ECLI:NL:RBGEL:2023:6552

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
05.071574.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van mensenhandel met een kwetsbare vrouw in Nederland en België

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het medeplegen van mensenhandel in de periode van 1 juni 2021 tot en met 5 januari 2022, waarbij een andere vrouw, aangeduid als [aangeefster], in een kwetsbare positie werd uitgebuit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelingen heeft verricht die hebben geleid tot de seksuele uitbuiting van [aangeefster]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte dwangmiddelen heeft ingezet, waaronder het creëren van een sfeer van dreiging en het afhankelijk maken van [aangeefster] door het verstrekken van drugs. De verdachte heeft [aangeefster] vervoerd naar seksafspraken, instructies gegeven over deze afspraken en haar gehuisvest in hotels. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [aangeefster] en dat zij samen met de medeverdachte heeft bijgedragen aan de uitbuitingssituatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [aangeefster] voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-071574-22
Datum uitspraak : 20 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 5 januari 2022 te Apeldoorn
en/of Breda in elk geval in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met
één of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [aangeefster] (telkens)
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht
genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere
feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster] (sub 1°) en/of
  • (telkens) heeft aangeworven en/of mede genomen met het oogmerk die ander in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°)
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
  • (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die Nieuwehuis (sub 6°),
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen verricht door die [aangeefster] met en/of voor een derde tegen betaling (sub 9°) en/of
immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s) handelingen verricht die
(mede) hebben bestaan uit:
  • het benaderen van die [aangeefster] met het voorstel voor verdachte en/of haar mededader(s)in de prostitutie te werken, in ruil voor drugs en/of afbetaling van schulden en/of
  • het aanmaken en/of onderhouden en/of beheren van seksadvertentie(s) van die [aangeefster] en/of
  • het onderhouden van contacten en/of het maken van afspraken met (prostitutie)klant(en) voor die [aangeefster] en/of
  • het geven van instructies aan die [aangeefster] met betrekking tot de door die [aangeefster] te verrichten seksafspraken en/of
  • het brengen/ en/of vervoeren en/of en/of begeleiden van die [aangeefster] bij/naar seksafspraken en/of
  • het regelen van een verblijfplaats en/of werkplaats voor die [aangeefster] en/of
  • het versturen van betaalverzoeken aan (prostitutie)klant(en) van die [aangeefster] , welk geld verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens) onder zich heeft/hebben gehouden en/of die [aangeefster] (delen van) haar opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden te laten afstaan aan verdachte en/of zijn mededaders
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
  • het bedreigen van die [aangeefster] en/of
  • het onder druk zetten van die [aangeefster] door aan te geven dat er schulden waren die door die [aangeefster] moesten worden betaald en/of aangeven dat er een contract was waar die [aangeefster] aan gebonden was en/of
  • het (meermalen) mishandelen van [aangeefster] door die [aangeefster] te slaan en/of
  • het (verbaal en/of door continue aanwezigheid) creëren van een aanhoudende sfeer van dreiging en/of intimidatie en/of geweld en/of
  • die [aangeefster] afhankelijk te maken en/of te houden van drugs door het (voortdurend) ter beschikking stellen van drugs aan die [aangeefster]
terwijl die [aangeefster] een persoon in en kwetsbare positie was (lid 3 sub 2),
omdat zij verslaafd was (en werd gehouden) aan gebruiken van verdovende
middelen (drugs).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft uitgebuit, dat verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en dat zij is bevoordeeld uit de opbrengsten van de prostitutiewerkzaamheden van aangeefster.
Beoordeling door de rechtbank
Analyse telefoongegevens
Gedurende het onderzoek zijn er verschillende mobiele telefoons in beslag genomen en onderzocht.
De
Samsung Galaxy S7werd bij [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) in beslag genomen. Zij verklaarde dat medeverdachte [medeverdachte] haar Samsung A41 kapot had gegooid en dat zij van hem een andere telefoon had gekregen. Uit de gegevens van deze telefoon kan worden opgemaakt dat er op 29 september 2021 een simkaart in het telefoontoestel kwam. Op deze telefoon werd gebruik gemaakt van een WhatsApp account ( [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net) die gekoppeld was aan telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Achter deze accountnaam stond de tekst ‘ [aangeefster] (owner)’. [aangeefster] had het telefoonnummer [telefoonnummer 1] tot het moment van inbeslagneming twee jaar in gebruik. [2] De rechtbank concludeert dat [aangeefster] de gebruiker van dit toestel met bijbehorend telefoonnummer is.
Op 5 januari 2022 werden bij medeverdachte [medeverdachte] een
iPhone XR, een
iPhone 6sen een
iPhone 7in beslag genomen. [3]
De Apple ID van de
iPhone XRbetrof [AppleID 1] . In de data bevond zich een WhatsApp chat tussen [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [naam 1] (owner) en [telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net [naam 2] (gerechtsdeurwaarder- en juristenkantoor). Er werden persoonsgegevens gevraagd door [naam 2] en de gebruiker stuurde de identiteit gegevens van medeverdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De persoon op de aan de WhatsApp gekoppelde profielfoto werd door de verbalisant herkend als zijnde medeverdachte [medeverdachte] [4] . Ook was er een snapchat account gekoppeld aan het toestel met de username [username 1] met e-mailadres [AppleID 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Het facebookaccount dat aan het toestel was gekoppeld had de username [username 2] met emailadres [emailadres 1] . Op dit facebookaccount stonden foto’s van een persoon die door verbalisant is herkend als zijnde medeverdachte. Ook werd de gebruiker van de telefoon aangesproken met ‘ [naam 3] ’. [5] Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker van het genoemde toestel met de bijbehorende telefoonnummers is.
De iPhone XR is gebruikt van 18 december 2021 t/m 5 januari 2022. [6]
De Apple ID van de
iPhone 6sbetrof [AppleID 1] . Het laatst gebruikte MSISDN nummer betrof [telefoonnummer 4] . Het toestel werd aangetroffen ter hoogte van de middenconsole in de hand van medeverdachte bij aanvang van de controle [7] . In de telefoon bevond zich een SMS chat tussen de gebruiker van [telefoonnummer 5] [verdachte] en de gebruiker van [telefoonnummer 4] (owner) waarin [verdachte] schrijft: ‘je laat je zwangere vriendin achter’ en ‘Doei [naam 3] ’. Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] zat ten tijde van de aanhouding in de telefoon die in het bezit was van verdachte [verdachte] . Ook bevond zich in de iPhone 6s een WhatsApp chat tussen de gebruiker van [telefoonnummer 4] [naam 4] (owner) en de gebruiker van [telefoonnummer 1] Colega (telefoonnummer in gebruik bij [aangeefster] ). Tussen de afbeeldingen op de iPhone 6s stond een selfie van medeverdachte waarbij hij zichzelf met een telefoon fotografeert in de spiegel. De foto is gemaakt met een iPhone 6s op 17 augustus 2021. [8] Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker van het genoemde toestel met bijbehorend telefoonnummer is.
Het toestel is gebruikt van 14 september 2021 t/m 17 september 2021 en van 16 december 2021 t/m 3 januari 2022. [9]
De Apple ID van de
iPhone 7betrof [AppleID 1] . Het toestel werd aangetroffen in de heuptas van de medeverdachte. [10] Het laatst gebruikte MSISDN nummer betrof [telefoonnummer 4] . Er waren berichten zichtbaar in de tijdsperiode van 28 november 2021 tot 16 december 2021. Dit betrof enkel inkomende berichten op voornoemd nummer. Tussen de afbeeldingen stond een selfie van medeverdachte. De foto is gemaakt met een iPhone 7 op 6 oktober 2021. Er waren twee e-mailaccounts aan het toestel gekoppeld, namelijk [emailadres 2] en [AppleID 1] . Er was een e-mail van Snapchat naar [AppleID 1] gestuurd dat er op 27 november 2021 iemand op het Snapchat account [username 1] heeft ingelogd op een iPhone 7. Op 17 september 2021 was er een e-mail van Snapchat gestuurd naar [AppleID 1] dat iemand op het Snapchat account [username 1] had ingelogd op een iPhone XR. Op 16 december 2021 is door Apple Support een e-mail gestuurd dat er met het Apple ID [AppleID 1] was ingelogd op een iPhone 6s. Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat medeverdachte de gebruiker van het genoemde toestel met bijbehorend telefoonnummer is.
Het toestel is gebruikt van 27 september 2021 t/m 27 oktober 2021 en van 13 november 2021 t/m 16 december 2021. [11]
Op 5 januari 2022 werd bij verdachte [verdachte] een
iPhone 11 proin beslag genomen. De Apple ID van het toestel betrof [AppleID 2] . Het laatst gebruikte MSISDN nummer betrof [telefoonnummer 5] . Voornoemd nummer werd door de gebruiker voor WhatsApp gebruikt met de profielnaam [verdachte] en een profielfoto van [verdachte] . De user ID van de facebook ID was [userID] .1. De gebruiker gebruikte op Snapchat de usernaam [usernaam] . Het telefoonnummer was [telefoonnummer 6] en was gekoppeld aan het email adres [emailadres 3] . Deze snapchat en dit emailadres waren gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer 6] . Verder stond in de telefoon een bestand waarbij verdachte werd aangeschreven door het [zorgverzekering] over een mislukte automatische incasso van het rekeningnummer [Ibannummer 1] . Dit rekeningnummer staat op naam van verdachte. Ook staat er een aanvraag voor een tegemoetkoming wettelijk eigen risico op de telefoon. De aanvraag stond op naam van [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] , met als contactgegevens [telefoonnummer 5] en [AppleID 2] . [12]
Verdachte heeft verklaard dat zij vanaf 18 september 2021 haar telefoon niet zelf heeft beheerd. Haar telefoon werd beheerd door medeverdachte [medeverdachte] en zij moest aan hem steeds vragen of zij mocht bellen. Als zij naar huis ging, naar haar vader, mocht zij haar telefoon (met in het hoesje haar pinpas) niet meenemen van [medeverdachte] . Zij heeft verklaard dat zij op 4 januari 2022 haar telefoon weer terug kreeg en dat zij de laatste tien minuten heeft gereden. [13]
Er is nader onderzoek gedaan naar de vraag of verdachte de iPhone 11 pro met de bijbehorende nummers in eigen beheer had tussen 20 september 2021 en 5 januari 2022.Uit dat onderzoek komt naar voren dat de iPhone 11 pro gedurende 24 september 2021 tot en met 28 september 2021 dagelijks contact heeft met de zus van verdachte. Er wordt gesproken over persoonlijke dingen zoals het petekind van verdachte. [14] Uit de analyse van historische verkeersgegevens volgt dat medeverdachte [medeverdachte] in de periode 22 november 2021 tot en met 18 december 2021 dagelijks veelvuldig gebruikmaakt van zendmasten dicht bij vakantiepark [vakantiepark 1] in Chaam. Uit de historische verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 5] (dat hoort bij de onder verdachte in beslag genomen iPhone 11 pro) volgt dat dit nummer van 13 december 2021 tot 20 december 2021 elke dag de gehele dag gebruik maakt van zendmasten in Apeldoorn en Ugchelen. [15] Daar komt bij dat op 16 december 2021 door het nummer [telefoonnummer 6] (dat ook hoort bij de onder verdachte in beslag genomen iPhone 11 pro) een screenshot van een videobeeldgesprek aan telefoonnummer [telefoonnummer 4] (telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] ) is gestuurd. Op dit screenshot zijn een foto van een man en een vrouw te zien. De verbalisant herkende deze personen als medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] . [16]
En op 17 december 2021 appt medeverdachte [medeverdachte] naar nummer [telefoonnummer 6] dat hij een nieuw nummer heeft en vervolgens vindt een gesprek plaats tussen beide gebruikers. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 6] stuurt onder andere naar medeverdachte [medeverdachte] ‘
pooier’, ‘
heb alles van jou en die kech’en ‘
heb ook haar naaktfoto’s’. [17]
Uit dat onderzoek komt naar voren dat verdachte zeer waarschijnlijk haar telefoon (en pinpas) in eigen beheer had, in ieder geval tussen 16 en 28 september 2021, op 20 en 31 oktober 2021, op 8 december 2021 en van 13 tot 18 december 2021. [18]
Deze onderzoeksbevindingen staan naar het oordeel van de rechtbank haaks op de verklaring van verdachte nu uit dat onderzoek concluderend naar voren komt dat verdachte zeer waarschijnlijk haar telefoon (en pinpas) in ieder geval tussen 16 en 28 september 2021, op 20 en 31 oktober 2021, op 8 december 2021 en van 13 tot 18 december 2021 in eigen beheer had. De verklaring van verdachte dat medeverdachte [medeverdachte] haar telefoon in beheer had is, gelet op bovenstaande alsmede op de omstandigheid dat de enkele stelling van verdachte geen enkele steun vindt in de bewijsmiddelen, naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte de gebruiker is van de iPhone 11 pro met de daarbij behorende telefoonnummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] .
Sub 1, 3 en 4
Handelingen
Verdachte heeft verklaard dat zij met medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 18 september 2021 tot en met 5 januari 2022 steeds op verschillende locaties verbleef en dat [aangeefster] daar ook bij was. Verdachte heeft verklaard dat als zij met zijn drieën ergens heen gingen, zij reed, ondanks het feit dat ze geen rijbewijs had, en dat ook medeverdachte reed. [19]
Tijdens de aanhouding op 5 januari 2022 heeft de politie verdachte aan de bestuurderszijde van het voertuig aangetroffen. Medeverdachte is aangetroffen op de passagiersstoel. Even voor de aanhouding zien de verbalisanten [aangeefster] uit de auto stappen en een hotel ingaan. Het kenteken van de auto staat geregistreerd op naam van [aangeefster] . [20]
[aangeefster] heeft verklaard dat zij op verschillende locaties heeft gewerkt in de prostitutie. [aangeefster] heeft verklaard dat ze soms ook in een paar weken tijd enkele keren wisselden van hotel en dan weer terug gingen naar een hotel waar ze al verbleven hadden. Hierbij heeft [aangeefster] steeds verklaard om welke hotels het ging in welke periode. [21]
Hotels
De politie heeft onderzocht bij welke van de door [aangeefster] genoemde hotels boekingen zijn geweest in de tenlastegelegde periode en op wiens naam die boekingen stonden. Hieronder volgt een opsomming van de hotels waar boekingen hebben plaatsgevonden op naam van verdachte.
[hotel 1] Breda [22]
  • Periode: 19-09-2021;
  • Reservering op naam van verdachte met opgave van het woonadres van verdachte;
  • Het hotel heeft gegevens verstrekt waaruit blijkt dat verdachte 1 nacht in het hotel heeft verbleven en voor deze overnachting cash heeft betaald. Het betrof een contante betaling van € 74,50.
[hotel 2] Breda [23]
  • Periode: 20-09-2021 tot en met 21-09-2021;
  • Reservering op naam van verdachte met opgave van de geboortedatum van verdachte;
  • De reservering is gemaakt aan de receptie en contant betaald.
[hotel 3] Breda [24]
- Periode: Er zijn twee registratieformulieren ingevuld op naam van verdachte met opgave van de geboortedatum, het woonadres, het e-mailadres, het telefoonnummer van verdachte en het kenteken dat stond geregistreerd op naam van verdachte. Een voor de periode 24-09-2021 tot en met 25-09-2021 en een voor de periode 24-09-2021 tot en met 26-09-2021.
[hotel 4] Breda [25]
  • Periode: 25-09-2021 tot en met 27-09-2021;
  • Reservering op naam van verdachte met opgave van het woonadres en het e-mailadres van verdachte;
  • De betaling van deze reservering betrof een contante betaling van € 185,50.
Vakantiepark [vakantiepark 2] [26]
  • Periode: 27-09-2021 tot en met 06-10-2021;
  • Reservering op naam van medeverdachte [medeverdachte] ;
  • De bij de boeking gebruikte gegevens (woonadres, e-mailadres en telefoonnummer) zijn van verdachte;
  • De betaling betrof een contante betaling van € 300,60 door medeverdachte [medeverdachte] . Het park had hem ook verzocht om € 0,01 te pinnen, wat werd gedaan door zijn vriendin. Het gebruikte rekeningnummer bij de pinbetaling was het rekeningnummer van verdachte;
  • In de registratie van het park bij deze boeking is het volgende vermeld: ‘
[hotel 5] Beekbergen [27]
  • Periode: 04-10-2021 tot en met 7-10-2021 en 22-12-2021 tot en met 27-12-2021;
  • Twee reserveringen, beiden op naam van verdachte met opgave van de telefoonnummers en het woonadres van verdachte;
  • De betaling van de eerste reservering van € 210,- is contant voldaan en de betaling van de tweede reservering van € 291,- is met een Eurocard/Mastercard voldaan. De gegevens van deze kaart zijn niet bekend;
  • Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoonnummers van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de geboekte periodes gebruik maakten van een zendmast, die in de omgeving lag van het adres van [hotel 5] Beekbergen. Tevens zijn op de bankrekening van verdachte, in deze periode, twee (pin)transacties zichtbaar, welke eveneens te koppelen zijn aan een [hotel 5] Hotel. Naast deze twee transacties zijn er nog twee (pin)betalingen aan het [hotel 5] Hotel via de bankrekening van verdachte. Het telefoonnummer van [aangeefster] maakte in de periode van de pinbetaling aan het hotel gebruik van de zendmasten nabij het woonhuis van haar moeder in Epe.
Daarnaast heeft het hotel op 28 december 2021 een ontzegging afgegeven op naam van verdachte. Met betrekking tot deze ontzegging staat geregistreerd: dat de gast van #112 apart gedrag vertoont. Zij rijdt de hele nacht in en uit en overdag is zij weg. De gasten van #114 hebben een klacht ingediend in verband met geluidsoverlast de hele nacht door vanuit #112. Volgens de gasten van #114 gingen de discussies/geluidsoverlast vanuit #112 over betaalde seks en drugs. Vervolgens heeft de moeder van verdachte op 5 januari 2022 het hotel gebeld met een vraag, welke ging over de boeking van verdachte op 22 december 2021. De moeder vroeg zich af waarom haar dochter niet meer welkom is in het hotel en dat haar dochter zelf geen contact kan opnemen omdat zij in hechtenis zit.
[hotel 6] Kaatsheuvel [28]
  • Periode: 01-11-2021 tot en met 08-11-2021 (datum reservering: 29-10-2021);
  • Reservering op naam van verdachte met opgave van het woonadres, het e-mailadres en het telefoonnummer van verdachte;
  • Het hotel had de volgende notitie geregistreerd: Alleen de gegevens van de hoofdboeker waren bekend en kennelijk was de tweede persoon een man. De gasten hadden hun verblijf willen verlengen, wat [hotel 6] Kaatsheuvel uiteindelijk niet had toegestaan. De reden voor het niet toestaan van verlenging was een gesprek met een onbekende man, vermoedelijk de tweede gast. Deze man had gevraagd of hij de boeking tot maandag 15 november 2021 kon verlengen, maar de eerste reservering bleek gedaan te zijn door een vrouw uit 2002. [hotel 6] Kaatsheuvel heeft besloten geen verlenging van het verblijf toe te staan.
[vakantiepark 1] [29]
  • Periode: 22-11-2021 tot en met 29-11-2021, 29-11-2021 tot en met 06-12-2021 en 06-12-2021 tot en met 20-12-2021;
  • Drie reservering op naam van verdachte met opgave van het woonadres, het e-mailadres en het telefoonnummer van verdachte;
  • Alle betalingen hadden contant plaatsgevonden. In totaal was door verdachte € 1.304,16 betaald;
  • Volgens de gegevens van [vakantiepark 1] waren er ook (mede)gasten geweest, hiervan waren allen twee kentekens genoteerd. Het kenteken [kenteken 1] betreft een zwarte Volkswagen Polo op naam van [naam 5] en het kenteken [kenteken 2] betreft een zwarte BMW 1ER Reihe op naam van [aangeefster] .
Instructies
Uit de SMS en WhatsApp berichten op de telefoon van [aangeefster] (Samsung Galaxy S7) tussen verdachte (nummer [telefoonnummer 6] ) en [aangeefster] (nummer [telefoonnummer 1] ) kan worden opgemaakt dat verdachte instructies gaf aan [aangeefster] met betrekking tot de door [aangeefster] uit te voeren prostitutiewerkzaamheden. [30]
11 oktober 2021, [verdachte] = verdachte en [aangeefster] = [aangeefster]
“ [verdachte] : Ee stuur die man zo weg hé ik zijn anderhalf uur omdat zo lang duurde Max 2 uur ma nu is lang genoeg geweest komt zo ook iemand anders kan je nog even pauze houden
[verdachte] : Heb je nog koffie
[verdachte] : Kom na die bar je hebt WiFi daar
[verdachte] : Kom snel
[aangeefster] : Ga nu
[aangeefster] : Breng die man nu terug ben beach club
[aangeefster] : Ga nu zo weer terug huisje
[aangeefster] : En jaa heb nog koffie
(…)
[verdachte] : Kom na die huis nu
[verdachte] : Nu
[aangeefster] : Jaa oneerweg
(…)
[aangeefster] : Zeg maar tegen [naam 3] dat ik er bijna ben nu bik die rotonde
(…)
[verdachte] : Waren rijden konden niet reageren
[verdachte] : Hou je sms goed in de gaten als we je sms’en”
14 oktober 2021, [verdachte] = verdachte en [aangeefster] = [aangeefster]
“ [verdachte] : Hoelang duurt het nog
[aangeefster] : Hee ben nu klaar”
17 oktober 2021, [verdachte] = verdachte en [aangeefster] = [aangeefster]
“ [aangeefster] : Ben klaar
[aangeefster] : Gaan nu naar buiten zijn jullie op zelfde plek?
[verdachte] : Kom er aan”
20 oktober 2021, [verdachte] = verdachte en [aangeefster] = [aangeefster]
“ [verdachte] : We zijn er bijna kan je klaar staan
[aangeefster] : Jaa
[verdachte] : Bericht
[verdachte] : Als je klaar bent
(…)
[verdachte] : Waar ben jij”
21 oktober 2021, [verdachte] =verdachte en [aangeefster] = [aangeefster]
“ [verdachte] : Jij kan gewoon pakken maar [naam 3] en ik bedoelen niet dat iedereen pakt omdat hun er ook zijn”
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte [aangeefster] heeft vervoerd naar seksafspraken, instructies heeft gegeven met betrekking tot de te verrichten seksafspraken, [aangeefster] heeft gehuisvest (in hotels en andere overnachtingsplekken waar de seksafspraken plaatsvonden) en heeft overgebracht naar Antwerpen voor seksafspraken.
Dwangmiddelen
De inzet van dwangmiddelen dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt of dat iemand wordt belet zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tegen [aangeefster] dergelijke dwangmiddelen ingezet.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft vanaf 22 juni 2021 een continue sfeer van dreiging gecreëerd jegens [aangeefster] en [aangeefster] gestraft (door bijvoorbeeld haar drugs te onthouden) als zij onvoldoende meewerkte. Verdachte heeft deze sfeer vanaf 18 september 2021 tot haar aanhouding op 5 januari 2022 mede in stand gehouden. Daarnaast volgt uit de berichten tussen [aangeefster] en verdachte, onder andere waarin verdachte vraagt aan [aangeefster] of ze nog koffie heeft en zegt dat ze snel naar de bar moet komen, dat verdachte [aangeefster] voorzag in drugs en haar daarmee afhankelijk hield van drugs. De rechtbank merkt daarbij op dat met de term ‘koffie’ afhankelijk van de context in straattaal ook heroïne wordt bedoeld. Ook wist verdachte dat medeverdachte [aangeefster] drugs onthield en vroeg hij haar om [aangeefster] aan het lijntje te houden [31]
Sub 6 en 9
[aangeefster] heeft verklaard dat de schulden van verdachte werden betaald met het door haar verdiende geld. De schulden van [aangeefster] konden niet worden betaald. [32]
Via de bankrekening van [aangeefster] ( [ibannummer 2] ) werd in totaal € 2.049,- naar de bankrekening van verdachte ( [Ibannummer 1] ) overgemaakt in de periode van 24 september 2021 tot en met 27 december 2021. Het gaat in totaal om 13 overboekingen. Op het transactieoverzicht van de bankrekening van verdachte is te zien dat er steeds opnieuw geld binnenkomt vanaf de bankrekening van [aangeefster] , waardoor de schulden van verdachte kunnen worden betaald. In januari 2022 stopten de overboekingen vanaf de bankrekening van [aangeefster] . Vanaf dat moment kan verdachte haar schulden niet meer betalen, want de betalingen storneerden. [33]
Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte] op 12 augustus 2021 met gebruik van de pinpas van [aangeefster] een sportabonnement bij [sportclub] in Breda aangeschaft. Op 24 september 2021 werd er een abonnement afgesloten voor verdachte. Er werd van beide verdachten een foto genomen op de sportschool voor de clubpas, waaruit kan worden opgemaakt dat beiden ook daadwerkelijk op de sportschool zijn geweest voor het afsluiten van het abonnement. Verdachte heeft de sportschool daarna bezocht op 28 september 2021. [34]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [aangeefster] helemaal geen geld kreeg voor haar prostitutiewerkzaamheden en dat zij en [aangeefster] om de dag de hotelkamer moesten betalen. [aangeefster] was degene die geld verdiende en zij (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] , verdachte en [getuige 1] ) maakten het op. [35]
Op 18 december 2021 stuurt verdachte via WhatsApp de volgende berichten naar medeverdachte [medeverdachte] : [36]
18 december 2021, [verdachte] = verdachte
“ [verdachte] : Maak maar ff wat over waar ze de kut me heb verdiend
[verdachte] : Stink hoer
[verdachte] : Jij bent net zo vies neukt iedereen
[verdachte] : Maak maar 300 over
(…)
[verdachte] : Je kan nu 300 overmaken of ik rij naar Epe
[verdachte] : Heb haar adres foto’s alles”
Op 18 december 2021 stuurt verdachte via WhatsApp ook de volgende berichten naar medeverdachte [medeverdachte] : [37]
[verdachte] = verdachte
“ [verdachte] : Veel plezier met die kech van je
(…)
[verdachte] : Ga je ook uit die huisje en laat je alles netjes achter
[verdachte] : Anders bel ik ze ff op
[verdachte] : Dat je huurt op mij naam
[verdachte] : En ik er niet ben
[verdachte] : En er dingen gebeuren waar ik niet van gediend ben
[verdachte] : Heb alles van jou en die kech
[verdachte] : Dus als ik de rekening krijg dat het niet netjes is dan ben ik bij haar moeder
[verdachte] : Heb ook haar naaktfoto’s
(…)
[verdachte] : Pooier
(…)
[verdachte] : Kanker junkie wijf van je
(…)
[verdachte] : Heb haar kutje alles op foto”
Uit bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op niet misverstane wijze medeverdachte [medeverdachte] opdraagt geld aan haar over te maken waar “ze de kut me heb verdiend”.
De verklaring van verdachte dat verdachte niet de beschikking had over haar eigen pinpas, maar dat medeverdachte haar pinpas in beheer had, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, integendeel. Uit de analyse van de pinpas van verdachte en de zendmastgegevens blijkt dat de pinpas van verdachte in de tenlastegelegde periode op in ieder geval negen verschillende data in gebruik is op locaties die zich (ver) weg bevonden van de zendmasten waar de telefoonnummers van medeverdachte [medeverdachte] zich bevonden [38] . Zoals hierboven reeds geconcludeerd had verdachte haar telefoon in ieder geval in eigen beheer tussen 16 en 28 september 2021, op 20 en 31 oktober 2021, op 8 december 2021 en van 13 tot 18 december 2021. De hiervoor genoemde negen data vallen allemaal in de periode waarbinnen verdachte haar telefoon in eigen beheer had. De rechtbank concludeert dat verdachte op meerdere momenten in de tenlastegelegde periode zelf de beschikking heeft gehad over haar pinpas en niet medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [aangeefster] en samen met medeverdachte [aangeefster] heeft bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van het sekswerk. Dat verdachte niet zou weten dat het om prostitutiewerkzaamheden zou gaan zoals zij heeft verklaard acht de rechtbank ongeloofwaardig, mede gelet op de hiervoor geciteerde appwisselingen en de eerdergenoemde appwisseling tussen verdachte en [aangeefster] op 11 oktober 2021.
Oogmerk van uitbuiting
Om tot een bewezenverklaring te komen van sub 1, geldt dat verdachte het oogmerk moet hebben gehad van uitbuiting. Ten aanzien van sub 3, 4 en 9 geldt dat sprake moet zijn geweest van gedragingen begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Het bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting in lid 2, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. De vraag of- en zo ja, wanneer – sprake is van uitbuiting is sterk verwegen met de omstandigheden van het geval. Dat de werkzaamheden van [aangeefster] in eerste instantie wellicht op basis van vrijwilligheid hebben plaatsgevonden doet hier niet aan af, nu in het geval van toepassing van dwangmiddelen eventuele vrijwilligheid of instemming niet in de weg kan staan aan een bewezenverklaring van uitbuiting. [39]
Dat bij verdachte sprake is geweest van een oogmerk van uitbuiting is af te leiden uit de aard en de duur van de werkzaamheden die [aangeefster] moest verrichten, de beperkingen die dit voor haar heeft gehad en het grote financiële voordeel dat verdachte heeft genoten.
Uit de bewijsmiddelen kan dan ook worden afgeleid dat verdachte het oogmerk heeft gehad te profiteren van de prostitutiewerkzaamheden van [aangeefster] , haar daadwerkelijk heeft uitgebuit en er ook voordeel uit heeft getrokken. Het handelen van verdachte was erop gericht dat [aangeefster] geld zou verdienen met prostitutiewerk. Verdachte heeft haar rekeningen en schulden (af)betaald met het verdiende prostitutiegeld van [aangeefster] en heeft met haar geld onder meer een sportabonnement afgesloten.
Kwetsbare positie
Voorts is door verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [aangeefster] zich bevond. [aangeefster] heeft verklaard dat zij verslaafd was aan heroïne. [40] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aan [aangeefster] te zien was dat er iets niet goed was. Ze was heel dun, onverzorgd, rode ogen, zwaar aan de drugs, ze stonk echt ontiegelijk en medeverdachte [medeverdachte] wilde niet met haar gezien worden. Soms had ze gedoucht en stonk ze nog, aldus de getuige. Als [aangeefster] geen drugs kreeg werd ze zwaar depressief en lag ze op bed te wachten op drugs. [41]
Verdachte heeft verklaard dat zij vond dat [aangeefster] er goed uit zag toen zij haar voor het eerst zag op 18 september 2021. De verklaring van verdachte staat volgens de rechtbank haaks op de voornoemde verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van [aangeefster] dat zij verslaafd was aan heroïne. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had kunnen opmerken dat het niet goed ging met [aangeefster] , dat zij kwetsbaar was en dat zij verslaafd was aan heroïne in die periode.
[aangeefster] heeft verklaard dat zij kampte met depressie, school, autisme en ADD. De kwetsbare positie van [aangeefster] volgt eveneens uit de melding van de zorgcoördinator en de verklaring van de huisarts [42] en de moeder van [aangeefster] [43] .
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Vanaf 18 september 2021 kwam verdachte bij medeverdachte [medeverdachte] en [aangeefster] wonen en vanaf dat moment is sprake van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte heeft medeverdachte vanaf 18 september 2021 geholpen bij het prostitutiewerk van [aangeefster] en hier een wezenlijke bijdrage aan geleverd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte] niet alleen fungeerde als chauffeur naar afspraken met klanten, ook was hij nauw betrokken bij (onder andere) het maken van de seksafspraken en het regelen van ontmoetingsplekken voor de seksafspraken. Ook heeft medeverdachte de seksadvertentie gemaakt en geplaatst op de website [website] [44] en bewaarde hij het geld van [aangeefster] . Ook gaf medeverdachte [aangeefster] instructies met betrekking tot deze seksafspraken, controleerde of [aangeefster] nog voldoende heroïne had en deelde ook mee in de opbrengsten. [45] Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Periode
De rechtbank hanteert als begindatum voor de mensenhandel het moment dat verdachte weer terug is gekomen bij medeverdachte [medeverdachte] . Dat was op 18 september 2021. Vanaf dat moment was verdachte bekend met de situatie tussen medeverdachte [medeverdachte] en [aangeefster] . Het einde van de periode is op 5 januari 2022, de dag waarop verdachte en medeverdachte zijn aangehouden in België.
De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewezen dat het feit in de periode van 18 september 2021 tot en met 5 januari 2022 in vereniging is gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van
1 juni18 september2021 tot en met 5 januari 2022 te Apeldoorn en
/ofBreda in elk geval in Nederland en
/ofin België, tezamen en in vereniging met één
of meerander
en, althans alleen, een ander, genaamd [aangeefster] (telkens)
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht
genoemde middelen, te weten door dwang en
/ofgeweld en
/ofeen andere
feitelijkheid en
/ofdreiging met geweld of een andere feitelijkheid en
/ofdoor
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor
misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft
  • (telkens
    )heeft aangeworven en
    /ofmede genomen met het oogmerk die ander in een ander land, te weten België, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
    (sub 3°)en
  • heeft gedwongen en
  • (telkens
    )opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die Nieuwe
    nhuis
    (sub 6°),en
  • heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)handelingen verricht die
(mede) hebben bestaan uit:
  • het benaderen van die [aangeefster] met het voorstel voor hem in de prostitutie te werken, in ruil voor drugs en
  • het aanmaken en
  • het onderhouden van contacten en
  • het geven van instructies aan die [aangeefster] met betrekking tot de door die [aangeefster] te verrichten seksafspraken en
  • het brengen
  • het regelen van een verblijfplaats en
  • het versturen van betaalverzoeken aan (prostitutie)klant
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
  • het bedreigen van die [aangeefster] en/of
  • het onder druk zetten van die [aangeefster] door aan te geven dat er schulden waren die door die [aangeefster] moesten worden betaald en/of aangeven dat er een contract was waar die [aangeefster] aan gebonden was en/of
  • het (meermalen) mishandelen van [aangeefster] door die [aangeefster] te slaan en/of
  • het (verbaal en/of door continue aanwezigheid) creëren van een aanhoudende sfeer van dreiging en
  • die [aangeefster] afhankelijk te maken en
terwijl die [aangeefster] een persoon in een kwetsbare positie was
(lid 3 sub 2),
omdat zij verslaafd was
(en werd gehouden
)aan gebruiken van verdovende
middelen (drugs).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft daarnaast opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om toepassing van artikel 9a Sr. Hij voert daartoe aan dat verdachte zich zelf in een uitbuitingssituatie bevond. Daarnaast verzoekt de verdediging de rechtbank om bij de eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder haar jeugdige leeftijd. De verdediging verzoekt de rechtbank toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
De verdediging verzet zich tegen de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Hij voert daartoe aan dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Zij heeft samen met medeverdachte een 20-jarige kwetsbare aan heroïne verslaafde vrouw in Nederland en België in de prostitutie laten werken en het door haar hiermee verdiende geld van haar afgenomen. Verdachte heeft de door de medeverdachte gecreëerde situatie in stand te houden en hieraan bijgedragen door de drugsverslaving van het slachtoffer in stand te houden en haar in de prostitutie te laten werken om zo de schulden van verdachte en medeverdachte af te betalen. Het slachtoffer moest meerdere keren per dag seks hebben met verschillende mannen.
Mensenhandel, waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden. Door deze wijze van handelen heeft de verdachte bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte meermaals is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is van toepassing.
De reclassering heeft op 14 juni 2023 gerapporteerd. Ondanks de ontkenning van verdachte zijn er risicofactoren vast te stellen op de levensgebieden relatie/partner, psychosociaal functioneren en houding. De medeverdachte in onderhavige zaak is de ex-partner van verdachte. Het is mogelijk dat zij zich in negatieve zin door hem liet beïnvloeden. Zij maakt een kwetsbare/beïnvloedbare indruk. Verdachte heeft een belast verleden en zij heeft de zorg voor haar dochter. Het recidiverisico wordt bij een veroordeling ingeschat als gemiddeld. Verdachte woont in een vorm van begeleid wonen. Zij houdt zich aan afspraken en er is zicht op haar doen en laten, haar netwerk en de omstandigheden rond de opvoeding van haar dochter. Er is sprake van een positieve ontwikkeling.
Ter terechtzitting is door de jeugdreclasseerder van de William Schrikkergroep naar voren gebracht dat verdachte momenteel hulp krijgt vanuit Admodum. Verdachte werkt mee en is aanwezig als dat van haar wordt verwacht. Op dit moment is de ambulante behandeling stop gezet omdat verdachte daar mentaal geen ruimte voor heeft.
De verdediging heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen, mede gelet op de omstandigheid dat dit in het meest recente rapport van de reclassering niet is geadviseerd.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte redenen om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden. De rechtbank zal – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang) en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De rechtbank ziet echter geen enkel aanknopingspunt voor de oplegging van een contactverbod aan verdachte ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte] en slachtoffer [aangeefster] , zodat zij deze door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde niet zal opleggen.
Ten aanzien van de geschorste voorlopige hechtenis
Uit de bewezenverklaring en de veroordeling tot een gevangenisstraf van 24 maanden (waarvan 6 voorwaardelijk) volgt dat de rechtbank nog immer de grondslag voor de voorlopige hechtenis aanwezig acht voor de in het vonnis van heden bewezenverklaarde feiten. Dit was ook ten tijde van het bevel tot schorsing het geval. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte leidde er toen echter toe dat de voorlopige hechtenis moest worden geschorst.
Nu de behandeling van verdachte is stopgezet, is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijke belang zwaarder dient te wegen dan het persoonlijke belang van verdachte om de schorsing voort te zetten. De rechtbank heft de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom op.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangeefster] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 188.009,02 aan materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • gederfde inkomsten: € 75.000,00
  • alimentatie vader: € 1.620,00
  • leenovereenkomst moeder: € 1.500,00
  • leenovereenkomst opa: € 1.500,00
  • leenovereenkomst moeder: € 400,00
  • leenovereenkomst verkeersboetes [naam 3] : € 1.797,72
  • kosten verlies opleiding en extra studielening 2019-2021-2023: € 12.457,33
  • negatief saldo na beëindigen seksuele uitbuiting: € 994,62
  • toe-eigenen van zorgtoeslag: € 649,00
  • schuldenregeling zorgverzekering en kosten eigen bijdrage: € 745,19
  • aanschaf middelen ter beveiliging woning moeder: € 417,43
  • extra zorgkosten na beëindiging gedwongen prostitutie: € 475,23
  • overige extra kosten: € 302,50
  • studievertraging: € 90.150,00
Daarnaast vordert de benadeelde partij € 30.000,- aan smartengeld. Telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat verdachte en haar medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade.
De verdediging heeft zich – gelet op de bepleite vrijspraak – primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en te complex is voor behandeling in onderhavige strafprocedure en een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit dien hoofde moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Gederfde inkomsten
Deze ziet (onder meer) op gederfde inkomsten, omdat [aangeefster] het verdiende geld moest afgeven aan medeverdachte [medeverdachte] . In het dossier bevindt zich weinig concrete informatie over onder andere de frequentie van de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het gevorderde bedrag is een conservatieve raming waarin ook rekening is gehouden met kosten voor onder meer huisvesting. Het bedrag kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval als reële opbrengst worden aangemerkt. De rechtbank zal het gevorderde bedrag matigen, omdat de bewezenverklaarde periode in het geval van verdachte korter is dan de periode waar het gevorderde bedrag op ziet. Daarom zal de rechtbank dit bedrag tot een hoogte van € 37.500,-
toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor deze schadepost naar burgerlijk recht met haar medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte en haar medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – haar medeverdachten de schade aan de benadeelde partij hebben vergoed.
Overige schadeposten
De rechtbank beoordeelt de overige gevorderde materiële schadeposten als volgt:
  • alimentatie vader: € 1.620,00
  • leenovereenkomst moeder: € 1.500,00
  • leenovereenkomst opa: € 1.500,00
  • leenovereenkomst moeder: € 400,00
De behandeling van voormelde schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op, nu de rechtbank niet kan vaststellen door wie deze bedragen van de rekening zijn gepind. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
- leenovereenkomst verkeersboetes [naam 3] : € 1.797,72
Het is onduidelijk wie er reed op het moment dat de verkeersboetes zijn ontstaan. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering verklaren.
- kosten verlies opleiding en extra studielening 2019-2021-2023: € 12.457,33
De schadepost is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de schadepost levert derhalve een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het heroïnegebruik van benadeelde in de periode voorafgaand aan het bewezenverklaarde al invloed had op de studie. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
- negatief saldo na beëindigen seksuele uitbuiting: € 994,62
De schadepost is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan slechts vaststellen dat benadeelde (een deel van) het geld dat zij heeft verdiend niet heeft gekregen. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
  • toe-eigenen van zorgtoeslag: € 649,00
  • schuldenregeling zorgverzekering en kosten eigen bijdrage: € 745,19
De behandeling van voormelde schadeposten levert een onevenredige belasting van het strafproces op, nu de rechtbank niet kan vaststellen door wie en waaraan het geld is uitgegeven na opname bij de bank. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
- aanschaf middelen ter beveiliging woning moeder: € 417,43
Uit de toelichting van de benadeelde partij volgt dat zij deze kosten heeft gemaakt ter beveiliging tegen de medeverdachte. Zij heeft niet gesteld dat deze kosten zijn gemaakt in relatie tot verdachte. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom
afwijzen.
- extra zorgkosten na beëindiging gedwongen prostitutie: € 475,23
Er is niet of onvoldoende gebleken dat deze materiële schade rechtstreeks is toegebracht door het feit, nu benadeelde voorafgaand aan de bewezen verklaarde periode reeds bekend was met het gebruik van heroïne. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering verklaren.
- overige extra kosten: € 302,50
De schadepost ‘boete schoonmaak’ (ter hoogte van € 52,50) is onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De schadeposten ‘nieuwe autosleutel’ (ter hoogte van € 150,-) en ‘wegtakelen achtergebleven auto’ (ter hoogte van € 100,-) zijn voldoende onderbouwd. Er is sprake van zogenoemde ‘verplaatste schade’. Het gaat dan om kosten die een derde maakt ten behoeve van het slachtoffer die het slachtoffer in principe ook zelf had kunnen verhalen op de verdachte. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de nieuwe autosleutel en het wegtakelen van de achtergebleven auto kan worden
toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor deze schadepost naar burgerlijk recht met haar medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte en haar medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – haar medeverdachten de schade aan de benadeelde partij hebben vergoed.
- studievertraging: € 90.150,00
Door benadeelde is vergoeding wegens studievertraging gevorderd voor de jaren 2019 tot en met 2023. De rechtbank is van oordeel dat de schade die valt binnen de ten laste gelegde periode voor toewijzing vatbaar is. Benadeelde heeft wegens het tenlastegelegde in het jaar 2021 niet kunnen studeren, omdat zij in die periode werd uitgebuit door verdachte. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor zover deze ziet op het studiejaar 2021 tot een hoogte van € 18.150,- kan worden
toegewezen.
Voor het overige (de studiejaren 2019, 2020, 2022 en 2023) is de schadepost onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door verdachte gepleegde mensenhandel een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, waardoor zij op andere wijze in haar persoon is aangetast. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitganspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van zo’n geval. De seksuele uitbuiting bij dit zeer kwetsbare jonge slachtoffer kan op zichzelf beschouwd worden als een ernstige inbreuk op haar zelfbeschikkingsrecht en haar lichamelijke integriteit. Reeds daarom kan smartengeld worden toegewezen. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid – en gelet op het feit dat verdachte ten opzichte van medeverdachte [medeverdachte] de helft van de periode betrokken is geweest bij het feit – zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor deze schadepost naar burgerlijk recht met haar medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is. Dit betekent dat verdachte en haar medeverdachte elk tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk zijn. De rechtbank zal bepalen dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als – en voor zover – haar medeverdachten de schade aan de benadeelde partij hebben vergoed.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 18 september 2021. Zoals gevorderd zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen telefoon (PL0600-2021593647-G2760866, zwart, merk: Apple) verbeurd verklaren, nu dit een voorwerp betreft met behulp waarvan het feit is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij haar toezichthouder van de jeugdreclassering van de William Schrikkergroep meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt laat behandelen door GGZ instelling BatZ in Elst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt verblijft bij Admodum of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Verdachte houdt zicht aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • heft op het bevel schorsing van de voorlopige hechtenis.
  • verklaart verbeurd de telefoon (PL0600-2021593647-G2760866, zwart, merk: Apple);
  • veroordeelt verdachte
  • wijst de vordering voor zover deze ziet op de schadepost ‘aanschaf middelen ter beveiliging woning moeder’ af;
  • verklaart de benadeelde partij [aangeefster] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangeefster] , een bedrag te betalen van € 60.900,00 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 321 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
 bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of haar mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan benadeelde partij heeft vergoed;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2023.
mr. L.F. Bögemann is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche Team Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRCC21014 (onderzoek Wede), gesloten op 6 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107 en proces-verbaal van bevindingen, p. 520 t/m 527.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 553 ev. en proces-verbaal van bevindingen, p. 557 ev.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 502.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 499 t/m 504.
6.Relaas onderzoek Wede, p. 9.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 554.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 505 t/m 509.
9.Relaas onderzoek Wede, p. 9.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 556.
11.Relaas onderzoek Wede, p. 9.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 516 t/m 519.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1236.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 925.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 926.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 801.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 642 en 643.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 924 t/m 928.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108 t/m 111.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 417 t/m 419.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 435 t/m 436.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412 t/m 416.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 421 t/m 434.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 446 t/m 449.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 465 t/m 473.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 452 t/m 455.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 458 t/m 464.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 739 t/m 742.
31.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 1226 t/m 1233.
32.Proces-verbaal van verhoor, p. 101.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 988 en 989 en proces-verbaal van bevindingen, p. 927.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1095 t/m 1098.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 233 en 234.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 803 en 804.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802 t/m 805.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 880t/m 923.
39.Hoge Raad van 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 233.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55 en proces-verbaal van bevindingen, p. 200.
43.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 247.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 557 ev.
45.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 82 e.v., 96, 97 en 101; proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 124; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 126 e.v.; proces-verbaal van bevindingen, p. 147 en 148; proces-verbaal van verhoor getuige, p. 233 en 234; proces-verbaal van bevindingen, p. 698 t/m 715; proces-verbaal van bevindingen, p. 761 t/m 780; proces-verbaal van bevindingen, p. 834; proces-verbaal van bevindingen, p. 1095 t/m 1098.