ECLI:NL:RBGEL:2023:654

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
05-071539-210
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheel voorwaardelijke werkstraf voor betrokkenheid bij hennepkwekerij in Apeldoorn

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij in Apeldoorn. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel van € 160.995,46. Tijdens de zitting op 26 januari 2023 zijn zowel de verdachte als haar raadsman, mr. J. Vlug, gehoord.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting volhard in de vordering, terwijl de verdediging aanvoerde dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden, gezien de bepleitte vrijspraak in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte, hoewel zij was veroordeeld voor medeplichtigheid aan het telen van hennep, niet met voldoende zekerheid kon worden aangetoond dat zij voordeel had genoten van de hennepkwekerij. De rechtbank concludeerde dat de rol van de verdachte enkel die van facilitator was en dat er geen bewijs was dat zij had gedeeld in de opbrengst of op andere wijze voordeel had genoten.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer: 05/071539-21
Datum uitspraak : 9 februari 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat in Deventer.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 160.995,46.

2.De procedure

De zaak is op 26 januari 2023 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij zijn veroordeelde en haar raadsman gehoord.

3.De beoordeling van de vordering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak in de hoofdzaak.
Beoordeling door de rechtbank
Dat veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de onderliggende strafzaak van heden en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. [1] Hierbij is veroordeelde voor - kort gezegd - medeplichtigheid aan het in vereniging telen van hennep veroordeeld. Aan de inhoud van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen ontleent de rechtbank echter niet het oordeel dat veroordeelde voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad door middel van het bewezen verklaarde feit. De rol die de rechtbank ten aanzien van veroordeelde bewezen heeft verklaard was enkel die van facilitator. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat veroordeelde heeft gedeeld in de opbrengst van de hennepkwekerij of op andere wijze hier voordeel van heeft genoten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde door middel van of uit baten van de feiten waarvoor zij bij voornoemd vonnis is veroordeeld, of uit andere strafbare feiten, wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Aldus gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A. Bonder en mr. Ö. Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. M. van Gameren, griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021098912, gesloten op 6 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.