ECLI:NL:RBGEL:2023:6553

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
05.072344.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door ex-partner met 74 steekwonden, geen voorbedachte raad vastgesteld

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner op gruwelijke wijze om het leven heeft gebracht. De verdachte, geboren in 1991 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van moord, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte raad. De feiten vonden plaats op 12 maart 2023 in Nijmegen, waar de verdachte zijn ex-partner, met wie hij een dochtertje had, 74 keer heeft gestoken met een mes en een schaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in een opwelling handelde, gedreven door woede en jaloezie, nadat hij had gezien dat zijn ex-partner met een andere man was. De rechtbank achtte de doodslag wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van moord. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 jaar op, naast de maatregel van tbs met dwangverpleging, gezien de ernstige geestelijke problematiek van de verdachte. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden zwaar wogen. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.072344.23
Datum uitspraak : 30 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. L.A.C. ter Steeg, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Nijmegen [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] veelvuldig, althans meerdere malen, met een mes en/of een schaar, althans enig scherp voorwerp, in het hoofd en/of de hals en/of de nek en/of de borst en/of de schouders en/of de flank en/of de buik en/of de rug, althans het lichaam, te steken en/of te snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om tot wettig en overtuigend bewijs te komen van de voor moord vereiste voorbedachte raad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en daarom dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde moord. Met betrekking tot de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De centrale vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of al dan niet sprake is geweest van voorbedachte raad. Met andere woorden: of sprake is van moord of doodslag. Bij doodslag handelt de dader in een opwelling, bijvoorbeeld uit woede. Van moord is sprake als de dader zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. De rechtbank acht in dit verband het volgende redengevend.
Verdachte had een relatie met [slachtoffer] , de moeder van zijn bijna één jaar oude dochtertje [dochter] . Deze relatie is in februari 2023 door [slachtoffer] beëindigd. Verdachte wilde zich daar niet bij neerleggen. [2]
Op vrijdag 10 maart 2023 stuurde verdachte onder meer de volgende app-berichten naar [slachtoffer] :
- “ Ok ik zal je met rust laten maar beloof me geene andere in het huis te laten a.u.b.”
- “ En ook niet in jou te laten a.u.b.”
- “ Ga geen gekke dingen doen. Ik zal niet bemoeien maar doe rustig.”
- “ En je snapt ook wel dat het echt viez is als het op me eigen bed zou gebeuren dat zou me
helemaal koekoe maken.”
- In reactie op een appje van [slachtoffer] (“Ooit test ik met andere sperm”): “No bro.” “I kill u.” [3]
Verdachte had het vermoeden dat [slachtoffer] een ander had. Hij had een raar onderbuikgevoel en vond het belangrijk om te weten of [slachtoffer] met iemand anders was. Hij was de controle kwijtgeraakt, voelde zich vernederd en was boos op [slachtoffer] omdat zij hem het huis uit had gezet. [4]
Op zondag 12 maart 2023 vertrok verdachte vanuit de woning van een vriend van hem. [5] Hij reed met zijn auto naar de woning van [slachtoffer] , gelegen aan de [adres 1] te Nijmegen. [6] Omstreeks 14:44 uur reed verdachte vanaf de Groenestraat, komende uit de richting van de Muntweg, rechtsaf de Hatertseveldweg op. De afstand vanaf de kruising Groenestraat/Hatertseveldweg tot aan de parkeerplaats waar de auto werd aangetroffen (op de Leliestraat naast het perceel [adres 2] ) is ongeveer 350 meter met een rijtijd van 1 minuut. De loopafstand van de auto tot aan de woning is ongeveer 90 meter. [7]
Verdachte liep via de achtertuin naar de woning. Toen hij naar binnen keek, zag hij in de spiegel [slachtoffer] en een man op de bank zitten. Hij gooide vervolgens een baksteen door de ruit van de achterdeur en liep daardoor naar binnen. Via de slaapkamer liep hij naar de woonkamer en pakte direct een mes uit een keukenla. [8] Hij schreeuwde op intimiderende toon tegen de man dat hij moest opdonderen. [slachtoffer] schreeuwde en was in paniek. De man pakte wat spullen bij elkaar en verliet de woning via de achterdeur. [9] Verdachte sneed zichzelf daarna in beide handen. Hij kan zich niet goed herinneren wat daarna gebeurde. Hij heeft [slachtoffer] wat aangedaan. Het hele gebeuren ging heel snel. Hij was boos, verdrietig, alles door elkaar en kon niet nadenken. Hij was boos omdat hij een andere man in zijn huis zag, met zijn vriendin en zijn kind. [10]
Om 14:51 uur belde verdachte 112 en vroeg hij de politie om heel snel te komen omdat hij zijn vriendin had vermoord. [11]
Toen verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse arriveerde, zag hij verdachte de portiek uitkomen met een krijsende baby op zijn arm. De handen van verdachte zaten volledig onder het bloed. Hij had wijd openstaande ogen, maakte onrustige bewegingen en verkeerde duidelijk in enorme paniek. Verdachte liep terug de woning in. Verbalisant [verbalisant 1] trapte de portiekdeur open en liep samen met verbalisant [verbalisant 2] richting de woning. Bij de voordeur zag hij een vrouw (dit bleek later [slachtoffer] te zijn) in een onnatuurlijke houding in de woonkamer op de grond liggen. Zij lag in een grote plas bloed. Verbalisant [verbalisant 2] kwam daarna met de baby op de arm de woning uitlopen. Verbalisant [verbalisant 1] trof verdachte op een stoel in de slaapkamer aan. Hij hield zijn handen op zijn hoofd, trilde hevig en leek in shock te zijn. Vervolgens werd verdachte aangehouden. [12]
Tussen de benen van [slachtoffer] lag een groot, bebloed mes. Naast het mes lag een bebloede schaar, waarvan de handvatten ontbraken. Achter de salontafel lag een deel van de schaar. Dit betrof een handvat. Het handvat was bebloed en was passend bij de schaar die bij het lichaam was aangetroffen. Op de zwarte bank lag ook een deel van de schaar. Dit betrof een handvat en was eveneens passend bij de schaar die bij het lichaam was aangetroffen. [13]
Uit forensisch pathologisch onderzoek is gebleken dat verspreid over het lichaam sprake was van 54 half scherpe steekletsels, 13 scherpe steekletsels, 7 snijletsels en 22 oppervlakkige huiddefecten als gevolg van krachtinwerking met één of meer half scherpe voorwerpen zoals een schaar, alsook één of meer scherpe voorwerpen zoals een mes. Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door de gevolgen van 9 steekletsels ter hoogte van de hals en romp, met onder andere perforatie van grote bloedvaten, de borstholten, de longen, de nieren en de lever. De overige 58 steekletsels kunnen via bloedverlies hebben bijgedragen aan de snelheid van het overlijden. [14]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat het is gegaan zoals de officier van justitie tijdens het voordragen van de zaak heeft omschreven. [15]
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit voornoemde feiten en omstandigheden niet worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Volgens de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [slachtoffer] wilde verdachte niet aanvaarden dat [slachtoffer] de relatie had beëindigd. In appverkeer had verdachte bovendien aangekondigd dat hij [slachtoffer] zou “killen” als zij een andere man in huis zou toelaten en dat hij dan helemaal “koekoe” zou worden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij daags voor het tenlastegelegde het vermoeden had dat er een andere man in het spel was. Nadat verdachte er achter kwam dat hij door [slachtoffer] geblokkeerd was op whatsapp kondigde hij aan dat hij binnen 10 minuten naar haar toe zou komen. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij boos was op [slachtoffer] omdat zij hem uit huis had gezet en omdat zij een ander had.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden weliswaar motieven blijken voor verdachte om naar [slachtoffer] toe te gaan en haar iets aan te doen, maar daaruit blijkt nog niet van een vooropgezet plan, waarover hij zich heeft beraden, om [slachtoffer] te om te brengen.
Daarbij betrekt de rechtbank dat er een zeer kort tijdsverloop zit tussen het moment dat verdachte zijn auto parkeerde in de buurt van de woning van [slachtoffer] (om ongeveer 14:45 uur) en het moment dat hij 112 belde (om 14:51 uur), dat hij geen wapen(s) had meegenomen naar de woning, dat hij zichzelf in zijn handen heeft gesneden, dat hij volgens verbalisanten wijd openstaande ogen had, onrustige bewegingen maakte, trilde en duidelijk in enorme paniek/shock verkeerde en ten slotte dat hij [slachtoffer] in korte tijd 74 keer heeft gestoken. Daaruit blijkt eerder van een onmiddellijke gemoedsopwelling. Verdachte zal daarom van de impliciet primair ten laste gelegde moord worden vrijgesproken.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 maart 2023 te Nijmegen [slachtoffer] opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] veelvuldig,
althans meerdere malen,met een mes en
/ofeen schaar,
althans enig scherp voorwerp, in het hoofd en
/ofde hals en
/ofde nek en
/ofde borst en
/ofde schouders en
/ofde flank en
/ofde buik en
/ofde rug
, althans het lichaam, te steken en
/ofte snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient aan verdachte te worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat kritisch moet worden gekeken naar de combinatie van een langdurige gevangenisstraf met de maatregel van tbs met dwangverpleging. In dat verband heeft zij gepleit voor een gevangenisstraf van maximaal zes jaar. Tegen de gevorderde tbs met dwangverpleging heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zijn ex-partner [slachtoffer] op gruwelijke wijze om het leven gebracht, door haar 74 keer te steken met een mes en een schaar. Verdachte was woedend en jaloers nadat hij door het raam van de woning had gezien dat [slachtoffer] met een andere man op de bank zat. Binnen enkele seconden liep het daarna volledig uit de hand. Verdachte is de woning van [slachtoffer] binnengedrongen, heeft de man onder bedreiging van een steekvoorwerp weggejaagd en heeft [slachtoffer] vervolgens afgeslacht. Zij was volstrekt kansloos tegen zo veel en zo heftig geweld. [slachtoffer] was een 21 jarige vrouw en had samen met verdachte een dochtertje van op dat moment bijna één jaar oud. Dit dochtertje was in de woning aanwezig en is getuige geweest van het feit dat haar vader haar moeder om het leven bracht. Zij zal haar moeder nooit echt leren kennen en haar moeder zal – geheel buiten haar toedoen – ook niet bij haar verdere opvoeding betrokken kunnen zijn.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Door zijn handelen heeft verdachte [slachtoffer] het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, op afschuwelijke wijze ontnomen. De nabestaanden van [slachtoffer] is hiermee immens veel leed toegebracht. Dit volgt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van de moeder van [slachtoffer] , gedaan mede namens de broer van [slachtoffer] , alsook uit de toelichting op de schadevergoedingsvordering die namens [slachtoffer] ’s dochtertje is ingediend. Daaruit blijkt dat het bewezenverklaarde feit op het dochtertje een onuitwisbare indruk heeft gehad welke zij de rest van haar leven mee zal moeten dragen. Dat [slachtoffer] op deze brute wijze van hen is afgenomen neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 18 oktober 2023. Hieruit volgt onder meer dat verdachte op 23 augustus 2018 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens poging tot zware mishandeling. Voorts is hij op 26 september 2017 door de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk wegens smaadschrift en het verspreiden van kinderporno. Ten slotte is verdachte op 29 juli 2016 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk wegens mishandeling, opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en verkrachting, meermalen gepleegd. De laatste twee veroordelingen hebben betrekking op feiten die verdachte heeft gepleegd tegen zijn toenmalige (ex)vriendin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia rapport (psychiatrisch onderzoek) van 26 augustus 2023, opgesteld door dr. [psychiater 1] en dr. [psychiater 2] , beide psychiater (hierna: de psychiaters), en het Pro Justitia rapport (psychologisch onderzoek) van 25 augustus 2023, opgesteld door dr. [psycholoog] , gezondheidszorgpsycholoog (hierna: de psycholoog).
Uit het psychiatrisch rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale trekken. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Vanuit de persoonlijkheidsstoornis is verdachte verhoogd krenkbaar. Hij heeft stoornissen in zijn frustratietolerantie, emotieregulatie en impulscontrole. Het is voorstelbaar dat die ertoe hebben geleid dat hij op het moment van het ten laste gelegde dermate boos werd dat hij volledig de controle over zijn denken en handelen verloor en niet meer wist wat hij deed op dat moment. Het ten laste gelegde feit kan verdachte hierdoor in verminderde mate worden toegerekend. Verdachte was in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde niet psychotisch en had ervoor kunnen kiezen om niet naar het huis te gaan en daar aangekomen om niet naar binnen te gaan. Hij was getriggerd door het feit dat hij de man op de bank zag zitten, maar ging al naar het huis toe in een staat van verhoogde stress. Vanuit eerdere situaties had hij kunnen weten dat hij in dat soort situaties een groter risico loopt om agressief te reageren. Door de persoonlijkheidsstoornis en de dysfunctionele persoonlijkheidstrekken die daaruit voortvloeien werd de keuzevrijheid van verdachte met betrekking tot zijn gedrag, en daarmee zijn wilsvrijheid, ingeperkt op het moment van het ten laste gelegde.
Het risico dat hij in de toekomst een partner die hem fors zou krenken geweld aan zal doen, wordt door de psychiaters als hoog ingeschat. Buiten zijn intelligentie zijn er geen beschermende factoren. In praktische zin (woning, dag invulling, persoonlijke steun, financiën) zijn er geen beschermende factoren. Verdachte is een nog jonge man die al veel vriendinnen heeft gehad en op zoek is naar een gezin. De kans dat hij opnieuw een relatie zal aangaan is groot en de kans dat hij op enig moment opnieuw gekrenkt zal worden binnen een relatie is zeker niet verwaarloosbaar. Tevens is zijn achterdocht naar hulpverleners en instanties groot, wat, naast het gebrekkige ziekte-inzicht, de kans dat hij afhaakt in een vrijwillige behandeling vergroot. Een langdurig intensief psychotherapeutisch traject is volgens de psychiaters geïndiceerd. De behandeling zou specifiek gericht moeten zijn op zijn emotieregulatie problematiek. Tevens zou een traumabehandeling, gericht op de mishandeling in het verleden, onderdeel van de behandeling moeten zijn. Gezien het feit dat verdachte geen onderdak en dag invulling heeft zou de behandeling gevolgd moeten worden door een langer durend resocialisatietraject. De psychiaters adviseren tbs met dwangverpleging. Verdachte heeft tot nu toe geen gebruik gemaakt van eerdere mogelijkheden om zich te laten behandelen. Hoewel hij nu aangeeft gemotiveerd te zijn verwachten de psychiaters dat verdachte, wanneer het lastig wordt, snel weer zal afhaken. Om die reden denken de psychiaters dat een tbs met voorwaarden weinig kans van slagen heeft.
Uit het psychologisch rapport volgt dat verdachte lijdende is aan psychische stoornissen in de vorm van een recidiverende depressieve stoornis (licht) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, obsessief-compulsieve, borderline, narcistische
en antisociale trekken. Deze stoornissen waren tevens aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Volgens de psycholoog kenmerkt verdachte zich vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis door een sterke zelfgerichtheid, verhoogde krenkbaarheid, sterke rigiditeit en moeite met verlating en verandering. Toen verdachte signaleerde dat een man bij [slachtoffer] in huis was, voelde hij zich waarschijnlijk gekrenkt en bevestigd in zijn paranoïde gevoelens, maar werd hij vooral zeer boos en emotioneel instabiel, en lukte het hem vanuit zijn borderline trekken niet om zijn boosheid te beheersen. Vanuit zijn narcistische en antisociale trekken plaatste hij zijn eigen behoeften op de voorgrond en reageerde hij (waarschijnlijk) impulsief door een mes te pakken en (waarschijnlijk) [slachtoffer] daarmee te steken. Dit deed hij nadat hij zichzelf eerst in zijn eigen hand had gestoken, hetgeen te beschouwen is als een daad vanuit borderline kenmerken. Vanuit zijn narcistische en antisociale trekken dacht hij daarbij waarschijnlijk niet aan het strafbare karakter van zijn daden. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Duidelijk is dat de persoonlijkheidsstoornis vanuit de relatie met verstoorde affectieve functies (sterke emotionaliteit, krenkbaarheid, geprikkeldheid) en verstoorde conatieve functies (impulsiviteit, verminderde emotieregulatie, verminderde flexibiliteit) heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde en dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verminderd controle had over zijn eigen gevoelens, gedachten en gedragingen. Vanuit de aard van de persoonlijkheidsstoornis is het daarbij niet aannemelijk dat
verdachte geen enkele controle meer had over zijn handelingen.
Vanuit de veelheid aan risicofactoren en het beperkt aantal beschermende factoren kan volgens de psycholoog worden geconcludeerd dat verdachte een hoog risico heeft op recidive met een geweldsdelict. Verdachte kampt duidelijk met persoonlijkheidspathologie waarbij inadequate, intense woede en moeite om boosheid te beheersen op de voorgrond staan en waarbij sprake is van duidelijke hechtingsproblematiek. Verdachte staat negatief ten opzichte van zijn eigen leven en ten opzichte van de staat en anderen, en kenmerkt zich daarbij door een sterke agitatie. Onbehandeld is het risico hoog dat verdachte bij een nieuwe krenking en/of een nieuwe verlating opnieuw gewelddadig zal reageren.
Geadviseerd wordt om verdachte te laten opnemen in een forensische psychiatrische kliniek teneinde hem te behandelen voor zijn stemmingsstoornis en persoonlijkheidsstoornis. Met betrekking tot de behandeling van de persoonlijkheidsstoornis is het van belang dat de zeer problematische opvoedingsgeschiedenis een rol krijgt in de behandeling en dat hij zicht krijgt op zijn emoties, gedachten en gedragingen in verschillende situaties en de wijze waarop dit samenhangt met regelovertredend gedrag, en van waaruit hij leert anders te denken en te reageren. Daarbij is het vooral van belang dat verdachte zicht en controle krijgt op zijn sterke emotionaliteit en krenkbaarheid, en zijn neiging om te reageren vanuit impulsen zonder daarbij rekening te houden met anderen. Gegeven de complexiteit van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte is het daarbij de verwachting dat de behandeling zeker niet korter dan twee jaren zal duren. Vanuit het hoge risico op recidive met een geweldsdelict is plaatsing binnen een beveiligde kliniek of op een beveiligde afdeling
geïndiceerd.
Vanuit de afwezigheid van een sterke behandelmotivatie, de constatering dat krenking leidde tot beëindiging van een eerdere behandeling, vragen die bestaan over de responsiviteit
van verdachte, en vanuit de wetenschap dat een behandeling voor persoonlijkheidspathologie doorgaans gepaard gaat met meerdere krenkingsmomenten, is het niet waarschijnlijk dat de maatregel van tbs met voorwaarden voldoende is voor duurzame medewerking van verdachte, waardoor de maatregel van tbs met dwangverpleging geïndiceerd is.
De rechtbank heeft ten slotte kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 oktober 2023. De reclassering adviseert negatief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van tbs met voorwaarden. De reclassering schat de kans hoog in dat verdachte zich niet kan/wil conformeren aan de voorwaarde van een klinische behandeling aangezien de intrinsieke motivatie hiervoor ontbreekt. Het gebrek aan intrinsieke motivatie om klinische behandeling te ondergaan is gelegen in het feit dat verdachte voornamelijk ondersteuning wil bij praktische zaken zoals contactherstel met zijn dochter en het vinden van huisvesting. Verdachte benoemde enkel dat hij “niet meer wil dat dit gebeurt”. Hij gaf aan dat hij moeilijk te overtuigen is van het belang bij een behandeling, indien hij daar zelf het nut niet van in ziet. Daarnaast heeft verdachte in het verleden laten zien dat, ondanks dat hij onder begeleiding stond van de reclassering, hij zich niet hield aan afspraken, contactverboden overtrad en het reclasseringstoezicht uiteindelijk vroegtijdig negatief geretourneerd werd. Bij een eerdere behandelpoging bij FPK Assen, werkte verdachte niet mee aan de behandeling, waardoor de klinische behandeling vroegtijdig gestaakt werd.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over. Op grond van deze conclusies is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, dat deze stoornis bij hem van invloed is geweest op het plegen van het bewezenverklaarde feit en dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Tbs met dwangverpleging
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr, waarvoor tbs met dwangverpleging kan worden opgelegd. Verder is hiervoor reeds geoordeeld dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank is voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat feit is begaan in aanmerking genomen. Ten slotte beschikt de rechtbank over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die verdachte hebben onderzocht en adviseren tbs met dwangverpleging op te leggen aan verdachte. Aldus is voldaan aan de formele vereisten die de wet stelt voor de maatregel van tbs met dwangverpleging.
De rechtbank acht gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte die duidelijk blijkt uit zijn gedrag bij het plegen van de bewezen feiten en het hoog ingeschatte recidiverisico een tbs-maatregel met dwangverpleging passend en geboden. Uit de rapporten van de psychiaters en de psycholoog komt naar voren dat een langdurig en intensief traject noodzakelijk is om de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte te behandelen. Gelet op de problematiek van verdachte is het niet waarschijnlijk dat hij daar vrijwillig, of in de vorm van tbs met voorwaarden aan mee zal werken. Verdachte heeft bij een eerdere behandelpoging niet meegewerkt aan een klinische behandeling waardoor deze vroegtijdig is gestaakt. Verdachte ziet de noodzaak van behandeling niet in en het ontbreekt hem aan de intrinsieke motivatie daarvoor.
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de grote impact daarvan op de nabestaanden, vrienden en bekenden van het slachtoffer, alsook op de samenleving in het algemeen, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur is aangewezen, naast het opleggen van tbs met dwangverpleging. Bij het bepalen van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. In het bijzonder houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de manier waarop verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht en dat dit is gebeurd in haar eigen vertrouwde omgeving in het bijzijn van haar dochtertje van op dat moment bijna één jaar oud. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[getuige 2]
De benadeelde partij [getuige 2] , moeder van [slachtoffer] , heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. [getuige 2] vordert € 17.500,00 aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[dochter]
Jeugdbescherming Gelderland heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [dochter] , dochter van [slachtoffer] , in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. [dochter] vordert € 20.000,00 aan affectieschade, € 50.000,00 aan shockschade en € 95,00 aan materiële schade (knuffelportret van moeder), telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
Overweging van de rechtbank
[getuige 2]
De rechtbank zal aan [getuige 2] een bedrag van € 17.500,00 toewijzen wegens affectieschade. Zij valt als ouder van het slachtoffer binnen de kring van personen genoemd in artikel 6:108, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek die aanspraak kunnen maken op een vergoeding wegens affectieschade. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en daarnaast is dit bedrag ook niet betwist door de verdediging.
Verdachte is vanaf 12 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen de na te melden dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[dochter]
De rechtbank zal aan [dochter] een bedrag van € 20.000,00 toewijzen wegens affectieschade. Zij valt als kind van het slachtoffer binnen de kring van personen genoemd in artikel 6:108 vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek die aanspraak kunnen maken op een vergoeding wegens affectieschade. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en daarnaast is dit bedrag ook niet betwist door de verdediging.
Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door ofwel het waarnemen van het bewezenverklaarde feit, ofwel door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Hiermee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. De vaststelling door de rechter dat daarvan sprake is, kan op informatie van een deskundige worden gebaseerd. Als de rechter op grond van een rapportage van een deskundige tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel, kan hij tot toewijzing van schadevergoeding overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld. [16]
[dochter] is direct ooggetuige geweest van de doodslag op haar moeder en is geconfronteerd met de gruwelijke wijze waarop dit gebeurde. Duidelijk is dat dit een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht. De rechtbank stelt verder vast dat namens [dochter] afdoende is onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Uit de bij het schadevergoedingsformulier gevoegde producties blijkt dat [dochter] PTSS heeft opgelopen. Zij heeft inmiddels negen sessies aan traumatherapie ondergaan en er staan er nog drie gepland. Voorts is de verwachting dat [dochter] als zij ouder wordt (meer) therapie nodig zal hebben, omdat de gebeurtenissen in elke nieuwe ontwikkelingsfase opnieuw verwerkt moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot vergoeding van shockschade daarmee voldoende aannemelijk gemaakt en zal deze worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 50.000,00.
Ten aanzien van de post materiële schade overweegt de rechtbank dat deze niet is betwist, dat zij voldoende is onderbouwd en ook redelijk voorkomt. Het gevorderde bedrag van
€ 95,00 zal dan ook integraal worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 12 maart 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Als de toegewezen bedragen niet worden betaald, kunnen de na te melden dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast
dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [getuige 2] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [getuige 2] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die zij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [dochter] van
€ 95,00aan materiële schade en
€ 70.000,00aan smartengeld, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 12 maart 2023tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Het smartengeld bestaat uit € 20.000,00 aan affectieschade en € 50.000,00 aan shockschade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [dochter] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die zij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 legt aan verdachte de
verplichting op om aan de Staat te betalen, ten behoeve van benadeelde partij [dochter] , een bedrag van
€ 95,00aan materiële schade en
€ 70.000,00aan smartengeld, telkens vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 12 maart 2023tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 351 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. G.J. Meijer en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R023017, gesloten op 31 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 91-92.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152-153.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2023.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 107.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2023.
7.Proces-verbaal beeldverslag, p. 129, 131 en 134.
8.Verslag verbatim verhoor verdachte, p. 496-497 en verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2023.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 70.
10.Verslag verbatim verhoor verdachte, p. 498-500.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32-33.
13.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 241-242.
14.Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden van het NFI, d.d. 29 maart 2023, p. 437- 438.
15.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2023.
16.HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958.