beschikbare informatie vanuit huisarts / wijkteam / interventieteam, jeugdconsulent gemeente [gemeenteplaats] / Karakter / Prolis / EntreaLindenhout / TOP voor kinderen / Yudado / Raadthuys Psychologen met bepaling dat de in deze af te geven beschikking in de plaats zal treden van de handtekening van de vader;
  • de Raad te verzoeken om te rapporteren en adviseren over de voorliggende verzoeken over de zorgverdeling en vervangende toestemming.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader concludeert tot afwijzing van het kinderalimentatieverzoek van de moeder.
Bij zelfstandig verzoek wendt de vader zich tot de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de man met ingang van datum beschikking een bijdrage levert in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] van € 250,- per maand;
- een zorgregeling vast te stellen in die zin dat [de minderjarige] bij de vader verblijft eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag 12.00 uur tot en met zondagmiddag 17.00 uur, alsmede iedere dinsdagmiddag na school tot woensdagochtend naar school;
- vast te stellen dat [de minderjarige] de helft van de schoolvakanties bij de vader verblijft.
Kosten rechtens.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
De problemen bestaan al langer, en duidelijk is dat [de minderjarige] een meisje is met kindeigen problematiek. Uit de stukken blijkt niet dat het contact met de vader de oorzaak is van de problemen. Dat kan meerdere oorzaken hebben, zoals de wisseling van school, of de burenruzie bij de moeder. Op zich gaat het contact tussen [de minderjarige] en de vader goed. De vader is een betrokken vader. Wel is het goed als de Raad onderzoek doet. Het gezin zit in een lus met veel hulpverlening en er wordt gesproken over hechtingsproblematiek. Er moet iets duurzaam verbeteren voor [de minderjarige] om haar zo min mogelijk te belasten met het gegeven dat de ouders uit elkaar zijn. De zorgverdeling moet worden onderzocht.
Wat op dit moment de noodzaak van de vervangende toestemming is, is moeilijk te doorgronden. De overstap naar de andere school is geregeld. Er is geen spoed. Dit verzoek kan worden meegenomen in het raadsonderzoek. Uit de meest recente mail van de gemeente [gemeenteplaats] blijkt dat er nu geen onderzoek naar [de minderjarige] nodig is omdat het goed met haar gaat.

6.De beoordeling

Zorgverdeling
6.1.
De rechtbank kan bij gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van een van de ouders een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten (artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)).
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat [de minderjarige] een meisje is met eigen problematiek, dat er veel hulpverlening bij het gezin is betrokken, en dat het ouders niet lukt om haar situatie duurzaam te verbeteren. [de minderjarige] heeft bovengemiddeld behoefte aan structuur en harmonieuze veiligheid. Zij reageert op onduidelijkheid en onveiligheid, en laat dan angstig en ontremd gedrag zien. De oorzaak van dit gedrag is niet direct te koppelen aan de contactmomenten met de vader, zoals de moeder naar voren heeft gebracht. Op advies van de Raad gelast de rechtbank een raadsonderzoek om te onderzoeken welke zorgverdeling het meest in het belang van [de minderjarige] is en wat er verder voor [de minderjarige] nodig is.
6.3.
De rechtbank houdt de verzoeken over de zorgverdeling aan en verzoekt de Raad om onderzoek te doen en te rapporteren aan de hand van de volgende vragen:
- Welke mogelijkheden zijn er voor een zorgregeling van [de minderjarige] met de vader?
- Zijn er omstandigheden die een zorgregeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit het kind en welke komen vanuit de ouder(s)? Hoe en op welke termijn zijn deze omstandigheden op te heffen?
- Hoe zou een zorgregeling (vorm en frequentie) er in het belang van [de minderjarige] uit moeten zien?
6.4.
Gedurende het raadsonderzoek loopt de tussen partijen afgesproken zorgverdeling door. [de minderjarige] verblijft eenmaal per twee weken van vrijdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [de minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag naar de moeder brengt. Uit het overgelegde verslag van EntreaLindenhout van 28 september
2023 blijkt dat het contact tussen [de minderjarige] en de vader goed gaat en veilig verloopt. De rechtbank legt daarom deze voorlopige regeling vast.
Vervangende toestemming
6.5.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen ouders met gezamenlijk gezag geschillen over gezagsbeslissingen voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
6.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat ouders allebei akkoord hebben gegeven voor een nieuwe school voor [de minderjarige] . De moeder heeft toegelicht dat zij de verzochte vervangende toestemming nodig heeft voor in te zetten onderzoek van Melody Psycare en om discussiepunten tussen partijen te voorkomen. Zij is van mening dat er onderzoek naar [de minderjarige] nodig is vanwege de hechtingsproblematiek en omdat zij de pubertijd gaat naderen. De vader heeft naar voren gebracht dat hij liever wil wachten met hulpverlening omdat [de minderjarige] hulpverleningsmoe is. Hij is op zich niet tegen onderzoek maar wel op dit moment.
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond waarom vervangende toestemming voor onderzoek op dit moment noodzakelijk is. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het op zich goed met [de minderjarige] gaat, dat er een passende oplossing voor school is gevonden en dat het contact bij de vader goed en veilig verloopt. De rechtbank begrijpt de bezorgdheid van de moeder, maar vindt het niet in het belang van [de minderjarige] als er buiten het gelaste raadsonderzoek op dit moment nog meer onderzoek voor [de minderjarige] wordt ingezet. De Raad zal onderzoek doen naar het welzijn van [de minderjarige] en wat zij daarbij nodig heeft. Niet is aangetoond dat de vader structureel medewerking weigert aan gezagsbeslissingen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek van de moeder af.
Kinderalimentatie
conclusie
6.8.
De rechtbank beslist dat de vader vanaf 17 februari 2023 een kinderalimentatie van € 653,- per maand aan de moeder moet betalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt, zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
ingangsdatum
6.9.
De wet laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting (artikel 1:402 BW). Twee data liggen in dit geval als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechter beslist. De rechter kan een bijdrage vaststellen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit flinke gevolgen voor partijen kan hebben.
6.10.
Hier hanteert de rechtbank de datum van het verzoekschrift (17 februari 2023) als ingangsdatum, omdat de vader vanaf dat moment rekening heeft kunnen houden met vaststelling van kinderalimentatie voor [de minderjarige] .
behoefte
6.11.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het gezinsinkomen. Hoe meer ouders te besteden hebben, hoe meer zij uitgeven aan hun kinderen. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen wat de ouders te besteden hadden toen zij nog bij elkaar waren.
6.12.
Om het inkomen van de vader te berekenen middelt de rechtbank de bruto jaarwinst uit onderneming van de jaren 2021 (€ 121.618,-) en 2022 (€ 85.138,-), zijnde gemiddeld € 103.378,-bruto per jaar. Dit volgt uit de overgelegde jaarrekeningen van 2021 en 2022. In dit geval neemt de rechtbank 2020 niet mee in het gemiddelde omdat de vader in dat jaar het meest heeft verdiend in zijn lopende dienstverband naast zijn eigen onderneming. Het netto besteedbaar inkomen van de vader bedroeg zodoende € 5.307,- per maand.
6.13.
Het netto besteedbaar inkomen van de moeder bedroeg toen € 693,- per maand. Dat volgt uit de jaaropgave WW-uitkering 2022 (€ 5.356,- per jaar) en de jaaropgave loon 2022 (€ 3.490,- per jaar).
6.14.
Nu de rechtbank weet wat de ouders te besteden hadden, kan de rechtbank berekenen welk gedeelte daarvan ongeveer aan de kinderen werd uitgegeven en wat dus de behoefte van de kinderen ( [de minderjarige] ) is. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de tabellen die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft ontwikkeld. Uit die tabellen volgt dat ouders bij een gezinsinkomen van € 6.000,- (€ 5.307 + € 693), gemiddeld € 815,- per maand uitgaven voor [de minderjarige] in 2022. Gecorrigeerd voor de inflatie (geïndexeerd) is dat nu € 843,- per maand.
draagkracht ouders
6.15.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien (artikel 1:397 lid 2 BW).
6.16.
Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. Het netto besteedbaar maandinkomen (NBI) van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Verder rekent de rechtbank met een forfaitair bedrag aan vaste lasten, dat ieder jaar wordt bijgesteld. Ook rekent zij met een woonbudget van 30% van het NBI. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het NBI blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. In dit geval ziet die berekening er als volgt uit. 70% [NBI – (NBI X 0,3 + 1175)].
draagkracht vader
6.17.
Voor het bepalen van de draagkracht van de vader middelt de rechtbank de bruto jaarwinst van de jaren 2021, 2022 en de volgens de rechtbank redelijkerwijs te verwachten jaarwinst van 2023. De vader heeft een prognose tot september 2023 overgelegd waarin een behoorlijk lagere bruto jaarwinst (€ 12.406,-) staat vermeld dan in 2021 en 2022. De man heeft in algemene zin verklaard waarom zijn winst in 2023 zo fors naar beneden is gegaan, namelijk door de economische ontwikkelingen en besparingen in marketinguitgaven, maar heeft naar oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat het voor hem onmogelijk is geweest zijn inkomen op een andere manier aan te vullen. Gelet op zijn eerdere inkomen in loondienst in 2019 en 2020 acht de rechtbank het redelijk om voor 2023 uit te gaan van zijn laatstverdiende inkomen in loondienst (€ 33.780,-) en dit inkomen te indexeren naar 2023 aan de hand van het indexcijfer voor cao-lonen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Op grond van de bijgevoegde bijlage bedraagt de loonstijging vanaf het ijkjaar 2020 (117,8) tot en met doeljaar 2023 (133,6, oktober 2023) 15,8% (133,6 – 117,8 = 15,8). Uitgaande van het jaarinkomen € 33.780,- bedraagt de loonstijging € 5.337,- (33.780 : 100 = 337,80 x 15,8 = 5.337,-). De rechtbank rekent daarom met een redelijkerwijs te realiseren bruto jaarwinst van de man in 2023 van in totaal € 39.117,- (33.780 + 5.337). Gemiddeld over de jaren 2021 2022 en 2023 berekent de rechtbank zijn gemiddelde bruto winst uit onderneming zodoende op € 81.958,- per jaar. [(121.618 + 85.138 + 39.117) / 3].
Het NBI is dan € 4.458,- per maand. [1]
6.18.
Volgens de hiervoor vermelde methode heeft de vader een draagkracht van € 1.362,- per maand.
draagkracht moeder
6.19.
Voor het bepalen van de draagkracht rekent de rechtbank op basis van de meest recente overgelegde uitkeringsstrook van oktober 2023, waarin een uitkering van € 1.433,- bruto per maand staat genoemd. Ook rekent de rechtbank met een kindgebonden budget van € 458,- per maand. Het NBI is dan € 1.875,- per maand. [2] Voor zover de vader heeft gesteld dat de moeder haar inkomsten als paardencoach en schoonmaakster niet heeft overgelegd, heeft de moeder betwist dat deze inkomsten er zijn. De vader heeft zijn stelling niet nader onderbouwd. Daarom rekent de rechtbank alleen met de overgelegde loonstrook van de moeder.
6.20.
Volgens de tabel heeft de moeder een draagkracht van € 109,- per maand.
verdeling kosten
6.21.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kind, dan moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
6.22.
De vader en de moeder hebben samen een draagkracht van € 1.471,- per maand (1.362 + 109). Dit is genoeg om alle kosten van [de minderjarige] te betalen, want die bedragen € 843,- per maand. Dit betekent dat de vader een deel van (1.362/1.471 x 843 =) € 781,- per maand moet dragen en de moeder een deel van (109/1.471 x 843 =) € 62,- per maand.
zorgkorting
6.23.
De vader maakt op de dagen dat [de minderjarige] bij hem verblijven kosten voor eten en drinken, energielasten en dergelijke: de verblijfskosten. Daarmee voldoet de vader – deels – aan zijn onderhoudsverplichting. Voor zover daartegenover een besparing in die kosten van de moeder staat, verlaagt de rechtbank in beginsel de bijdrage van de vader met een percentage van de behoefte van [de minderjarige] : de ‘zorgkorting’.
6.24.
Volgens de voorlopige zorgverdeling verblijft [de minderjarige] gemiddeld anderhalve dag per week bij de vader. Daarbij past een zorgkorting van 15% van de behoefte, dus € 126,- per maand. Dat betekent dat de rechtbank berekent dat de vader een bedrag van (781 -/- 126 =) € 655,- per maand moet betalen. Omdat de moeder een bedrag van € 653,- per maand heeft verzocht, wijst de rechtbank dat bedrag aan kinderalimentatie voor [de minderjarige] toe.
6.25.
Mocht de rechtbank uiteindelijk een zorgverdeling vastleggen die tot een hogere zorgkorting leidt, dan gaat de rechtbank ervan uit dat partijen in onderling overleg met behulp van hun advocaten en de gegevens in deze beschikking een daarbij passende berekening kunnen maken.
indexering
6.26.
Omdat voormelde bijdrage ingaat op een datum gelegen voor 1 januari 2024 verhoogt de rechtbank de bijdrage per 1 januari 2024 met de wettelijke indexering van 6,2%.
alimentatie vooruitbetalen
6.27.
De vader moet de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand vooraf betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
uitvoerbaar bij voorraad
6.28.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de kinderalimentatie betaald moet worden, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
bepaalt dat de vader met ingang van 17 februari 2023 een bedrag van € 653,- per maand en vanaf 1 januari 2024 € 693,- per maand moet betalen aan de moeder, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
7.2.
bepaalt dat de vader deze alimentatie wat de toekomstige termijnen betreft steeds vóór de eerste van de maand vooraf moet betalen;
7.3.
stelt als voorlopige zorgverdeling vast dat [de minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de moeder [de minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag naar de moeder brengt.
7.4.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst de overige verzoeken over de kinderalimentatie voor [de minderjarige] af;
7.6.
wijst het verzoek van de moeder over de vervangende toestemming af;
7.7.
houdt iedere verdere beslissing over de definitieve zorgverdeling van [de minderjarige] en de proceskosten aan tot
dinsdag 18 juni 2024 pro forma;
7.8.
verzoekt de Raad onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren, zoals hiervoor onder 6.3. is overwogen;
7.9.
verzoekt de Raad om het raadsrapport uiterlijk op voormelde pro forma datum aan de rechtbank en partijen beschikbaar te stellen;
7.10.
verzoekt de advocaten om binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapport schriftelijk te reageren op de inhoud ervan en een standpunt in te nemen over het verdere verloop van de procedure, zo nodig onder vermelding van de verhinderdata.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Hermans, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
BIJLAGEN:
Berekening nbi van de vader voor de behoefte
Berekening nbi van de moeder voor de behoefte
Berekening behoefte [de minderjarige]
Berekening draagkracht van de vader
Berekening draagkracht van de moeder
Berekening verdeling kosten [de minderjarige]
Bijlage CBS

Voetnoten

1.Bijlage draagkracht van de vader.
2.Bijlage draagkracht van de moeder.