ECLI:NL:RBGEL:2023:6637

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
425867
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aansluiting elektriciteit onder dwangsom afgewezen door netbeheerder wegens onvoldoende transportcapaciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eiseres], en de netbeheerder Liander N.V. [eiseres] heeft een verzoek ingediend om twaalf elektriciteitsaansluitingen voor nieuwbouwwoningen te realiseren. De netbeheerder heeft echter aangegeven dat er onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is en dat een netuitbreiding noodzakelijk is, waarvoor een nieuw transformatorstation moet worden geplaatst. Liander heeft aangegeven dat deze uitbreiding niet eerder dan in het derde of vierde kwartaal van 2024 kan worden gerealiseerd.

Tijdens de procedure heeft [eiseres] verzocht om Liander te veroordelen de aansluitingen binnen 14 dagen na het vonnis te realiseren, met een dwangsom van € 5.000 per dag bij niet-naleving. Liander heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] of afwijzing van de vorderingen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen, maar dat Liander niet kan worden verplicht om de aansluitingen te realiseren zonder dat er voldoende transportcapaciteit beschikbaar is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Liander voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er momenteel geen transportcapaciteit beschikbaar is en dat de benodigde uitbreiding van het elektriciteitsnet in gang is gezet. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van Liander, die in totaal € 1.928 bedragen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van netbeheerders en de noodzaak van netuitbreiding in het kader van de energietransitie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/425867 / KG ZA 23-360
Vonnis in kort geding van 6 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.A. Lasschuit te Leiden,
tegen
LIANDER N.V.,
te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaten: mr. R.W. de Vlam en mr. A. Mahmoud te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiseres] met producties 1 tot en met 8
- de brief van [eiseres] van 14 november 2023 met productie 9
- de mondelinge behandeling van 15 november 2023
- de pleitnota van Liander.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een besloten vennootschap die zich onder meer bezighoudt met de verhuur van woningen. Zij heeft aannemer [naam aannemer] opdracht gegeven om twaalf nieuwbouwwoningen te realiseren aan de [adres 1] . Deze woningen zijn in week 46 opgeleverd en zullen door [eiseres] worden verhuurd.
2.2.
Liander is een netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) en beheert onder meer het elektriciteitsnet in de provincie Gelderland, waaronder Elst. Als netbeheerder is Liander belast met het aansluiten van afnemers en het transporteren van elektriciteit.
2.3.
[naam aannemer] heeft op 16 februari 2023 via www.mijnaansluiting.nl bij Liander elf aanvragen ingediend voor een aansluiting van ieder 3x25 ampère en één aanvraag voor een aansluiting van 3x63 ampère. Deze aanvragen komen in de plaats van acht oude aansluitingen die behoorden tot de gesloopte woningen op het terrein, waarvan [eiseres] eerder de afsluiting heeft verzocht. Bij de nieuwe aanvragen heeft [naam aannemer] week 24 als gewenste uitvoeringsweek opgegeven. Liander heeft de ontvangst van de aanvragen bij bericht van dezelfde datum bevestigd.
2.4.
Op 27 juli 2023 is Liander gesommeerd om in ieder geval acht van de aangevraagde aansluitingen uiterlijk in oktober 2023 te realiseren.
2.5.
Bij e-mailbericht van 31 augustus 2023 heeft Liander aan [eiseres] medegedeeld dat er voor de aangevraagde aansluitingen geen ruimte op het stroomnet aanwezig is en dat er netuitbreiding moet plaatsvinden. Hiervoor moet een nieuw transformatiestation geplaatst worden, maar daarvoor is binnen de zoekcirkel nog geen geschikte locatie gevonden. Liander verwacht dat zij de aansluitingen niet eerder dan Q3/Q4 2024 kan realiseren.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
A. Liander te veroordelen om binnen 14 dagen na het te dezen wijzen vonnis, althans binnen een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, zijnde uiterlijk op 16 februari 2024, de aangevraagde twaalf aansluitingen op het net en transport van stroom alsnog te realiseren, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of per dagdeel dat Liander na 2 dagen na betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijft;
met veroordeling van Liander in de kosten van het geding.
3.2.
Liander voert verweer. Liander concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat tot de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen wordt overgegaan, zal eerst een punt van processuele aard worden besproken.
Bezwaar tegen inhoud pleitnota
4.2.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen een aantal onderdelen van de pleitnota van Liander, namelijk:
I. de daarin opgenomen afbeeldingen van de GAIA berekening onder randnummer 24 en 27 tot en met 29,
II. de daarin opgenomen afbeeldingen van e-mailberichten onder randnummer 36 en 37 tot en met 41,
III. de daarin opgenomen afbeelding van de BEI normen onder randnummer 61, en
IV. de brief de ACM van 26 juli 2023 die als productie 1 bij de pleitnota is gevoegd.
Als toelichting op haar bezwaar tegen de hiervoor genoemde onderdelen heeft [eiseres] aangevoerd dat het gaat om (verkapte) producties die te laat zijn ingediend. [eiseres] heeft daardoor niet de gelegenheid gehad deze informatie met haar advocaat te bespreken en te controleren op juistheid, waardoor zij in haar procesvoering wordt geschaad. Daarom verzoekt [eiseres] de voorzieningenrechter deze onderdelen uit de pleitnota van Liander buiten beschouwing te laten.
4.3.
Het bezwaar van [eiseres] is tijdens de mondelinge behandeling besproken, waarbij Liander heeft aangegeven dat zij zich niet kan vinden in de bezwaren van [eiseres] . De voorzieningenrechter heeft als volgt beslist. Voor wat betreft de afbeeldingen genoemd onder I en III en de productie onder IV heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat deze informatie eerder beschikbaar en bekend was bij Liander. Zij had deze afbeeldingen en brief dan ook eerder aan [eiseres] kunnen verstrekken, zodat [eiseres] zich op de inhoud daarvan had kunnen voorbereiden. Nu Liander dat niet heeft gedaan, zal de voorzieningenrechter deze onderdelen van de pleitnota buiten beschouwing laten. Dat geldt niet voor de afbeeldingen van e-mailberichten onder II, omdat deze voor de zitting al bij [eiseres] bekend waren. De inhoud daarvan zal daarom worden toegestaan.
Ontvankelijkheid [eiseres] - cessie
4.4.
Het meest verstrekkende verweer van Liander houdt in dat aan [eiseres] niet het recht of het belang toekomt om een vordering tegen haar in te stellen, omdat [eiseres] geen contractspartij is bij de overeenkomst die is ontstaan nadat de aanvraag voor het realiseren van de twaalf aansluitingen is ingediend. Liander verzoekt [eiseres] daarom in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
4.5.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding eerst de zaak inhoudelijk te beoordelen.
Spoedeisend belang
4.6.
[eiseres] heeft - anders dan Liander heeft betoogd - voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen. In dat verband heeft [eiseres] onweersproken gesteld dat de twaalf nieuwbouwwoningen inmiddels zijn opgeleverd door [naam aannemer] . [eiseres] kan deze woningen zonder elektriciteit echter niet verhuren. Hoewel een bouwaansluiting met accupacks een tijdelijke oplossing biedt, zijn de huurders daarmee beperkt in het gebruik van elektra en loopt [eiseres] één derde van haar huurinkomsten mis. Dit levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang op om de vorderingen van [eiseres] in kort geding te beoordelen.
Aansluitplicht
4.7.
Liander is als netbeheerder op grond van artikel 23 lid 1 E-wet verplicht om degene die daarom verzoekt binnen een redelijke termijn aan te sluiten op het door haar beheerde net. Vast staat dat Liander de door [eiseres] gewenste aansluitingen nog niet heeft gerealiseerd, terwijl de schriftelijke aanvraag van [naam aannemer] daarvoor dateert van 16 februari 2023.
4.8.
Hoewel partijen van mening verschillen over (de (on)verbindendheid van) de (concrete) termijn die met betrekking tot het realiseren van de aansluitingen in de zin van artikel 23 lid 1 jo. lid 4 E-wet en de Netcode Elektriciteit in acht genomen moet worden, is tussen hen niet in geschil dat Liander verplicht is om de aansluitingen zo snel mogelijk tot stand te brengen en deze te voorzien van het aangevraagde transportvermogen. Dit kort geding spitst zich toe op de vraag of Liander daartoe - op straffe van een dwangsom - kan worden verplicht binnen de door [eiseres] gevraagde termijn.
Transportplicht
4.9.
De aansluitplicht op grond van artikel 23 lid 1 van de E-wet moet worden onderscheiden van de verplichting om aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen voor transport van elektriciteit op grond van art. 24 lid 1 van de E-wet (de transportplicht). Deze verplichting geldt op grond van artikel 24 lid 2 E-wet niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen transportcapaciteit ter beschikking heeft. De weigering van de netbeheerder om het gewenste transport uit te voeren moet met redenen zijn omkleed.
Geen transportcapaciteit beschikbaar
4.10.
Liander heeft wat betreft de aansluitingen van [eiseres] een beroep gedaan op deze uitzondering van art. 24 lid 2 E-wet. Liander voert in dat kader aan dat zij niet binnen de gevorderde termijn kan overgaan tot het realiseren van de door [eiseres] gevraagde aansluitingen, simpelweg omdat Liander op dit moment niet over voldoende capaciteit op het relevante deel van het net beschikt. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Liander verwezen naar een GAIA berekening van 16 februari 2023. Hieruit blijkt dat het net uitgebreid dient te worden en hiervoor een transformatorstation is vereist. Het spanningsniveau van de twaalf woningen valt niet binnen de toegestane bandbreedte. Realisatie van de aansluitingen zou leiden tot een kabelbelasting boven de norm waardoor de kabel defect zal gaan en er brandgevaar ontstaat. Realisatie van de aansluitingen en transportcapaciteit zou bovendien betekenen dat Liander in strijd handelt met geldende regelgeving aldus Liander. Voor realisatie van de aansluitingen met transportcapaciteit is dus een uitbreiding van het net noodzakelijk.
4.11.
Anders dan [eiseres] heeft betoogd, is in het geval van kleinverbruik niet vereist dat Liander het gebrek aan transportcapaciteit onderbouwd met een congestierapport. Zoals hiervoor is aangegeven, moet de weigering om het gewenste transport uit te voeren wel met redenen zijn omkleed. Liander heeft de weigering onderbouwd met de hiervoor genoemde GAIA berekening en een toelichting daarop. [eiseres] heeft die uitkomst van de GAIA berekening en de door Liander gegeven toelichting niet betwist. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Liander dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat redelijkerwijs onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is op het elektriciteitsnet om de door [eiseres] gewenste aansluitingen te realiseren vóórdat de uitbreiding van het elektriciteitsnet is afgerond. Aan de stelling van [eiseres] dat in ieder geval voor acht van de twaalf woningen wél voldoende capaciteit op het net aanwezig moet zijn, gaat de voorzieningenrechter voorbij. Hiermee miskent [eiseres] dat al sprake was van overbelasting op het net vóórdat de oude woningen werden afgesloten, zoals Liander onweersproken heeft aangevoerd. Ook gaat [eiseres] daarmee voorbij aan het feit dat de twaalf aan te sluiten woningen zogenoemde “all electric” woningen zijn die meer energie verbruiken en energie terug leveren, terwijl dit bij de afgesloten acht woningen niet het geval was. Dit betekent dat Liander met een beroep op artikel 24 lid 2 E-wet mag weigeren om de aangevraagde transportcapaciteit aan [eiseres] ter beschikking te stellen zolang de uitbreiding van het net nog niet is gerealiseerd. Nu [eiseres] geen belang heeft bij een aansluiting zonder transport, heeft zij op dit moment geen belang bij de door haar gevraagde voorziening.
4.12.
Daarbij komt dat het volgens Liander ook technisch gezien onmogelijk is de door [eiseres] gevraagde aansluitingen - zonder transportcapaciteit - te realiseren. Liander heeft toegelicht dat zolang een aansluiting niet kan worden verbonden met een netkabel waar stroom op staat, niet kan worden vastgesteld of de aansluiting veilig is gemaakt. Het gevolg is dat eerst het laagspanningsnet moet zijn aangelegd en op spanning moet staan voordat de aansluitingen kunnen worden gemaakt. Liander heeft verder toegelicht dat zij inmiddels in een vergevorderd stadium is wat betreft de aankoop van een geschikte locatie voor het benodigde transformatorstation. Wanneer die aankoop rond is, kan Liander het transformatorstation bestellen en plaatsen. Vervolgens moet een kabel worden uitgerold om de middenspanning naar het transformatorstation te transporteren. Daarnaast moet een laagspanningskabel worden uitgerold waar de twaalf nieuwbouwwoningen van [eiseres] op aangesloten kunnen worden. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden is Liander niet alleen afhankelijk van de levertijd op het transformatorstation van twintig tot vijfendertig weken, maar ook van de aanbesteding en andere materialen. Liander heeft aangegeven dat alle benodigde werkzaamheden naar verwachting in Q3/Q4 zijn afgerond en zij [eiseres] daarna op het net kan aansluiten.
4.13.
Uit deze toelichting, die niet door [eiseres] is betwist, volgt dat concreet zicht bestaat op de benodigde uitbreiding van het elektriciteitsnet en daarna op de door [eiseres] benodigde aansluiting voor de door haar te verhuren woningen, te weten eind 2024. Van Liander kan bij die stand van zaken redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij nog vóór het afronden van de netuitbreiding overgaat tot het realiseren van de twaalf aansluitingen in kwestie zonder dat deze ook over transportvermogen beschikken. Bij die stand van zaken kan de door partijen gevoerde discussie over de (on)verbindendheid van de (concrete) aansluittermijn onbesproken blijven.
4.14.
Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat Liander zich redelijkerwijs niet kan beroepen op het ontbreken van capaciteit nu zij onvoldoende heeft geanticipeerd op de benodigde uitbreiding van het elektriciteitsnet, geldt het volgende. Voor de wettelijke taak van Liander om zorg te dragen voor netuitbreiding in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet geldt geen vaste termijn en individuele aanvragers kunnen daaraan ook geen rechten ontlenen. Liander is met betrekking tot (te realiseren) netuitbreiding dan ook geen verantwoording verschuldigd aan individuele aanvragers, maar uitsluitend aan de ACM. Vaststaat verder dat de ACM toezicht houdt op de netuitbreiding door Liander. In het kader van het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet is Liander inmiddels begonnen met grootschalige werkzaamheden, die echter kostbaar zijn en veel tijd vergen. Dat Liander in dat opzicht enig verwijt kan worden gemaakt, is niet gesteld of gebleken. [eiseres] kan Liander in dit kort geding dan ook niet aanspreken op het al dan niet correct en tijdig uitvoeren van haar wettelijke taken in de zin van artikel 16 E-wet.
Conclusie
4.15.
De conclusie is dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. [eiseres] heeft recht op en belang bij een spoedige realisatie van de door haar aangevraagde aansluitingen met transportcapaciteit. Dit belang weegt echter niet op tegen het belang van Liander, die als netbeheerder de netintegriteit- en stabiliteit dient te bewaren en te borgen en rekening moet houden met de belangen van alle afnemers. Dit laat onverlet dat de voorzieningenrechter er wél van uit gaat dat, overeenkomstig de door Liander uitgesproken verwachting, de twaalf aansluitingen vóór eind 2024 definitief zullen worden gerealiseerd en voorzien van transportcapaciteit.
4.16.
Bij deze stand van zaken behoeft de gestelde niet-ontvankelijkheid van [eiseres] geen bespreking.
Proceskosten
4.17.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Liander als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
- nakosten
173,00
Totaal
1.928,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
115 / 1520