ECLI:NL:RBGEL:2023:6653

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
05.020268.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van (poging tot) inbraak, heling en vernieling tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen en onvoorwaardelijke taakstraffen

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere inbraken en vernielingen. De verdachte, geboren in 2001 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van (poging tot) inbraak, heling en vernieling. De feiten vonden plaats tussen 15 en 20 januari 2023 in Voorst, waar de verdachte samen met medeverdachten probeerde in te breken in woningen en daarbij goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van schuldheling van een portemonnee en een museum giftcard, en aan de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de onder feit 1 primair, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid bij de voltooide inbraak en vernielingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met daarbij de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat woninginbraken ernstige inbreuken zijn op de privacy en veiligheid van slachtoffers, en dat de verdachte een delictpatroon vertoont van veelvuldige recidive. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een voorwaardelijke straf niet opportuun was gezien de eerdere veroordelingen en het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.020268.23
Datum uitspraak : 30 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. L.M.A. Schwartz, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2023 tot en met 18 januari 2023 te Voorst, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
- een portemonnee (met inhoud, te weten: diverse pasjes) (merk: Esprit Billfold) en/of
- een soundbar (merk: Harman Kardon) en/of
- een luidspreker (met licht) en/of
- twee pennen (merk: Schaeffer) en/of
- een horloge (merk: Diesel) en/of
- een horloge (met blauwe band) en/of
- een ophangsysteem voor een televisie en/of
- een beamer (Yaber Y30),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Voorst, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
- een beamer (Yaber Y30) en/of
- een portemonnee (met inhoud, te weten: diverse pasjes) (merk: Esprit Billfold) en/of
- een museum giftcard ( [museum] ),
- pasjes en briefjes van [benadeelde 2] ,
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2023 tot en met 18 januari 2023 te Voorst, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk de (gehele) huisraad (waaronder een beeld en/of (een)
schilderij(en)) en/of de muren en/of de vloer(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2023 tot en met 20 januari 2023 te Voorst, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres 3] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen en/of geld van zijn en/of hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
- een of meerdere gereedschappen en/of voorwerpen (bestemd voor het plegen van een inbraak)
heeft/hebben meegebracht naar voornoemd adres en/of
- meerdere, althans één ruit(en) heeft/hebben vernield en/of
- een raam heeft/hebben ontwricht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2023 tot en met 20 januari 2023 te Voorst, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met braak, verbreking en/of inklimming, in vereniging gepleegd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt (artikel 311 lid 1 onder 3, 4 en 5 Wetboek van Strafrecht), en/of diefstal met geweld in vereniging gepleegd, gedurende de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning staat, hetzij op de openbare weg, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf wordt verschaft door middel van braak, of inklimming (art. 312 lid 1 jo. lid 2 onder 1, 2 en 3 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, te weten (inbrekers)gereedschappen, waaronder:
- duct tape en/of
- tiewraps en/of
- een koevoet en/of
- een bivakmuts en/of
- handschoenen en/of
- een schroevendraaier,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf heeft verworven, vervaardigd,
en/of voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde voltooide inbraak, de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling, de onder feit 3 ten laste gelegde poging tot inbraak en de onder feit 4 en laste gelegde voorbereidingshandelingen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de bekennende verklaring van verdachte geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 3. Ten aanzien van de andere feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat de aangevoerde bewijsmiddelen volgens hem geen blijk geven van betrokkenheid van verdachte. De raadsman heeft betwist dat verdachte de goederen in de auto voorhanden heeft gehad. Ondanks dat de goederen verspreid in de auto lagen kun je er niet van uitgaan dat hij wist of kon weten dat deze uit diefstal afkomstig waren. Voorts heeft de raadsman gesteld dat de voorbereidingshandelingen niet in combinatie met de poging tot inbraak ten laste gelegd kunnen worden. Hij acht ook niet bewezen dat verdachte voornemens was om bij de inbraak aan de [adres 3] geweld te gebruiken.
Beoordeling door de rechtbank
Overweging ten aanzien van feit 1 primair
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder feit 1 primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal. De rechtbank zal verdachte daarom van het hem onder feit 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Overweging ten aanzien van feit 1 subsidiair
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 januari 2023 is verdachte in verband met de poging tot inbraak aan de [adres 3] in Voorst na het uitstappen uit een Honda Jazz met kenteken [kenteken] aangehouden. [2] De auto is door de politie onderzocht. In de kofferbak van de auto werd een beamer van het merk Yaber Y30 gevonden. [3] Aan de passagierszijde op de grond bij de achterbank lagen pasjes en briefjes op naam van [benadeelde 2] en een portemonnee van het merk Esprit Billfold met diverse pasjes. Op de passagiersstoel lag een museum giftcard van [museum] . [4] Deze goederen waren weggenomen bij een inbraak in de woning aan de [adres 2] in Voorst op 18 januari 2023. [5] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de auto op 19 januari 2023 geheel leeg heeft meegenomen. [6] Dit is bevestigd door de moeder van [medeverdachte] . [7]
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van de poging tot inbraak aan de [adres 3] een bekennende verklaring heeft afgelegd. [8] Hij is op 19 januari 2023 samen met zijn medeverdachten in de Honda Jazz naar de plaats delict gereden. [9] Omstreeks 21.30 uur is hij in Arnhem in de auto gestapt. [10] Verdachte is om 01:35 uur - kort na de melding van de bewoonster - aangehouden. [11] In totaal is verdachte ongeveer 4 uur samen met zijn medeverdachten geweest. [12] Bij de aanhouding viel de verbalisanten op dat de auto bezaaid lag met voorwerpen en inbrekerswerktuigen op alle plekken waar de verdachten zaten. [13] Verdachte en zijn medeverdachten hebben urenlang in de auto gezeten c.q. rondgereden. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat verdachte de portemonnee, de pasjes en de briefjes op de grond achter de passagiersstoel niet heeft gezien. Verdachte verklaarde bovendien dat hij op de passagiersstoel zat. [14] De museum giftcard werd op de passagiersstoel gevonden. In de sfeer van de beoogde inbraak en met het oog op de inbrekerswerktuigen die in de auto zijn aangetroffen, had verdachte in elk geval redelijkerwijs moeten vermoeden dat de goederen uit misdrijf zijn verkregen.
De rechtbank is niet overtuigd dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de beamer in de kofferbak van de auto lag. Deze lag immers uit het zicht van verdachte. De rechtbank spreekt verdachte derhalve partieel vrij voor wat betreft heling van de beamer van het merk Yaber Y30.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm, de omstandigheden waaronder de goederen zijn aangetroffen, de tijd die verdachte met de medeverdachten in de auto heeft gezeten in combinatie met de inbraak die verdachte met zijn medeverdachten van plan was om te plegen, oordeelt de rechtbank dat ten aanzien van de heling sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen het medeplegen van schuldheling van de portemonnee (met inhoud), de museum giftcard en de pasjes en briefjes van [benadeelde 2] bewezen.
Overweging ten aanzien van feit 2:
Gelet op de vrijspraak voor de onder feit 1 primair ten laste gelegde voltooide inbraak aan de [adres 2] in Voorst kan de rechtbank geen betrokkenheid vaststellen van verdachte bij de vernielingen die daar hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte daarom van het hem onder feit 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Overweging ten aanzien van feit 3:
Ten aanzien van feit 3 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 97;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 171-172;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2023.
Overweging ten aanzien van feit 4:
Omdat met de poging tot inbraak, zoals onder 3 tenlastegelegd, al een begin is gemaakt met
de strafbare handeling is het stadium van de voorbereiding reeds gepasseerd. De rechtbank
zal verdachte daarom van het hem onder feit 4 tenlastegelegde vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks20 januari 2023 te Voorst
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
- een beamer (Yaber Y30) en/of
- een portemonnee (met inhoud, te weten: diverse pasjes) (merk: Esprit Billfold) en
/of
- een museum giftcard ( [museum] )
,en
- pasjes en briefjes van [benadeelde 2] ,
althans een of meer goederen heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader
(s
)ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
dit goed/deze goederen
wist(en), althansredelijkerwijs had
(den
)moeten vermoeden dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 19 januari 2023 tot en met 20 januari 2023 te Voorst
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleenter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres 3] , alwaar verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), goederen en/of geld van zijn en/of hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde
(n
)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak
, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
-
een of meerderegereedschappen
en/of voorwerpen (bestemd voor het plegen van een inbraak)
heeft/hebben meegebracht naar voornoemd adres en
/of
- meerdere
, althans éénruit
(en
) heeft/hebben vernield en
/of
- een raam
heeft/hebben ontwricht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van schuldheling;
feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan middelencontrole.
Daarbij weegt de officier van justitie mee dat meerdere keren sprake is van recidive. In de periode van schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte opnieuw strafbare feiten gepleegd. Volgens de officier van justitie zijn er geen persoonlijke omstandigheden waarmee hij ten guste van de verdachte rekening kan houden.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft inmiddels bijna 5 maanden in voorarrest gezeten. De raadsman heeft gesteld dat de justitiële documentatie van verdachte weliswaar uitgebreid is, maar dat verdachte de facto maar twee door de politierechter is veroordeeld. De andere zaken zijn afgedaan door de kinderrechter. De raadsman heeft verzocht een straf conform het voorarrest op te leggen en af te zien van een aanvullend voorwaardelijk strafdeel.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen of subsidiair te schorsen.
Ten aanzien van het beslag op de kleding, stelt de raadsman dat deze teruggegeven dient te worden aan verdachte. Voor het overige beslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak in de woning gelegen aan de [adres 3] in Voorst en aan het medeplegen van schuldheling van goederen afkomstig uit de woninginbraak aan de [adres 2] in Voorst. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het raam bij de voordeur heeft ontwricht en ruiten heeft ingeslagen. Hij had een grotere rol bij de poging tot inbraak dan zijn medeverdachten. Dat rekent de rechtbank hem strafverzwarend aan.
Woninginbraken vallen onder de zogenaamde ‘high impact crime’. Het inbreken in een woning maakt een ernstige inbreuk op de privacy en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Er is een grote de kans op confrontatie met de inbrekers en escalatie. Zeker als, zoals in de onderhavige zaak, inbrekersgereedschap wordt gebruikt.
Uit het feit dat verdachte zich vóór de poging inbraak op de [adres 3] reeds enige tijd in de buurt van de woning is geweest, volgt dat verdachte en zijn medeverdachten de woning doelbewust hebben uitgekozen. Verdachte werkte daarnaast in een georganiseerd verband. Gelet op de eerdere veroordelingen tekent zich bij verdachte een delictpatroon af ten aanzien van diefstal en inbraak.
Verdachte staat in de Top600 van veelplegers van de gemeente Amsterdam. Uit het uittreksel uit het Justitieel documentatieregister van 7 september 2023 volgt dat verdachte in de periode van mei 2019 tot november 2022 onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer diefstal met inklimming en verbreking, diefstal met geweld, een overval op een winkel, afpersing en diefstal met bedreiging. Zodoende is sprake van veelvuldige recidive en dat weegt de rechtbank strafverzwarend mee. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De voorlopige hechtenis van verdachte is gedurende de periode van het gerechtelijk vooronderzoek geschorst. Aan het schorsingstoezicht waren algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Verdachte heeft twee keer de algemene voorwaarden overtreden en opnieuw strafbare feiten gepleegd.
Op 28 september 2023 heeft de reclassering in aanvulling op de eerder uitgebrachte rapporten van 22 maart 2023 en 29 juni 2023 een advies uitgebracht. In eerste instantie leek verdachte gemotiveerd te zijn om zijn medewerking te verlenen aan de verschillende trajecten die zijn opgestart. Echter was deze motivatie niet terug te zien in zijn gedrag. Verdachte heeft moeite om zich te conformeren aan afspraken. De ingezette interventies lijken onvoldoende te kunnen bijdragen aan het verminderen van de kans op recidive en het teweegbrengen van gedragsverandering. De behandeling op het gebied van psychosociaal functioneren en middelengebruik komt moeilijk op gang en op praktisch gebied blijven problemen zich opstapelen. De reclassering is van mening dat daarmee de kans op recidive ‘hoog’ is en blijft bestaan.
Zodoende lijkt een voorwaardelijke straf niet opportuun. Eerder opgelegde taakstraffen heeft verdachte niet (naar behoren) uitgevoerd. Hij heeft voldoende kansen gehad en deze kansen niet benut. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan de verdachte af te straffen door het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat voor een voltooide woninginbraak, waarbij sprake is van veelvuldige recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden als uitgangspunt geldt. Voor heling zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. Daarom zoekt de rechtbank aansluiting bij eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken en bij hetgeen aan de medeverdachten in deze zaak is opgelegd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij ter terechtzitting ten aanzien van de poging tot inbraak openheid van zaken heeft gegeven en bereid is de schade, die hij heeft veroorzaakt, te vergoeden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek om opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis af.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 43.022,26 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder heeft de benadeelde partij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de materiële schade al door de verzekering is vergoed.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, maar dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] kan worden toegewezen. Verdachte heeft de poging om bij mevrouw [benadeelde 3] in te breken bekend en wil zijn deel van de geleden schade van voor zijn rekening nemen.
Overweging van de rechtbank
Vordering tot schadevergoeding door [benadeelde 1]
Omdat de materiële schade ten tijde van het indienen van het verzoek tot schadevergoeding al door de verzekering vergoed was zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Vordering tot schadevergoeding door [benadeelde 3]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden, nu zij (in ieder geval) op andere wijze in haar persoon is aangetast (zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek).
De rechtbank overweegt hiertoe dat mevrouw [benadeelde 3] een vrouw op leeftijd is. Zij woont alleen met haar hond in een afgelegen gebied. Verdachte en zijn medeverdachten hebben midden in de nacht en gewapend met een koevoet het erf van de woonboerderij van mevrouw [benadeelde 3] betreden. Zij hadden het kennelijke doel om in te breken. Mevrouw [benadeelde 3] werd wakker van het geluid van openslaande luiken en glasgerinkel. Wetende dat kort daarvoor bij de buren was ingebroken, raakte zij in paniek en riep om hulp. Op de vlucht werd nog een ruit ingeslagen met de klaarblijkelijke bedoeling om schade toebrengen en extra angst te veroorzaken.
In haar schadevordering geeft mevrouw [benadeelde 3] onder andere aan dat zij doodsangsten uitstond, nog steeds twee á drie keer per week ’s nachts wakker schrikt van geluiden uit de omgeving en de inbraak ook nog steeds op andere aspecten van haar dagelijks leven zijn weerslag heeft (zo sluit zij ook overdag alle deuren en durft zij ’s avonds niet meer naar de schuur te lopen). Hoewel op basis van de ingediende schadevordering niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat er bij mevrouw [benadeelde 3] sprake is van geestelijk letsel, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending – zeker in de omstandigheden zoals hierboven beschreven – meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte en zijn medeverdachten toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de gevolgen, die de poging tot inbraak voor de benadeelde partij heeft gehad en zal het voor de immateriële schade gevorderde bedrag van € 1.000,00 volledig toewijzen. Daarnaast is verdachte is vanaf 20 januari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de voorwerpen, te weten vijf schroevendraaiers merk Stanley, een metalen pin met hendel en twee breekijzers, die kennelijk bestemd waren tot het begaan van het ten laste gelegde misdrijf dan wel andere misdrijven verbeurdverklaren.
De rechtbank zal de teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoenen aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij voor het onder feit 1 primair, onder feit 2 en onder feit 4 tenlastegelegde.
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop deze straf gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis;
Beslissing ten aanzien van het beslag:
 gelast de teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoenen aan verdachte;
 verklaart verbeurd de vijf schroevendraaiers merk Stanley, een metalen pin met hendel en de twee breekijzers;
De beslissing op de civiele vordering van [benadeelde 1] :
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
De beslissing op de civiele vordering van [benadeelde 3] :
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 3] , een bedrag te betalen van € 1.000,00 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. P. Verkroost en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2023.
Mr. Y.M.J.I. Baauw, mr. P. Verkroost en mr. U. Posthumus zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023031190, gesloten op 22 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 110.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 267; Kennisgeving van inbeslagneming, p. 71 en 72.
4.Fotoreportage 276-22 en 276-32 t/m 267-35; Kennisgeving van inbeslagneming, p. 71 en 72.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 76 en 77.
6.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 468.
7.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 314.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 9 november 2023.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 416.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 272.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 110.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 272.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 267-1.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 417.