ECLI:NL:RBGEL:2023:6576

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10496494 \ CV EXPL 23-1300
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door baldadigheid en groepsaansprakelijkheid bij meerderjarige en minderjarige betrokkenen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om schade die is veroorzaakt door baldadigheid tijdens een feest op 12 juni 2022. De eiseres, een vennootschap onder firma die planten en siergrassen verkoopt, stelt dat de minderjarige zoon van de gedaagde, samen met anderen, haar terrein heeft betreden en schade heeft veroorzaakt aan haar planten. De eiseres vordert een schadevergoeding van € 3.983,19, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde betwist de aansprakelijkheid van zijn zoon en de omvang van de schade. De kantonrechter heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat de gedaagde moet bewijzen dat de schade niet het gevolg is van de gedragingen van zijn zoon. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere personen en de onduidelijkheid over welke incidenten schade hebben veroorzaakt. De kantonrechter heeft de gedaagde toegelaten tot bewijsvoering en verdere beslissingen aangehouden, met de hoop op een minnelijke schikking tussen partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10496494 \ CV EXPL 23-1300 \ 398
uitspraak van 17 november 2023
vonnis
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
gemachtigde: mr. M. van Lith
tegen
[gedaagde], in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [naam minderjarige]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde: mr. F.H.J. van Gaal
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd. De zoon van [gedaagde] wordt hierna met [naam minderjarige] aangeduid.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juni 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de bij brief van 31 augustus 2023 door de gemachtigde van [eiseres] toegezonden productie
- de op 15 september 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiseres] drijft een onderneming in planten en siergrassen. Op het – uitgestrekte – terrein van [eiseres] bevinden zich grote hoeveelheden planten in bakjes in trays in de open lucht.
2.2
Op of omstreeks 12 juni 2022 heeft er bij de buren van [eiseres] een feest plaatsgevonden. Gedurende dit feest hebben enkele personen via de heg die het terrein van [eiseres] van dat van de buren scheidt het terrein van [eiseres] betreden. Daarbij zijn onder meer bakjes uit de trays gehaald en over het terrein gegooid. Verder zijn (resten van) enkele bierflessen op het terrein achtergelaten.

3.Het geschil

3.1
Volgens [eiseres] is [naam minderjarige] , die ten tijde van het voorval 16 jaar oud was, een van de personen geweest die zijn terrein hebben betreden en hij acht hem daarom aansprakelijk voor de gedragingen van de groep waarbij door een of meer personen schade is toegebracht aan de planten. [eiseres] stelt dat hij en zijn medewerkers samen 71 uur hebben moeten besteden om de schade te herstellen en te controleren of er geen glasscherven in de plantjes zaten. Daartoe is ongeveer 70 m2 nauwkeurig geïnspecteerd. Hij heeft die uren à € 40,-- per uur bij [gedaagde] in rekening gebracht. Vermeerderd met btw, rente (tot 12 april 2023) en buitengerechtelijke kosten vordert [eiseres] betaling door [gedaagde] van € 3.983,19, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, verder te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 april 2023 totdat alles is betaald, alsmede veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
[gedaagde] voert verweer. Primair voert hij aan dat niet is onderbouwd waaruit blijkt dat [naam minderjarige] bij de groep hoorde die het terrein van [eiseres] heeft betreden. Subsidiair betwist [gedaagde] de omvang van de schade. Zelfs als wordt uitgegaan van een grondige inspectie van de plantenbedden valt volgens [gedaagde] niet in te zien dat hiermee 71 uren gemoeid zouden zijn geweest.

4.De beoordeling

Het ‘daderschap’
4.1.1
De dag na het voorval heeft de moeder van [naam minderjarige] aan [eiseres] onder meer het volgende geschreven:
Allereerst betreuren wij, zowel de ouders als ook de jongens, wat er gisteravond is gebeurd.
Er zijn 2 groepjes geweest, het eerste groepje is over de heg geklommen en hebben een aantal planten van jullie achter deze heg geplet + een treetje opgepakt en weer neer gezet + weer terug gegaan.
Later op de avond is er een 2de groep over de heg gegaan. Een uitleg die ik doorkreeg van 1 van de jongens uit groep 2 was:
Ik ben in een lacheriche bui over de heg gesprongen en dacht dat het leuk was om een treetje met plantjes te pakken en t aan mn vrienden te laten zien als grap maar het treetje viel al snel en werd al snel een ravage (..)
Uiteindelijk kunnen we concluderen dat het puur een hele domme kwajongensstreek is en wij hebben ze hier uiteraard goed op aangesproken ze zijn ook echt geschrokken van hun actie. Nogmaals onze excuses namens de jongens hiervoor.
Iedereen die over de heg is gegaan zijn fout geweest, graag vernemen wij dan ook wat de geleden schade is zodat de betrokken jongens dit kunnen vergoeden.
4.1.2
Later heeft [gedaagde] , mede namens de overige ouders van de betrokken jongeren, aan [eiseres] onder meer het volgende geschreven:
We hebben de offerte inmiddels ontvangen en vinden het bedrag eerlijk gezegd buiten alle proporties.
Nogmaals zoals ook telefonisch besproken, wij willen het graag oplossen en ook wij vinden dat onze jongens fout zijn geweest maar dit gaat alle perken te buiten.
4.1.3
Hieruit volgt dat de ouders van [naam minderjarige] ervan uitgingen dat ook [naam minderjarige] de bewuste avond de heg was overgegaan. Of hij tot de eerste of tweede groep behoorde komt uit de beide berichten niet naar voren.
4.2.1
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling onder meer het volgende opgemerkt – de kantonrechter citeert hier verder uit de aantekeningen van de griffier, voor zoveel van belang:
[eiseres]
Ik heb contact opgenomen met wijkagent. Die kwam bij plaats delict. Ik heb foto’s gemaakt. Ik heb niet de namen. Heeft [naam 1] [ [naam 1] , de buurvrouw, bewoonster van het pand waar het feest was gehouden,
kantonrechter] me niet verteld. Ik ben geen getuige. Kinderen kregen alcohol geschonken. 2x terrein betreden.
Kantonrechter
Hoe bij bent u bij [naam minderjarige] uitgekomen?
[eiseres]
Naam is naar boven gekomen. Contact met [moeder van de minderjarige] [de moeder van [naam minderjarige] ,
kantonrechter] op zondag sms contact en telefonisch, whatsapp bedoel ik. Ze zei dat haar zoon betrokken was. Ik wilde alle namen voor aansprakelijkheid, maar die kreeg ik niet. Wijkagent is daar geweest, van daaruit naar [gedaagde] gegaan. Dat heeft hij verteld. Civiele zaak verder.
4.2.2
[gedaagde] heeft daarover toen gezegd:
[gedaagde]
Mijn zoon, er is een feest geweest. Hij zegt dat hij niet over die heg geweest. Ik was er niet bij. Andere jongens zijn er wel naartoe gegaan. Hij wil niet zeggen wie het waren. Er was van horen en zeggen wat contact.
Kantonrechter
Waarom zou u mee moeten werken dan?
[gedaagde]
Het zijn vrienden van mijn zoon.
Kantonrechter
(..) de link ligt wel naar [naam minderjarige] . De jongen, alsof [naam minderjarige] erbij is geweest. Dus ik kan u niks meer vragen?
[gedaagde]
Nee, ik was er niet bij. De 2e keer was hij zelfs al naar huis.
4.2.3
Hieruit volgt dat ook [eiseres] ervan uitgaat dat er sprake is geweest van twee incidenten die avond. Volgens [gedaagde] is [naam minderjarige] niet betrokken geweest bij het tweede incident. Dat hij helemaal niet over de heg is geweest kan, gelet op hetgeen daarover al onder 4.1 is overwogen, niet worden aangenomen.
4.3
De kantonrechter gaat er (vooralsnog) van uit dat de personen die betrokken zijn geweest bij de twee incidenten als twee groepen moeten worden beschouwd als bedoeld in artikel 6:166 BW, ook al zou er sprake zijn van overlap per incident wat betreft die personen.
4.4
Onduidelijk is evenwel welk van deze incidenten schadeveroorzakend is geweest. Mogelijk is – immers niet uit te sluiten – dat ook uit de eerste overschrijding van de erfgrens de schade kan zijn ontstaan. Het is echter niet aan [eiseres] om daarover, wat zijn stelplicht betreft, in detail te treden. [eiseres] was er immers niet bij en het lijkt erop dat hij in dit stadium niet méér gegevens boven tafel kan krijgen dan hij heeft genoemd. Gecombineerde toepassing van de artikelen 6:166 en 6:99 BW leidt er dan toe dat op [gedaagde] de bewijslast komt te rusten dat de schade niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor [naam minderjarige] aansprakelijk is. Overeenkomstig zijn bewijsaanbod zal [gedaagde] tot het bewijs daarvan worden toegelaten.
De schade
4.5
Mogelijk is dat de schade voor [eiseres] lager ligt dan het gevorderde bedrag. Zij kan immers niet hoger liggen dan de kweekkosten + gederfde winst per plantje, en uitgaande van ongeveer 100 plantjes per vierkante meter. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de waarde per plantje ongeveer € 0,80 bedraagt. De genoemde bovengrens geldt ook als een minutieus onderzoek op de aanwezigheid van glas van ongeveer 1 uur per vierkante meter werkelijk geboden en redelijk was. De foto’s bij de dagvaarding waarop 1 heel en 1 gebroken bierflesje zijn te zien wijzen daar vooralsnog echter niet op. Ook lijkt op die foto’s geen sprake van zodanig veel uit de trays gehaalde en weggegooide bakjes, dat met het opruimen daarvan uren gemoeid waren. En los daarvan is het nog de vraag of 1 uur speurwerk op glas per vierkante meter werkelijk reëel is.
4.6
De kantonrechter laat het thans bij deze opmerkingen over de schade. Mogelijk leiden ze, ook gelet op het mogelijke getuigenverhoor, tot bijstelling van het schadebedrag door [eiseres] , zodanig dat de gezamenlijke ouders van de veroorzakers van de beide incidenten daarvoor, zoals ook al uit de onder 4.1 geciteerde berichten blijkt, hun verantwoordelijkheid willen nemen. Een minnelijke schikking zou aan deze zaak het meeste recht doen. Hopelijk kunnen de gemachtigden van partijen hen aan de hand van dit vonnis daartoe overtuigen.
4.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
Laat [gedaagde] toe te bewijzen dat de door [eiseres] gestelde schade niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor [naam minderjarige] aansprakelijk is,
5.2
bepaalt dat [gedaagde] zich op de rolzitting van 8 december 2023 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe hij het bewijs wil leveren,
5.3
bepaalt dat, als [gedaagde] bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, hij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting over moet leggen,
5.4
bepaalt dat [gedaagde] , als hij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van hemzelf, zijn gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld,
5.5
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of alsnog een schikking mogelijk is,
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023