ECLI:NL:RBGEL:2023:6562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
05.060781.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van mensenhandel met gebruik van dwangmiddelen en misbruik van kwetsbare positie

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de 20-jarige [aangeefster], die verslaafd was aan heroïne, heeft gedwongen tot prostitutie. De feiten vonden plaats tussen 1 juni 2021 en 5 januari 2022, waarbij verdachte [aangeefster] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank concludeerde dat verdachte gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen, waaronder bedreiging en geweld, en dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [aangeefster]. De rechtbank achtte de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar en ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, zoals telefoongegevens en getuigenverklaringen. Verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en kreeg een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd. De rechtbank oordeelde dat verdachte geen schuldbesef toonde en dat zijn houding zorgwekkend was. De benadeelde partij [aangeefster] diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-060781-22
Datum uitspraak : 20 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. R.M. Bissumbhar, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 5 januari 2022 te Apeldoorn
en/of Breda in elk geval in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met
één of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [aangeefster] (telkens)
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht
genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere
feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster] (sub 1°) en/of
  • (telkens) heeft aangeworven en/of mede genomen met het oogmerk die ander in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°)
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [aangeefster] (sub 6°),
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen verricht door die [aangeefster] met en/of voor een derde tegen betaling (sub 9°) en/of
immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s) handelingen verricht die
(mede) hebben bestaan uit:
  • het benaderen van die [aangeefster] met het voorstel voor hem in de prostitutie te werken, in ruil voor drugs en/of afbetaling van schulden en/of
  • het aanmaken en/of onderhouden en/of beheren van seksadvertentie(s) van die [aangeefster] en/of
  • het onderhouden van contacten en/of het maken van afspraken met (prostitutie)klant(en) voor die [aangeefster] en/of
  • het geven van instructies aan die [aangeefster] met betrekking tot de door die [aangeefster] te verrichten seksafspraken en/of
  • het brengen/ en/of vervoeren en/of en/of begeleiden van die [aangeefster] bij/naar seksafspraken en/of
  • het regelen van een verblijfplaats en/of werkplaats voor die [aangeefster] en/of
  • het versturen van betaalverzoeken aan (prostitutie)klant(en) van die [aangeefster] , welk geld verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) onder zich heeft/hebben gehouden en/of die [aangeefster] (delen van) haar opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden te laten afstaan aan verdachte en/of zijn mededaders
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
  • het bedreigen van die [aangeefster] en/of
  • het onder druk zetten van die [aangeefster] door aan te geven dat er schulden waren die door die [aangeefster] moesten worden betaald en/of aangeven dat er een contract was waar die [aangeefster] aan gebonden was en/of
  • het (meermalen) mishandelen van [aangeefster] door die [aangeefster] te slaan en/of
  • het (verbaal en/of door continue aanwezigheid) creëren van een aanhoudende sfeer van dreiging en/of intimidatie en/of geweld en/of
  • die [aangeefster] afhankelijk te maken en/of te houden van drugs door het (voortdurend) ter beschikking stellen van drugs aan die [aangeefster]
terwijl die [aangeefster] een persoon in en kwetsbare positie was (lid 3 sub 2),
omdat zij verslaafd was (en werd gehouden) aan gebruiken van verdovende
middelen (drugs).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 juni 2021 sturen aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) met telefoonnummer [telefoonnummer 1] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , door [aangeefster] opgeslagen als contact ‘ [contact 1] ’, berichten naar elkaar. Uit de berichten blijkt dat zij elkaar nog niet zo goed kennen. Op 24 en 25 juni 2021 stuurt [aangeefster] afbeeldingen van zichzelf naar [contact 1] , eerst alleen van haar gezicht en daarna met steeds minder kleding aan en uiteindelijk stuurt zij ook naaktfoto’s van zichzelf. Op 26 juni 2021 staat [aangeefster] op de website [website 1] en wordt zij als escort aangeboden. [2] [aangeefster] heeft vervolgens tot 5 januari 2022 prostitutiewerkzaamheden verricht. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [aangeefster] onbetrouwbaar zijn en het overige in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen [aangeefster]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar. [aangeefster] heeft op verschillende momenten bij de politie authentieke en gedetailleerde verklaringen afgelegd over wat er van 22 juni 2021 tot en met 5 januari 2022 heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank consistent op de wezenlijke onderdelen. Er is veel gebeurd en [aangeefster] kan in detail vertellen hoe deze periode is verlopen en waar zij is geweest. Daarnaast worden de verklaringen van [aangeefster] op meerdere punten ondersteund door objectief verifieerbare gegevens en vinden deze steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verklaringen van [aangeefster] dan ook voor het bewijs gebruiken.
Ten aanzien van het bewijs
Analyse telefoongegevens
Gedurende het onderzoek zijn er verschillende mobiele telefoons in beslag genomen en onderzocht.
De
Samsung Galaxy S7werd bij [aangeefster] in beslag genomen. Zij verklaarde dat verdachte [verdachte] haar Samsung A41 kapot had gegooid en dat zij van hem een andere telefoon had gekregen. Uit de gegevens van deze telefoon kan worden opgemaakt dat er op 29 september 2021 een simkaart in het telefoontoestel kwam. Op deze telefoon werd gebruik gemaakt van een WhatsApp account ( [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net) die gekoppeld was aan telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Achter deze accountnaam stond de tekst ‘ [aangeefster] (owner)’. [aangeefster] had het telefoonnummer [telefoonnummer 1] tot het moment van inbeslagneming twee jaar in gebruik. [4] De rechtbank concludeert dat [aangeefster] de gebruiker van dit toestel met bijbehorend telefoonnummer is.
Op 5 januari 2022 werd bij medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) een
iPhone 11 proin beslag genomen. De Apple ID van het toestel betrof [AppleID 1] . Het laatst gebruikte MSISDN nummer betrof [telefoonnummer 3] . Voornoemd nummer werd door de gebruiker voor WhatsApp gebruikt met de profielnaam [medeverdachte] en een profielfoto van [medeverdachte] . De user ID van de facebook-ID was [ID] . De gebruiker gebruikte op Snapchat de usernaam [usernaam 1] en was gekoppeld aan het e-mailadres [emailadres 1] . Deze snapchat en dit e-mailadres waren gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Verder stond in de telefoon een bestand waarbij [medeverdachte] werd aangeschreven door het [zorgverzekering] over een mislukte automatische incasso van het rekeningnummer [Ibannummer 1] . Dit rekeningnummer staat op naam van [medeverdachte] . Ook staat er een aanvraag voor een tegemoetkoming wettelijk eigen risico op de telefoon. De aanvraag stond op naam van [medeverdachte] , geboortedatum [geboortedatum 2] , met als contactgegevens [telefoonnummer 3] en [AppleID 1] . [5] De rechtbank concludeert dat [medeverdachte] de gebruiker van dit toestel met bijbehorende telefoonnummers is.
Op 5 januari 2022 werden bij verdachte [verdachte] een
iPhone XR, een
iPhone 6sen een
iPhone 7in beslag genomen. [6]
De Apple ID van de
iPhone XRbetrof [AppleID 2] . In de data bevond zich een WhatsApp chat tussen [telefoonnummer 5] @s.whatsapp.net [naam 1] (owner) en [telefoonnummer 6] @s.whatsapp.net [naam 2] (gerechtsdeurwaarder- en juristenkantoor). Er werden persoonsgegevens gevraagd door [naam 2] en de gebruiker stuurde de identiteitsgegevens van verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . De persoon op de aan de WhatsApp gekoppelde profielfoto werd door de verbalisant herkend als zijnde verdachte [verdachte] . [7] Ook was er een snapchat account gekoppeld aan het toestel met de username [usernaam 2] met e-mailadres [AppleID 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Het facebookaccount dat aan het toestel was gekoppeld had de username [username] met emailadres [emailadres 2] . Op dit facebookaccount stonden foto’s van een persoon die door de verbalisant is herkend als zijnde verdachte. Ook werd de gebruiker van de telefoon aangesproken met ‘ [verdachte] ’. [8] Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker van het genoemde toestel met de bijbehorende telefoonnummers is.
De iPhone XR is gebruikt van 16 december 2021 tot en met 3 januari 2022. [9]
De Apple ID van de
iPhone 6sbetrof [AppleID 2] . Het laatst gebruikte MSISDN nummer betrof [telefoonnummer 7] . Het toestel werd aangetroffen ter hoogte van de middenconsole in de hand van verdachte bij aanvang van de controle [10] . In de telefoon bevond zich een SMS-chat tussen de gebruiker van [telefoonnummer 3] [medeverdachte] (telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte] ) en de gebruiker van [telefoonnummer 7] (owner) waarin [medeverdachte] schrijft: ‘je laat je zwangere vriendin achter’ en ‘Doei [verdachte] ’. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zat ten tijde van de aanhouding in de telefoon die in het bezit was van [medeverdachte] . Ook bevond zich in de iPhone 6s een WhatsApp chat tussen de gebruiker van [telefoonnummer 7] [naam 3] (owner) en de gebruiker van [telefoonnummer 1] Colega (telefoonnummer in gebruik bij [aangeefster] ). Tussen de afbeeldingen op de iPhone 6s stond een selfie van verdachte waarbij hij zichzelf met een telefoon fotografeert in de spiegel. De foto is gemaakt met een iPhone 6s op 17 augustus 2021. [11] Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker van het genoemde toestel met bijbehorend telefoonnummer is.
Het toestel is gebruikt van 14 september 2021 tot en met 17 september 2021 en van 16 december 2021 t/m 3 januari 2022. [12]
De Apple ID van de
iPhone 7betrof [AppleID 2] . Het toestel werd aangetroffen in de heuptas van de verdachte [13] . Het laatst gebruikte MSISDN nummer betrof [telefoonnummer 7] . Er waren berichten zichtbaar in de tijdsperiode van 28 november 2021 tot 16 december 2021. Dit betrof enkel inkomende berichten op voornoemd nummer. Tussen de afbeeldingen stond een selfie van verdachte. De foto is gemaakt met een iPhone 7 op 6 oktober 2021. Er waren twee e-mailaccounts aan het toestel gekoppeld, namelijk [emailadres 3] en [AppleID 2] . Er was een email van Snapchat naar [AppleID 2] gestuurd dat er op 27 november 2021 iemand op het Snapchat account [usernaam 2] heeft ingelogd op een iPhone 7. Op 17 september 2021 was er een e-mail van Snapchat gestuurd naar [AppleID 2] dat iemand op het van Snapchat account [usernaam 2] had ingelogd op een iPhone XR. Op 16 december 2021 is door Apple Support een e-mail gestuurd dat er met het Apple ID [AppleID 2] was ingelogd op een iPhone 6s. [14] Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker van het genoemde toestel met bijbehorend telefoonnummer is.
Het toestel is gebruikt van 27 september 2021 tot en met 27 oktober 2021 en van 13 november 2021 tot en met 16 december 2021. [15]
Met het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer 7] ) is op 28 juli 2021 het Apple ID [AppleID 2] gecreëerd. Dit is gebeurd op het adres [adres 2] te Apeldoorn alwaar [cafetaria] is gevestigd. Deze cafetaria is acht minuten fietsen dan wel zeven minuten met de auto vanaf het adres in Apeldoorn waar verdachte staat ingeschreven. [16] Gelet op voorgaande, alsmede de omstandigheid dat dit e-mailadres steeds het Apple ID is in de drie hierboven genoemde telefoons van verdachte, concludeert de rechtbank dat het e-mailadres [AppleID 2] van verdachte is en door hem is gebruikt. Dit e-mailadres is gebruikt om het seksaccount op [website 2] aan te maken. [17]
Uit de gegevens in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] ( [telefoonnummer 4] ) blijkt dat [medeverdachte] op 16 december 2021 een screenshot stuurde van een videobeeldgesprek aan telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Op dit screenshot is een foto van een man en een vrouw te zien. De verbalisant herkende deze personen als verdachte en [medeverdachte] . [18]
Daarnaast is ondersteunend aan de conclusie dat verdachte de gebruiker van de iPhone XR, de iPhone 6s en de iPhone 7 is geweest met de telefoonnummers [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 5] , de analyse van de historische verkeersgegevens. Uit deze analyse blijkt het volgende. In de periode van 16 december 2021 tot en met 3 januari 2022 maken de nummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 7] elke dag op één of meerdere momenten gebruik van dezelfde of nabijgelegen zendmasten, met uitzondering van één dag waarop de telefoonnummers geen registraties rond dezelfde tijdstippen hebben. Er zijn in deze periode geen registraties waarbij de nummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 7] op gelijke momenten gebruik maken van zendmasten die zich ver van elkaar af bevinden.
In de periode van 16 december 2021 tot en met 3 januari 2022 maken de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 7] op vier dagen op één of meerdere momenten gebruik van nabijgelegen zendmasten, op vijf dagen gebruik van zendmasten in dezelfde plaats maar meer dan 1,5 kilometer uit elkaar, en op zeventien dagen maken de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 7] op één of meerdere gelijke momenten gebruik van zendmasten die zich ver van elkaar af bevinden.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij het account [AppleID 2] niet kent. Verdachte heeft ook verklaard dat het toestel waarin telefoonnummer [telefoonnummer 7] werd gebruikt van [aangeefster] was en dat [aangeefster] de telefoon in de auto liet liggen als ze naar klanten ging.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaring van verdachte niet wordt ondersteund door bewijsmiddelen, integendeel. Uit de zendmastgegevens volgt dat de nummers [telefoonnummer 1] ( [aangeefster] ) en [telefoonnummer 7] (klantentelefoon) nauwelijks in elkaars buurt zijn geweest. Dat [aangeefster] niet de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] is geweest wordt versterkt door een WhatsApp chat in de iPhone 6s tussen de gebruiker van [telefoonnummer 7] [naam 3] (owner) en het nummer van [aangeefster] ( [telefoonnummer 1] ) in de periode van 17 december 2021 tot en met 5 januari 2022. [19] De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat [aangeefster] met zichzelf heeft gechat, mede gelet op de inhoud van de berichten. [20]
De rechtbank is van oordeel dat de zendmastgegevens, alsmede de chatgesprekken en de verklaring van [aangeefster] ondersteunen dat verdachte [verdachte] (gebruiker van de [telefoonnummer 5] ) de klantentelefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] gebruikte en in zijn bezit had en niet [aangeefster] zelf (gebruiker van de [telefoonnummer 1] ). [21]
Bij [aangeefster] is de Samsung Galaxy A41 in beslag genomen. Aan deze telefoon was het telefoonnummer [telefoonnummer 8] gekoppeld. Ook was er een WhatsApp op telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de telefoon met de gebruikersnaam ‘ [aangeefster] ’. Een Facebookaccount was gekoppeld aan het e-mailadres [emailadres 4] en Instagram en Snapchat hadden als gebruikersnaam ‘ [aangeefster] ’. De gebruiker van de telefoon werd in chats aangesproken met ‘ [aangeefster] ’. [22] Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat [aangeefster] de gebruiker van deze telefoon met bijbehorende telefoonnummers is.
In deze telefoon is een chat tussen [aangeefster] ( [telefoonnummer 1] ) en contact ‘ [contact 1] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 2] aangetroffen. Aangeefster heeft daarover verklaard dat zij [verdachte] als ‘ [contact 1] ’ had opgeslagen in haar telefoon omdat hij uit Apeldoorn kwam. [23] Daarnaast is er in deze telefoon een WhatsApp chat aangetroffen tussen [aangeefster] ( [telefoonnummer 1] ) en het contact opgeslagen als ‘Jongen Epe’ met telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [aangeefster] heeft over dit contact verklaard dat zij van verdachte aan haar familie om geld moest vragen en aangeven dat zij problemen had met jongens uit Epe. Zij heeft toen de naam van verdachte in haar telefoon veranderd in ‘Jongen Epe’. Vervolgens heeft zij een screenshot gemaakt van een chat over een betaling die gedaan moest worden zodat zij veilig naar huis kon komen. [24] [aangeefster] heeft van 22 juni 2021 tot en met 9 augustus 2021 meermaals gechat en gebeld met de gebruiker van [telefoonnummer 2] . De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] had een profielfoto aan het whatsapp account behorend bij dit telefoonnummer gekoppeld. De rechtbank stelt vast dat, nu deze profielfoto dusdanig grote gelijkenissen vertoont met verschillende selfies van verdachte (vorm hoofd, haarkleur, haarlijn, dezelfde opvallend gekleurde trui), de persoon op de profielfoto verdachte is.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande, alsmede op basis van het taalgebruik en de steeds dezelfde terugkerende spellingsfouten in de chats, dat verdachte degene is die in de telefoons van aangeefster onder contact ‘Jongen Epe’ en ‘ [contact 1] ’ is opgeslagen. Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de telefoonnummers [telefoonnummer 5] , [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 2] in de ten laste gelegde periode in gebruik waren bij verdachte.
Tijdens het onderzoek is de telefoon die werd gebruikt door telefoonnummer [telefoonnummer 7] aangemerkt als de klantentelefoon.
Sub 1, 3 en 4
Handelingen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [aangeefster] in een coffeeshop heeft leren kennen en haar na een tijdje is gaan helpen in de prostitutie. In eerste instantie was hij, hoewel hij niet over een rijbewijs beschikte, alleen de chauffeur van [aangeefster] en bracht hij haar naar seksafspraken. Later maakte hij ook afspraken voor [aangeefster] met klanten. Daarbij gaf hij aan op welke tijden en op welke locatie [aangeefster] moest zijn. Hij heeft verklaard dat hij samen met [aangeefster] de seksadvertenties heeft gemaakt en geplaatst op onder andere [website 2] . Ook boekte hij hotels voor [aangeefster] voor een slaapplek en voor de seksafspraken. Dat was in Breda en in Antwerpen. Hij bewaarde het geld dat [aangeefster] verdiende met de seksafspraken en hij verdiende zelf tussen de € 100 en € 150 per dag voor zijn diensten. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij met de pinpas van [aangeefster] van haar bankrekening geldbedragen heeft gepind. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij drugs voor [aangeefster] kocht en deze drugs aan haar gaf en dat het soms voorkwam dat hij haar geen drugs gaf terwijl ze hier wel om vroeg. [25] Deze bekennende verklaringen van verdachte worden op de relevante punten ondersteund door de door [aangeefster] afgelegde verklaringen. [26]
Daarnaast heeft [aangeefster] verklaard dat verdachte met het voorstel is gekomen van dates zonder seksueel contact, om zo schulden te kunnen afbetalen. Deze dates zijn overgegaan in prostitutiewerkzaamheden. [27]
Deze verklaring van [aangeefster] wordt ondersteund door de WhatsApp berichten tussen [aangeefster] en verdachte. De berichten vangen aan op 22 juni 2021 en begint met berichten als ‘
Woon je nog bij je ouders’en ‘
Wat doe je voor opleiding dan’. Op 25 juni 2021 worden naaktfoto’s uitgewisseld en op 26 juni 2021 wordt een screenshot gedeeld met daarbij de mededeling van verdachte dat [aangeefster] tussen de advertenties op [website 1] staat. Verdachte schrijft dat zij daarmee straks 1.000 euro per dag gaan verdienen. [28]
Uit onderzoek naar de gegevens in de telefoons van verdachte (iPhones XR, 6s en 7) blijkt dat de telefoons (met de telefoonnummers [telefoonnummer 5] , [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 2] ) vanaf in ieder geval 22 juni 2021 tot en met 5 januari 2022 zijn gebruikt om [aangeefster] te werven, om seksafspraken tegen betaling te maken, om de contacten met de klanten te onderhouden, om de hotels te boeken, er staan naaktfoto’s van [aangeefster] op, er zijn printscreens van betalingen van afspraakjes.com, er zijn foto’s van geld, er zijn selfies van verdachte, er komen berichten binnen van de website [website 2] , er zijn berichten met betrekking tot de tekst in de seksadvertenties, er is een account op [website 2] mee gemaakt en er werden betalingen uitgevoerd naar [website 2] . [29] Ook blijkt uit deze telefoongegevens dat verdachte, in ieder geval via chatberichten, bepalend was in hetgeen er moest gebeuren en dat het verdachte was die [aangeefster] instructies gaf met betrekking tot de seksafspraken. [30]
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte [aangeefster] heeft geworven door haar ertoe te bewegen zich te prostitueren, seksadvertenties heeft gemaakt en geplaatst, seksafspraken voor [aangeefster] heeft gemaakt, [aangeefster] heeft vervoerd naar seksafspraken, het met de seksafspraken verdiende geld van [aangeefster] bewaarde en [aangeefster] heeft gehuisvest (in hotels en andere overnachtingsplekken waar de seksafspraken plaatsvonden).
Dwangmiddelen
De inzet van dwangmiddelen dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingsituatie belandt of dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tegen [aangeefster] dergelijke dwangmiddelen ingezet.
[aangeefster] heeft verklaard dat verdachte haar had verteld dat hij een contract had laten opstellen met daarop haar handtekening, waaruit zou blijken dat zij een jaar voor hem in de prostitutie zou gaan werken. Indien zij zou stoppen zou hij hiermee naar een advocaat gaan. [aangeefster] heeft verklaard dat zij hierdoor niet durfde te stoppen met werken, omdat zij bang was voor de gevolgen. Ook hield hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) haar ID-kaart en bankpas bij zich, zodat zij niet weg zou gaan. [31]
[aangeefster] had ook het gevoel dat zij niet weg kon, omdat verdachte aangaf dat hij veel in haar had geïnvesteerd. Hij praatte daarbij in op haar schuldgevoel. Hij heeft gezegd dat als [aangeefster] ooit zonder hem wegging, zonder overleg, dat er dan een groepje naar haar moeders huis zou gaan en dat ze haar dan zouden verkrachten en afpersen en zeggen dat ze [aangeefster] hebben ontvoerd en al haar moeders geld zouden afpakken. [32]
Daarnaast heeft zij verklaard dat verdachte woest werd als [aangeefster] aangaf dat zij niet meer wilde. Hij zei dat zij slechte recensies zou krijgen als ze niet naar de klant ging en dat haar advertentie bij een paar slechte meldingen op de site werd geblokkeerd. Hij zei dat als [aangeefster] geen seks met de klant wilde, zij het dan maar met hem moest doen. [33]
[aangeefster] heeft verklaard dat zij soms straf kreeg als ze haar werk niet goed had gedaan. Zij wist niet precies wat zij verkeerd had gedaan. De straf kreeg zij als klanten klachten stuurden. De straf bestond uit geslagen worden en haar drugs onthouden waardoor zij afkickverschijnselen kreeg. [34] Verdachte schreeuwde naar haar, schold haar uit en intimideerde haar. Soms gaf hij haar klappen met de platte hand zodat zij geen blauwe plekken zou krijgen. [35] Verdachte heeft [aangeefster] een keer voor straf een week lang geen heroïne gegeven. [aangeefster] heeft verklaard dat zij toen erg ziek was, maar wel moest werken van verdachte. Hij zei dat [aangeefster] pas beter zou worden als zij naar hem zou luisteren. [36]
Deze verklaringen vinden steun in verschillende bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij drugs voor [aangeefster] kocht en deze drugs aan haar gaf. Ook heeft hij verklaard dat het soms voorkwam dat hij haar geen drugs gaf, aangezien hij dan geen dealer op het station kon vinden. Getuige [getuige 1] heeft hierover echter verklaard dat er een periode is geweest dat verdachte [aangeefster] bewust geen drugs gaf en zij gewoon moest doorwerken. [37] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat [aangeefster] in december 2021 geen drugs kreeg van verdachte omdat [aangeefster] volgens hem straf had. [38] In het dossier bevinden zich daarnaast meerdere WhatsApp berichten tussen [aangeefster] en verdachte waarin zij zegt dat de koffie op is en aan verdachte vraagt of hij al koffie heeft geregeld. Met de term ‘koffie’ wordt afhankelijk van de context in straattaal ook heroïne bedoeld. [39]
Getuige [getuige 1] heeft verder verklaard dat verdachte verbaal agressief en kleinerend was naar [aangeefster] . Soms gooide hij een kussen naar haar uit agressie en hij schreeuwde naar [aangeefster] . Volgens getuige heeft verdachte op een hotelkamer ook spullen naar [aangeefster] gegooid, waaronder een telefoon. [40]
Getuige [getuige 2] heeft een keer een blauwe plek op de arm van [aangeefster] gezien en daar een foto van gemaakt. Dat is het moment geweest dat zij melding heeft gemaakt van de situatie waarin [aangeefster] zich bevond. [41]
Sub 6 en 9
[aangeefster] heeft verklaard dat verdachte al die tijd haar bankpas en pincode had en kon inloggen op haar bankrekeningen. Hij heeft heel vaak geld gepind als zij net studiefinanciering of alimentatie had gekregen. Al het geld wat zij in dat half jaar heeft verdiend, heeft zij niet gehad. Daardoor heeft zij schulden opgebouwd. Haar rekeningen konden niet betaald worden, maar de rekeningen van medeverdachte [medeverdachte] werden wel betaald. [aangeefster] mocht van verdachte zelf bepalen wat zij deed toen zij twee weken thuis bij haar moeder in Epe was, maar verdachte gaf haar maar voor twee of drie dagen heroïne mee en dan moest zij elke keer weer naar hem terug. Hij gaf haar niet genoeg geld en heroïne mee om haar veel vrijheid te geven. Zo wist hij volgens [aangeefster] zeker dat zij terug kwam. [42]
Daarnaast heeft [aangeefster] verklaard dat verdachte ook regelmatig geld vroeg aan klanten om rekeningen te betalen. Deze verzoeken stuurde hij via een betaalverzoek vanaf de klantentelefoon. Als klanten geld overmaakten dan werd het geld gestort op de rekening van [aangeefster] op rekeningnummer [Ibannummer 2] . Aangeefster moest haar pinpas en pincode afstaan aan verdachte. Er werden nooit rekeningen van [aangeefster] betaald en verdachte pinde het geld direct van de rekening zodra er geld was gestort. Ook was haar bankrekening gekoppeld aan de [bank] app op een van de telefoons van verdachte. [43]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij en verdachte allebei de helft kregen van het door haar met prostitutie verdiende geld. Zij heeft verklaard dat [aangeefster] helemaal geen geld kreeg van verdachte en dat zij en [aangeefster] om de dag de hotelkamer moesten betalen. [aangeefster] was degene die geld verdiende en zij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] , [medeverdachte] en [getuige 1] ) maakten het op. [44]
Uit de WhatsApp berichten van 26 juni 2021 kan worden opgemaakt dat verdachte ( [telefoonnummer 2] ) aan [aangeefster] ( [telefoonnummer 1] ) vraagt of zij al rood kan staan, of ze al een telefoon had geregeld en of ze al een bankrekening had geopend. Volgens de [bank] mocht [aangeefster] sinds juni 2021 rood staan op haar betaalrekening. [45]
In de iPhone 6s van verdachte is een afbeelding aangetroffen van een bankpas op naam van [aangeefster] met rekeningnummer [Ibannummer 2] . De afbeelding is waarschijnlijk gemaakt door een iPhone 6s op 3 augustus 2021. In de ‘notes’ staat de cijfercombinatie 5901, dit is zeer waarschijnlijk de pincode van de bankpas van [aangeefster] en is zeer waarschijnlijk aangemaakt op 25 augustus 2021. [46] Daarnaast vraagt verdachte ( [telefoonnummer 7] ) op 20 december 2021 aan [aangeefster] ( [telefoonnummer 1] ) ‘
Geef is die in log gegevens van [bank] bank app’en drie minuten later zegt hij ‘
Ben al ingelogt’. [47]
In de periode 19 december 2021 tot en met 3 januari 2022 waren er 32 betalingen bij betaalautomaten met een totaalbedrag van € 1.094,75. [aangeefster] heeft verklaard dat zij in deze periode bij haar moeder in Epe verbleef [48] . Van de 32 betalingen is er van 31 een locatie gevonden. Geen enkele betaling heeft een locatie in de buurt van Epe. De betalingen zijn allemaal in de omgeving van Apeldoorn. Van de 31 vallen 27 betalingen binnen een bereik van 35 minuten lopen van het BRP adres van verdachte ( [adres 3] ). 17 betalingen vallen binnen een bereik van 35 minuten lopen van het GBA adres van medeverdachte [medeverdachte] ( [adres 4] ). In de bovengenoemde periode zijn er 11 betalingen waarbij de gebruikte zendmasten door telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [aangeefster] ) dusdanig ver af liggen van de locatie waar de betalingen zijn gedaan van rekening [Ibannummer 2] , dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de gebruiker van dit telefoonnummer deze betalingen heeft verricht. Deze 11 betalingen vonden plaats verdeeld over 25 tot en met 31 december 2021. Rond het tijdstip van de betalingen maken de telefoonnummers [telefoonnummer 5] (verdachte) en [telefoonnummer 3] (medeverdachte [medeverdachte] ) gebruik van zendmasten dicht bij de locatie van betaling. Vanaf 19 december 2021 tot en met 3 januari 2022 bevinden de meest gebruikte zendmasten van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [aangeefster] ) zich in Epe, dicht in de buurt van het woonadres van de moeder van [aangeefster] . Dit komt overeen met eergenoemde verklaring van [aangeefster] dat zij in deze periode bij haar moeder verbleef. [49]
Daarnaast werden er gegevens van betalingen met de pinpas van [aangeefster] opgevraagd bij meerdere winkels over de periode 12 augustus 2021 tot en met 16 december 2021. Met gebruik van de pinpas van [aangeefster] werd er verspreid over deze periode meerdere keren herenkleding aangeschaft. Op 12 augustus 2021 heeft verdachte met gebruik van de pinpas van [aangeefster] een sportabonnement bij [sportclub] in Breda aangeschaft. Op 24 september 2021 deed hij dat nog een keer, maar dan ook voor medeverdachte [medeverdachte] . [50]
Oogmerk van uitbuiting
Om tot een bewezenverklaring te komen van sub 1, geldt dat verdachte het oogmerk moet hebben gehad van uitbuiting. Ten aanzien van sub 3, 4 en 9 geldt dat sprake moet zijn geweest van gedragingen begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Het bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting in lid 2, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. De vraag of- en zo ja, wanneer – sprake is van uitbuiting is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Dat de werkzaamheden van [aangeefster] in eerste instantie wellicht op basis van vrijwilligheid hebben plaatsgevonden doet hier niet aan af, nu in het geval van toepassing van dwangmiddelen eventuele vrijwilligheid of instemming niet in de weg kan staan aan een bewezenverklaring van uitbuiting. [51]
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake is geweest van een oogmerk van uitbuiting, gelet op de aard en de duur van de werkzaamheden die [aangeefster] van verdachte moest verrichten, de beperkingen die dit voor haar heeft gehad en het grote financiële voordeel dat verdachte heeft genoten.
Uit de eerdergenoemde bewijsmiddelen (onder kopje sub 6 en 9) kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk heeft gehad te profiteren van de prostitutie van [aangeefster] , haar daadwerkelijk heeft uitgebuit en er ook voordeel uit heeft getrokken. Het handelen van verdachte was erop gericht dat [aangeefster] geld zou verdienen met prostitutiewerk. Verdachte pakte het verdiende prostitutiegeld van [aangeefster] af en had haar pinpas in zijn beheer.
Kwetsbare positie
Voorts is door verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [aangeefster] zich bevond. [aangeefster] heeft verklaard dat zij verslaafd was aan heroïne en dat verdachte haar dealer was. [52] Verdachte heeft verklaard dat [aangeefster] voor € 100 tot € 150 per dag aan heroïne gebruikte. [53]
Alleen al uit het feit dat verdachte wist dat [aangeefster] elke dag een dergelijke hoeveelheid heroïne gebruikte, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat voor verdachte duidelijk moest zijn dat [aangeefster] zich in een kwetsbare positie bevond.
[aangeefster] heeft daarnaast ook verklaard dat zij aan verdachte veel heeft verteld over haar privéomstandigheden, onder meer over haar depressie, de situatie op school, haar autisme en ADD. [54] De kwetsbare positie van [aangeefster] volgt ook uit de melding van de zorgcoördinator, de verklaring van de huisarts [55] en de moeder van [aangeefster] . [56]
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet alleen fungeerde als chauffeur van [aangeefster] naar seksafspraken met klanten, ook was hij nauw betrokken bij (onder andere) het maken van deze seksafspraken en het regelen van ontmoetingsplekken voor de seksafspraken. Vanaf 18 september 2021 verbleef medeverdachte [medeverdachte] bij verdachte en [aangeefster] en vanaf dat moment is sprake van een gezamenlijke uitvoering. [medeverdachte] heeft verdachte vanaf 18 september 2021 geholpen bij het faciliteren van het prostitutiewerk van [aangeefster] en hier een wezenlijke bijdrage aan geleverd. Medeverdachte [medeverdachte] bracht [aangeefster] naar seksafspraken, zowel als bijrijder maar ook als bestuurder, boekte hotels waar de seksafspraken plaatsvonden, gaf [aangeefster] instructies met betrekking tot deze seksafspraken, controleerde of [aangeefster] nog voldoende heroïne had en deelde ook mee in de opbrengsten van het sekswerk. [57] Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewezen dat het feit in de periode van 18 september 2021 tot en met 5 januari 2022 in vereniging is gepleegd.
Periode
De rechtbank hanteert als begindatum voor de mensenhandel het moment dat verdachte en [aangeefster] beginnen met chatten, waarna [aangeefster] op verzoek naaktfoto’s stuurt naar verdachte en hij haar foto op [website 1] heeft gezet. Dat was op 22 juni 2021. Het einde van de periode is op 5 januari 2022, de dag waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn aangehouden in België.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van
22juni 2021 tot en met
17 september 2021te Apeldoorn en
/ofBreda in elk geval in Nederland en
/ofin België,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [aangeefster] (telkens)
en
hij in de periode van 18 september 2021 tot en met 5 januari 2022 te Apeldoorn en Breda in elk geval in Nederland en België,tezamen en in vereniging met één ander, een ander, genaamd [aangeefster] (telkens)
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht
genoemde middelen, te weten door dwang en
/ofgeweld en
/ofeen andere
feitelijkheid en
/ofdreiging met geweld of een andere feitelijkheid en
/ofdoor
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor
misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster]
  • (telkens
    )heeft aangeworven en
    /ofmede genomen met het oogmerk die ander in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
    (sub 3°)en
  • heeft gedwongen en
  • (telkens
    )opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [aangeefster]
    (sub 6°),en
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)handelingen verricht die
(mede) hebben bestaan uit:
  • het benaderen van die [aangeefster] met het voorstel voor hem in de prostitutie te werken, in ruil voor drugs en
  • het aanmaken en
  • het onderhouden van contacten en
  • het geven van instructies aan die [aangeefster] met betrekking tot de door die [aangeefster] te verrichten seksafspraken en
  • het brengen
  • het regelen van een verblijfplaats en
  • het versturen van betaalverzoeken aan (prostitutie)klant
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
  • het bedreigen van die [aangeefster] en
  • het onder druk zetten van die [aangeefster] door aan te geven dat er schulden waren die door die [aangeefster] moesten worden betaald en
  • het
  • het (verbaal en/of door continue aanwezigheid) creëren van een aanhoudende sfeer van dreiging en
  • die [aangeefster] afhankelijk te maken en
terwijl die [aangeefster] een persoon in een kwetsbare positie was
(lid 3 sub 2),
omdat zij verslaafd was
(en werd gehouden
)aan gebruiken van verdovende
middelen (drugs).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
mensenhandel terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.
en
mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft samen met medeverdachte een 20-jarige kwetsbare aan heroïne verslaafde vrouw in Nederland en België gedwongen in de prostitutie laten werken en het door haar hiermee verdiende geld van haar afgenomen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van haar drugsverslaving en haar onder druk gezet om in de prostitutie te werken om zo onder andere de schulden van verdachte en medeverdachte af te betalen maar ook om een luxer leven te kunnen leiden. Zij moest meerdere keren per dag seks hebben met verschillende mannen en kreeg soms als straf bewust geen drugs van verdachte.
Mensenhandel, waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden. Door deze wijze van handelen heeft de verdachte bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Verdachte heeft meermaals verzoeken voor het opstellen van reclasseringsrapportages geweigerd. Ook heeft verdachte meermaals geweigerd mee te werken aan een onderzoek van het NIFP en de gesprekken met een psycholoog. Aan verdachte is veelvuldig gelegenheid geboden om mee te werken. Verdachte heeft de rechtbank laten weten enkel onder zijn voorwaarden in gesprek te willen gaan. Hiermee heeft verdachte laten blijken niet aan zichzelf te willen werken. Verdachte heeft op geen enkel moment enig schuldbesef getoond. Veeleer heeft verdachte een houding dat alle schuld bij [aangeefster] ligt, zij zelf in de prostitutie wilde werken en hij enkel, ondanks het feit dat hij geen rijbewijs had, haar chauffeur was. Hierbij blijft verdachte benadrukken dat hetgeen hij heeft gedaan niet strafbaar is. De rechtbank vindt deze houding van verdachte zeer zorgelijk.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte op 26 oktober 2022 in België is veroordeeld voor wapen- en drugsbezit. Hiervoor is een maand gevangenisstraf opgelegd. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is van toepassing. Daarnaast is verdachte met enige regelmaat in aanraking gekomen met politie en justitie voor onder andere schuldheling en WVW-feiten (meermaals rijden zonder rijbewijs).
Gelet op de ernst van het feit, is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank acht – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] een kind heeft dat door verdachte niet is erkend, geen reden om een lagere straf op te leggen.
De rechtbank zal daarnaast ook aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de algemene veiligheid van personen en daarnaast de bescherming van [aangeefster] in het bijzonder.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangeefster] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 188.009,02 aan materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • gederfde inkomsten: € 75.000,00
  • alimentatie vader: € 1.620,00
  • leenovereenkomst moeder: € 1.500,00
  • leenovereenkomst opa: € 1.500,00
  • leenovereenkomst moeder: € 400,00
  • leenovereenkomst verkeersboetes [verdachte] : € 1.797,72
  • kosten verlies opleiding en extra studielening 2019-2021-2023: € 12.457,33
  • negatief saldo na beëindigen seksuele uitbuiting: € 994,62
  • toe-eigenen van zorgtoeslag: € 649,00
  • schuldenregeling zorgverzekering en kosten eigen bijdrage: € 745,19
  • aanschaf middelen ter beveiliging woning moeder: € 417,43
  • extra zorgkosten na beëindiging gedwongen prostitutie: € 475,23
  • overige extra kosten: € 302,50
  • studievertraging: € 90.150,00
Daarnaast vordert de benadeelde partij € 30.000,- aan smartengeld. Telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair voert de verdediging het volgende aan:
Ten aanzien van het voorschot op de bedragen die zijn gepind en de leenovereenkomsten kan niet met zekerheid gezegd worden dat verdachte deze bedragen daadwerkelijk heeft uitgegeven. De verdediging stelt dat deze post te complex is voor behandeling in een strafprocedure.
Ten aanzien van de verkeersboetes en de studielening verzoekt de verdediging de rechtbank om deze posten af te wijzen.
Tot slot verzoekt de verdediging de rechtbank om de gevorderde immateriële schade te matigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Gederfde inkomsten
Deze ziet (onder meer) op gederfde inkomsten, omdat [aangeefster] het verdiende geld moest afgeven aan verdachte. In het dossier bevindt zich weinig concrete informatie over onder andere de frequentie van de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het gevorderde bedrag is een conservatieve raming waarin ook rekening is gehouden met kosten voor onder meer huisvesting. Het gevorderde bedrag kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval als reële opbrengst worden aangemerkt. De rechtbank zal dit bedrag (ter hoogte van € 75.000,-) dan ook
toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, tot een bedrag van € 37.500, zijnde de helft van de geschatte gederfde inkomsten, naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Verdachten hebben de benadeelde immers gedurende de helft van de tenlastegelegde periode samen uitgebuit. Dit betekent dat verdachte en zijn medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – zijn medeverdachte de schade aan de benadeelde partij heeft vergoed.
Overige schadeposten
De rechtbank beoordeelt de overige gevorderde materiële schadeposten als volgt:
  • alimentatie vader: € 1.620,00
  • leenovereenkomst moeder: € 1.500,00
  • leenovereenkomst opa: € 1.500,00
  • leenovereenkomst moeder: € 400,00
De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat de door haar gevorderde bedragen door verdachte(n) van haar rekening zijn gepind. De behandeling van de strafzaak aanhouden teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen om dit nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
- leenovereenkomst verkeersboetes [verdachte] : € 1.797,72
De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat het verdachte was die de gevorderde boetes heeft veroorzaakt. De behandeling van de strafzaak aanhouden teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen om dit nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering verklaren.
- kosten verlies opleiding en extra studielening 2019-2021-2023: € 12.457,33
De schadepost is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de schadepost levert derhalve een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het heroïnegebruik van benadeelde in de periode voorafgaand aan het bewezenverklaarde al invloed had op de studie. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
- negatief saldo na beëindigen seksuele uitbuiting: € 994,62
De schadepost is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan slechts vaststellen dat benadeelde (een deel van) het geld dat zij heeft verdiend niet heeft gekregen. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
  • toe-eigenen van zorgtoeslag: € 649,00
  • schuldenregeling zorgverzekering en kosten eigen bijdrage: € 745,19
De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat het verdachte was die de gevorderde bedragen heeft opgenomen en toegeëigend. De behandeling van de strafzaak aanhouden teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen om dit nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
- aanschaf middelen ter beveiliging woning moeder: € 417,43
De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de aanschaf van middelen ter beveiliging van de woning van moeder kan worden
toegewezen.
- extra zorgkosten na beëindiging gedwongen prostitutie: € 475,23
De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat deze materiële schade rechtstreeks is toegebracht door het feit, nu benadeelde voorafgaand aan de bewezen verklaarde periode reeds bekend was met het gebruik van heroïne. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering verklaren.
- overige extra kosten: € 302,50
De schadepost ‘boete schoonmaak’ (ter hoogte van € 52,50) is onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De schadeposten ‘nieuwe autosleutel’ (ter hoogte van € 150,-) en ‘wegtakelen achtergebleven auto’ (ter hoogte van € 100,-) zijn voldoende onderbouwd. Er is sprake van zogenoemde ‘verplaatste schade’. Het gaat dan om kosten die een derde maakt ten behoeve van het slachtoffer die het slachtoffer in principe ook zelf had kunnen verhalen op de verdachte. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de nieuwe autosleutel en het wegtakelen van de achtergebleven auto kan worden
toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de periode van deelneming, voor de schadeposten ‘nieuwe autosleutel’ en ‘wegtakelen achtergebleven auto’ van in totaal € 250,- naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte en zijn medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – zijn medeverdachte de schade aan de benadeelde partij heeft vergoed.
- studievertraging: € 90.150,00
Door benadeelde is vergoeding wegens studievertraging gevorderd voor de jaren 2019 tot en met 2023. De rechtbank is van oordeel dat de schade die valt binnen de ten laste gelegde periode voor toewijzing vatbaar is. Benadeelde heeft wegens het tenlastegelegde in het jaar 2021 niet kunnen studeren, omdat zij in die periode werd uitgebuit door verdachte. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor zover deze ziet op het studiejaar 2021 tot een hoogte van € 18.150,- kan worden
toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de periode van deelneming, voor deze schadepost naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte en zijn medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – zijn medeverdachte de schade aan de benadeelde partij heeft vergoed.
Voor het overige (de studiejaren 2019, 2020, 2022 en 2023) is de schadepost onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 BW, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door verdachte gepleegde mensenhandel een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij op andere wijze in haar persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitganspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van zo’n geval. De seksuele uitbuiting bij dit zeer kwetsbare jonge slachtoffer kan op zichzelf beschouwd worden als een ernstige inbreuk op haar zelfbeschikkingsrecht en haar lichamelijke integriteit. Reeds daarom kan smartengeld worden toegewezen. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 10.000,- vaststellen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de periode van deelneming, voor de helft van deze schadepost naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte en zijn medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – zijn medeverdachte de schade aan de benadeelde partij heeft vergoed.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 22 juni 2021. Zoals gevorderd zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen telefoons:
  • PL0600-2021593647-G2760773, Zwart, merk: Apple;
  • PL0600-2021593647-G2760778, Apple);
  • PL0600-2021593647-G2760853, Apple),
verbeurd verklaren, nu dit voorwerpen betreffen met behulp waarvan het feit is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 38z, 47, 56, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 jaren;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 verklaart verbeurd de telefoons met nummer:
  • PL0600-2021593647-G2760773, Zwart, merk: Apple;
  • PL0600-2021593647-G2760778, Apple);
  • PL0600-2021593647-G2760853, Apple);
  • veroordeelt verdachte
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 37.917,43 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [aangeefster] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangeefster] , een bedrag te betalen van € 103.817,43, waarvan € 60.900,00 hoofdelijk, aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 365 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan benadeelde partij heeft vergoed;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2023.
mr. L.F. Bögemann is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche Team Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRCC21014 (onderzoek Wede), gesloten op 6 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 702 t/m 710.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80 en 81.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107 en proces-verbaal van bevindingen, p. 520 t/m 527.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 516 t/m 519.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 553 ev. en proces-verbaal van bevindingen, p. 557 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 502.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 499 t/m 504.
9.Relaas onderzoek Wede, p. 9.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 554.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 505 t/m 509.
12.Relaas onderzoek Wede, p. 9.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 556.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 510 t/m 514.
15.Relaas onderzoek Wede, p. 9.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 510 t/m 514 en proces-verbaal van bevindingen, p. 535 e.v.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 557 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 801.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 508 e.v.
20.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 654 e.v.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 873 t/m 879.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 528 t/m 534 en proces-verbaal van bevindingen, p. 698 t/m 715.
23.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 177 t/m 180.
24.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 177 t/m 180.
25.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
26.Processen-verbaal van verhoor aangeefster, p. 98, 101, 171.
27.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 90 en 91.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 698 t/m 715.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 557 e.v.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 761 t/m780.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166 en 167.
32.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 98.
33.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 88.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80.
35.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 93.
36.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 124.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 233.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 1240.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 778 t/m 780.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 233.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 256 en 260.
42.Proces-verbaal, p. 100 en 101.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147 en 148.
44.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 233 en 234.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 987.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 725.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 834.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 841 t/m 870
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 841 t/m 870.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1095 t/m 1098.
51.Hoge Raad van 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80.
53.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
54.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 90.
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en proces-verbaal van bevindingen, p. 200.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige Riphagen, p. 247.
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 1235 t/m 1244; proces-verbaal van bevindingen, p. 739 t/m 744; proces-verbaal van bevindingen, p. 802 t/m 805; proces-verbaal van bevindingen, p. 61 en proces-verbaal van verhoor getuige, p. 232.