ECLI:NL:RBGEL:2023:663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
05.216577.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van meerdere vrouwen met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanranding van vijf vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 25 augustus 2022 en 10 augustus 2022, door middel van geweld en bedreiging ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De feiten zijn gepleegd in Barneveld en Ermelo, waarbij de verdachte vrouwen heeft gedwongen tot het dulden van deze handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het aanranding van een medewerkster in een psychiatrisch ziekenhuis waar hij verbleef. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 189 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die ook recht hebben op wettelijke rente. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf met een jaar verlengd, gezien de nieuwe strafbare feiten die binnen die proeftijd zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/216577-22; 05/001545-21 (tul)
Datum uitspraak: 14 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. P.B. Spaargaren, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 december 2022 en 31 januari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Barneveld door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer/aangever 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen van die [slachtoffer/aangever 1] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
2
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te Barneveld door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer/aangever 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen van die [slachtoffer/aangever 2] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
3
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Ermelo door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer/aangever 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer/aangever 3] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
4
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te Barneveld door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een onbekende vrouw, die gekleed was in rode kleding en bezig was met het pakken van een fiets uit de fietsenstalling op/nabij treinstation Barneveld, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en/of de schaamstreek, althans het onderlichaam van die vrouw, waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
5
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te Barneveld door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer/aangever 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en/of de vulva, althans de schaamstreek van die [slachtoffer/aangever 4] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- voor die [slachtoffer/aangever 4] is gaan en/of blijven staan en/of (daardoor) die [slachtoffer/aangever 4] heeft belet om weg te gaan en/of
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 3 ( [slachtoffer/aangever 3] )
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer/aangever 3] , [getuige 1] en [getuige 2] waren op 27 februari 2022 werkzaam als verpleegkundigen in het psychiatrisch ziekenhuis [naam en plaats ziekenhuis] . Verdachte was daar sinds enkele dagen opgenomen. [2]
[slachtoffer/aangever 3] heeft aangifte gedaan van aanranding. Ze heeft verklaard dat ze zag dat verdachte en [getuige 1] dicht op elkaar stonden in de huiskamer. Ze zag dat verdachte een intimiderende lichaamshouding had en [getuige 1] angstig keek. Ze wilde haar collega laten weten dat ze niet alleen was en deed de glazen deur open om verdachte aan te spreken. [getuige 1] liep toen direct langs haar de spreekkamer in. Op het moment dat ze de ruimte inliep om verdachte aan te spreken kwam hij direct dicht op haar staan en pakte haar bij haar borsten met zijn handen. Voordat ze iets kon zeggen, trapte ze hem om afstand te creëren. [3]
Verdachte ontkent het tenlastegelegde.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze (vanuit de huiskamer) naar de gespreksruimte liep. Verdachte ging toen voor de deur staan en kwam intimiderend op haar over. Vervolgens deed [slachtoffer/aangever 3] de deur open, waardoor verdachte achter de deur kwam te staan. Ze is toen de gesprekruimte in gelopen. Toen ze zich omdraaide zag ze dat verdachte en [slachtoffer/aangever 3] neus tegen neus stonden. Ze zag dat [slachtoffer/aangever 3] hem een schop gaf en met verheven stem riep dat hij naar zijn kamer moest. Daarna hoorde ze van [slachtoffer/aangever 3] dat verdachte haar bij haar borsten had vastgepakt. [slachtoffer/aangever 3] was emotioneel toen ze dat vertelde. Toen ze daarna met verdachte sprak zei hij “Ik ben toch niet in haar geweest en ik doe het ook wel eens bij vrouwen op straat dat ik hun borsten aanraak en normale vrouwen lopen gewoon door. Ik heb haar maar even aangeraakt en zij heeft me een schop gegeven.” [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze [slachtoffer/aangever 3] uit het diepste van haar tenen hoorde schreeuwen. Ze zag dat [slachtoffer/aangever 3] en [getuige 1] in het keukentje stonden. [slachtoffer/aangever 3] vertelde dat verdachte aan haar borsten had gezeten en dat ze hem een trap onder zijn kont had gegeven. [slachtoffer/aangever 3] was helemaal in paniek en overstuur toen ze dat vertelde. Toen ze daarna aan verdachte vroeg wat er was gebeurd vertelde hij dat het aan de borsten zitten een grapje was. [5]
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer/aangever 3] betrouwbaar en deze wordt ook in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal. Er zijn twee collega’s die zelf de emoties bij [slachtoffer/aangever 3] - kort na het incident - hebben waargenomen toen zij vertelde dat verdachte haar bij haar borsten had vastgepakt. Dit zijn volgens de rechtbank bij het feit passende emoties. Daarnaast heeft verdachte diezelfde avond tegenover collega’s die de situatie kort ervoor/erna hebben meegekregen bevestigd dat hij [slachtoffer/aangever 3] borsten heeft aangeraakt door in dat verband te zeggen dat het (bij de borsten pakken) als grap was bedoeld en hij dat vaker bij vrouwen doet. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Feit 4 (NN-vrouw)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De politie heeft de camerabeelden van het station in Barneveld van 10 augustus 2022 bekeken. Op die beelden is te zien dat een vrouw (gekleed in rode kleding) naar haar fiets in de fietsenstalling loopt. Een man loopt achter haar aan en heeft zijn blik op haar gericht. Op het moment dat de vrouw op haar fiets stapt, pleegt de man met zijn rechterhand een handeling ter hoogte van de billen van de vrouw. De vrouw duwt vervolgens de man met kracht van haar weg. [6]
Verdachte herkent zichzelf als de man op de beelden. [7]
De hiervoor genoemde camerabeelden - die deel uitmaken van het dossier - zijn ter terechtzitting bekeken in aanwezigheid van verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsman alsook de rechters hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe de gelegenheid gehad.
De rechtbank heeft aldus ter terechtzitting van 31 januari 2023 de volgende waarneming gedaan:
De rechtbank neemt hetzelfde waar als wat de politie heeft beschreven en zelfs nog meer. De vrouw staat met de rug naar verdachte toe als ze door hem van achteren wordt benaderd. Verdachte gaat vervolgens met zijn rechterhand voor langs het zadel van de fiets in de richting van de billen van de vrouw. De vrouw maakt dan een klein hupje en duwt verdachte van zich af. [8]
Uit de camerabeelden leidt de rechtbank af dat verdachte gericht naar de billen van de onbekend gebleven vrouw reikte. Dat hij haar billen ook daadwerkelijk heeft betast en dat dit onverhoeds was, leidt de rechtbank af uit het hupje dat zij maakt op het moment dat zijn hand ter hoogte van haar billen is. Zij schrikt kennelijk van die betasting en duwt direct daarna verdachte van zich af. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer/aangever 1] , p. 56-57 en
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2023.
Feit 2
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer/aangever 2] , p. 42-44 en
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2023.
Feit 5
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer/aangever 4] , p. 61-63 en
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het tenlastegelegde onder de feiten 1 t/m 5heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks25 augustus 2022 te Barneveld door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer/aangever 1] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen van die [slachtoffer/aangever 1] , waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft/
hebbenbestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
2
hij op
of omstreeks24 augustus 2022 te Barneveld door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer/aangever 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen van die [slachtoffer/aangever 2] , waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft/
hebbenbestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
3
hij op
of omstreeks27 februari 2022 te Ermelo door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer/aangever 3] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer/aangever 3] , waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft/
hebbenbestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
4
hij op
of omstreeks10 augustus 2022 te Barneveld door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheideen onbekende vrouw, die gekleed was in rode kleding en bezig was met het pakken van een fiets uit de fietsenstalling op
/nabijtreinstation Barneveld, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten het betasten van de billen
en/of de schaamstreek, althans het onderlichaamvan die vrouw, waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft
/hebbenbestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handeling onverhoeds heeft verricht.
5
hij op
of omstreeks9 augustus 2022 te Barneveld door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer/aangever 4] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen en
/ofde vulva,
althans de schaamstreekvan die [slachtoffer/aangever 4] , waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheid e
n/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft/
hebbenbestaan dat verdachte
- voor die [slachtoffer/aangever 4] is gaan en
/ofblijven staan en
/of (daardoor
)die [slachtoffer/aangever 4] heeft belet om weg te gaan en
/of- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 5, telkens:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte uitgaande van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met toepassing van het volwassenenstrafrecht - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Met aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod. Tevens is de dadelijk uitvoerbaarheid van deze voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in de straf rekening te houden met de (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Hij heeft een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal twee maanden bepleit met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden (zonder het locatieverbod). Volgens de raadsman mag de straf niet bepaald worden door de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Ten aanzien van de dadelijke uitvoerbaarheid heeft de raadsman zich gerefereerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in één maand tijd vier wildvreemden, (veelal) jonge vrouwen, op het station in Barneveld, aangerand door hen onverhoeds te betasten aan onder meer hun billen. Ook heeft verdachte een medewerkster aangerand in het psychiatrisch ziekenhuis waar hij verbleef. Hij heeft hiermee op een nare manier inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze vrouwen. Feiten zoals deze kunnen bovendien bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft grensoverschrijdend gehandeld en verdient hiervoor een straf.
Uit het strafblad van verdachte van 8 november 2022 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot onherroepelijke straffen. Wel volgt daaruit dat de feiten zijn gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep. Deze proeftijd heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen, hetgeen de rechtbank zorgelijk vindt.
Rapportages
Uit de Pro Justitia-rapportage van 23 december 2022 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een matige stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ten tijde van de onderhavige feiten ook aanwezig. Verdachte is hierdoor beperkt in zijn organisatie en planning en is minder dan anderen in staat om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Dit wordt ook geobserveerd in de JJI Den Heyacker. Ook lijkt verdachte seksueel te ontremmen wanneer hij psychotisch is. Zijn cannabisgebruik werkt als een inadequate poging om zijn psychotische angsten te verdrijven en leidt alleen nog maar tot verdere problemen in de realiteitstoetsing. Hoe en in welke mate de diverse stoornissen van invloed waren op de tenlastegelegde feiten is niet goed duidelijk. Maar gezien de aard en ernst ervan werd het inschattings- en het sturingsvermogen van verdachte beperkt en meent de deskundige dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank volgt de deskundige in zijn conclusies en neemt deze over. Verdachte is daarom verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarin, in afwijking van de conclusies van de deskundige, verder te gaan zoals door de raadsman is verzocht.
Uit de rapportage volgt verder dat het risico op recidive, dat als hoog wordt ingeschat, staat of valt met een adequate behandeling van de psychose en de therapietrouw van verdachte. Om die kans op herhaling duurzaam te verlagen, is een intensieve behandeling binnen een kliniek met het beveiligingsniveau van een FPA en begeleiding noodzakelijk. Binnen dat kader is van belang dat er onder andere aandacht is voor de complexe problemen en het medicatiegebruik (antipsychoticum) van verdachte en het vergroten van zijn weerbaarheid.
In aansluiting op dit advies heeft de reclassering in haar rapport van 20 januari 2023 geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod en een locatieverbod.
Volwassenenstrafrecht
Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte deels 17 en deels 18 jaar oud. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte volgens het jeugd- of volwassenenstrafrecht moet worden bestraft.
Uit de Pro Justitia-rapportage blijkt dat verdachte weliswaar gebaat is bij pedagogische aansturing vanuit zijn beperkte verstandelijke vermogens, maar dat het niet wenselijk is dat het gezinssysteem hierin een grote rol speelt. De behandeling van de schizofrenie van verdachte staat volgens de deskundige voorop en die behandeling dient met name individueel te worden vormgegeven. Dat heeft ermee te maken dat verdachte beperkt groepsgeschikt is bevonden. De deskundige adviseert daarom het volwassenstrafrecht toe te passen.
De reclassering sluit zich aan bij dit advies, omdat de problematiek van verdachte volgens hen beter kan worden behandeld binnen een volwassen zorgsetting.
De rechtbank zal met inachtneming van deze adviezen dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen, maar wel in forse mate rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Straf
Alles afwegende en in het bijzonder rekening houdend met de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de ernst van de feiten, zal de rechtbank een gevangenisstraf van 189 dagen opleggen. In de persoonlijke omstandigheden en de (psychische) problematiek van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding een gedeelte van die gevangenisstraf, te weten 30 dagen in voorwaardelijke vorm op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod. Ten aanzien van de (klinische) behandeling in een intramurale instelling bepaalt de rechtbank dat deze behandeling zal plaatsvinden voor de duur van maximaal een jaar. De rechtbank acht een proeftijd van 3 jaren aangewezen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is in een geval als dit een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Wel ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie. Een straf zoals geëist door de officier van justitie zou weliswaar maken dat er naar alle waarschijnlijkheid tijd zou zijn om vanuit detentie te zoeken naar een geschikte behandelplek voor verdachte, maar is naar het oordeel van de rechtbank te hoog voor deze feiten. Hier is de grens van het strafrecht bereikt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het hiervoor geschetste psychiatrisch ziektebeeld, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend:
  • [slachtoffer/aangever 3] vordert inzake feit 3 een bedrag van € 1.000,- aan smartengeld en
  • [slachtoffer/aangever 4] , bijgestaan door mr. E. Hullegie, vordert inzake feit 5 een totaalbedrag van € 528,56 (bestaande uit € 28,56 aan reiskosten en € 500,- aan smartengeld).
Beide vorderingen dienen vermeerderd te worden met de wettelijke rente en er is om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer/aangever 4] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer/aangever 3] heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer/aangever 3] en [slachtoffer/aangever 4] voor wat betreft het smartengeld niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard, nu de gestelde psychische schade niet is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade ( [slachtoffer/aangever 4] )
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Er is geen verweer gevoerd met betrekking tot de gevorderde reiskosten. Deze kosten, die voldoende zijn onderbouwd, wijst de rechtbank toe als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
Smartengeld ( [slachtoffer/aangever 3] en [slachtoffer/aangever 4] )
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van aantasting in de persoon van de benadeelden “op andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Verdachte heeft de benadeelden onverhoeds aangerand. Er is sprake van een dusdanig ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom grond voor vergoeding van immateriële schade biedt. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht in beide gevallen een bedrag van € 300,- naar maatstaven van billijkheid toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2022 ten aanzien van [slachtoffer/aangever 3] en 9 augustus 2022 ten aanzien van [slachtoffer/aangever 4] .
Resumerend zal de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toewijzen:
  • [slachtoffer/aangever 3] : € 300,- aan smartengeld en
  • [slachtoffer/aangever 4] : € 328,56 aan materiële schade en smartengeld.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/001545-21)

Het hof heeft verdachte op 13 oktober 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren.
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd met één jaar te verlengen.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen vanwege de psychische toestand van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de bij de eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank ziet aanleiding de proeftijd met één jaar te verlengen om ook gedurende die extra periode nog een zogenoemde ‘stok achter de deur’ te behouden met als doel verdachte ervan te doordringen dat hij geen strafbare feiten mag plegen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 30 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat:
- verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na de datum van dit vonnis zal melden bij Reclassering IrisZorg op de Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Daarbij zal verdachte zich houden aan de afspraken en aanwijzingen die door de reclassering zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van de methodiek ‘Stap voor Stap’, de SCIL en/of een gedragsinterventie;
- verdachte zich voor maximaal 12 maanden, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing, en zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
- verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, ambulant onder behandeling zal stellen van IrisZorg, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering om zich te laten behandelen voor zijn problematiek en zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die in dat kader worden gegeven;
- verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig acht, ambulant onder behandeling zal stellen van Kairos, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering om zich te laten behandelen voor zijn problematiek en zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die in dat kader worden gegeven. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest), zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 stelt als
overige voorwaardendat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan en
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslissing op de civiele vordering van [slachtoffer/aangever 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer/aangever 3] van € 300,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer/aangever 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer/aangever 3] , een bedrag te betalen van € 300,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de civiele vordering van [slachtoffer/aangever 4]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 5 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer/aangever 4] van € 328,56,- aan materiële schade/smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer/aangever 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer/aangever 4] , een bedrag te betalen van € 328,56,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
 verlengt de proeftijd als vermeld in het arrest van het hof van 13 oktober 2021 met 1 jaar (05/001545-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. Ö. Sari (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC22417 (BEEKDAL), gesloten op 24 november 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer/aangever 3] , p. 1 en 3, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 39 en 40 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 januari 2023.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer/aangever 3] , p. 1-3.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 35-36.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 39-40.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 68-69.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2023.
8.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van het Openbaar Ministerie, getiteld ‘Zaak 2022422059 deel 1’.