3.1.[eisende partij] vordert – na vermeerdering van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. het door [gedaagde partij] gelegde conservatoir beslag op de woning opheft onder de opschortende voorwaarde dat ten behoeve van [gedaagde partij] een bedrag van € 387.213,31 wordt voldaan, althans het beslag opheft onder zodanige voorwaarden als de voorzieningenrechter juist acht,
2. [gedaagde partij] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de door de voorzieningenrechter te bepalen wijze van opheffing van het beslag op straffe van een aan [eisende partij] te betalen dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat aan die veroordeling niet wordt voldaan,
3. [gedaagde partij] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan opheffing van het op 26 oktober 2023 (mede) door hem gelegde conservatoir beslag op de woning, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat aan die veroordeling niet wordt voldaan,
4. [gedaagde partij] verbiedt opnieuw beslag te leggen op de woning en/of de koopsom of onder de notaris, zulks op straffe van een dwangsom van € 100.000,00.
5. [gedaagde partij] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis.