ECLI:NL:RBGEL:2023:653

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
05-063181-210
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerij en hennepstekkerij

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij en diefstal van stroom in Apeldoorn. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat. Dit voordeel werd door de officier van justitie geschat op € 160.995,46. De rechtbank heeft de zaak op 26 januari 2023 ter terechtzitting behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.A.J. Spierings, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan, op basis van de bewijsmiddelen in het vonnis van de onderliggende strafzaak. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op rapporten van de politie, waarin de opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij en hennepstekkerij zijn uiteengezet. De rechtbank concludeert dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van in totaal € 161.336,33, en legt hem de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte samen met een medeverdachte heeft geprofiteerd van het strafbare feit, en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel als gemeenschappelijk voordeel moet worden aangemerkt. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 1080 dagen, afhankelijk van de betaling door de medeverdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer: 05/063181-21 (ontneming)
Datum uitspraak : 9 februari 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. D.A.J. Spierings, advocaat in Nijkerk.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 160.995,46.

2.De procedure

De zaak is op 26 januari 2023 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij zijn veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord.

3.De beoordeling van de vordering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Het standpunt van de verdediging
Niet aannemelijk is dat vier eerdere oogsten zijn geweest. Dit kan niet worden afgeleid uit de mate van vervuiling van de hennepkwekerij. Liander heeft verder nooit geconstateerd dat sprake was van diefstal van elektriciteit. Er is hooguit sprake geweest van één oogst, die bovendien door de politie in beslag is genomen. De vordering moet dan ook worden afgewezen, nu nergens uit blijkt dat veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten.
Beoordeling door de rechtbank
Dat veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de onderliggende strafzaak van heden en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. [1] De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad door middel van - kort gezegd - onder meer het in vereniging telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep.
De hennepkwekerij
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de hennepkwekerij neemt de rechtbank, tenzij anders vermeld, het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht’ [2] (hierna: het rapport) als uitgangspunt. Dit rapport is een wettig bewijsmiddel. In het rapport heeft de politie een berekening gemaakt van het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel.
In het rapport wordt vermeld dat sprake was van twee kweekruimten. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van de situatie, zoals die uit het onderzoek gebleken is. Bij het ontbreken van een aannemelijke verklaring wordt uitgegaan van de gegevens uit het rapport 'Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij Binnenteelt onder kunstlicht' van het Functioneel Parket Afpakken, van april 2005 en de daarbij in samenhang te lezen aanvulling “Update 1 juni 2016”, (hierna samen: het rapport Functioneel Parket Afpakken) met daarin standaardberekeningen en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht.
Het aantal planten per kweekruimte
Kweekruimte A
In kweekruimte A stonden 50 potten met hennepplanten en 37 potten met afgeknipte hennepplanten. Voor de kweekruimte stonden rekken met daarin afgeknipte henneptoppen die lagen te drogen. In elke lege plantenpot stond een afgeknipte hennepstengel, wat een duidelijke aanwijzing oplevert dat er een hennepplant in gestaan heeft. Deze waren verspreid over 15 vierkante meter, zodat er ongeveer 6 hennepplanten per vierkante meter stonden. De rechtbank vindt daarom aannemelijk dat er (in totaal) 87 hennepplanten in deze kweekruimte stonden.
Kweekruimte B
In kweekruimte B stonden 274 hennepplanten, verspreid over 16 vierkante meter. Er stonden dus 18 hennepplanten per vierkante meter.
Opbrengsten per kweekruimte (per oogst)
In het rapport Functioneel Parket Afpakken is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. Deze opbrengst is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten op een m2. Hieruit blijkt, dat hoe lager het aantal planten op een m2, hoe hoger de opbrengst per plant.
  • De hennepplanten in kweekruimte A per stuk hadden een opbrengst van minimaal 32,2 gram hennep per oogst volgens voormeld tabel en
  • De hennepplanten kweekruimte B per stuk hadden een opbrengst van minimaal 26,7 gram hennep per oogst.
De totale opbrengst per oogst van kweekruimte A bedraagt 87 planten x 32,2 gram hennep
= 2,8014 kilogram hennep. Gelet op de verkoopprijs van minimaal € 4.070,- per kilogram hennep, bedraagt de bruto opbrengst van kweekruimte A per oogst 2,8014 kilogram x € 4.070,- =
€ 11.401,70.
De totale opbrengst per oogst van kweekruimte B bedraagt 274 planten x 26,7 gram hennep = 7,3158 kilogram hennep. Gelet op de verkoopprijs van minimaal € 4.070,- per kilogram hennep, bedraagt de bruto opbrengst van kweekruimte B per oogst 7,3158 kilogram hennep x € 4.070,- =
€ 29.775,31.
Kosten per kweekruimte (per oogst)
Kweekruimte A
Afschrijvingskosten € 150,- (tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken eigen € 21,75 (€ 0,25 per stek/plant)
Variabele kosten € 337,56 (€ 3,88 per stekplant)
Elektriciteitskosten € 0,- (bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers € 18,27 (€ 0,21 per stek/plant)
Huisvestingskosten € 0,- (bedrag per oogst/ruimte
Totaal aan kosten € 527,58
Hierbij merkt de rechtbank op dat de politie in haar berekening kennelijk abusievelijk heeft gerekend met een bedrag van € 1,- aan kosten ten behoeve van een hennepstek, terwijl dit 0,25 per stek is.
Kweekruimte B
Afschrijvingskosten € 200,- (tabel pag. 3 rapport van FPA 1-11-2010)
Hennepstekken eigen € 68,50 (€ 0,25 per stek/plant)
Variabele kosten € 1.063,12 (€ 3,88 per stekplant)
Elektriciteitskosten € 0,- (bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers € 57,54 (€ 0,21 per stek/plant)
Huisvestingskosten € 0,- (bedrag per oogst/ruimte
Totaal aan kosten € 1.389,16
Ook hierbij geldt dat de politie in haar berekening kennelijk abusievelijk heeft gerekend met een bedrag van € 1,- aan kosten ten behoeve van een hennepstek, terwijl dit 0,25 per stek is.
De in het rapport genoemde ontnemingsperiode strekt van 25 maart 2020 tot 3 maart 2021. De einddatum is gebaseerd op de datum van het aantreffen van de hennepkwekerij. De begindatum is gebaseerd op onder andere de volgende feiten en omstandigheden:
  • uit het buurtonderzoek kort na de ontmanteling van de hennepkwekerij op 3 maart 2021 kwam naar voren dat een buurman verklaarde dat er ongeveer anderhalf jaar daarvoor een grote hoeveelheid isolatieplaten was geleverd aan [adres] , terwijl in de kweekruimtes werden isolatieplaten aangetroffen met productiedatum 25 februari 2019, 18 oktober 2019 en 21 oktober 2019;
  • bij het uitlezen van de telefoon van veroordeelde kwam naar voren dat er reeds in december 2019 berichten werden verzonden door veroordeelde aan de vrouw van veroordeelde [medeverdachte 1] waarin hij liet weten ledlampen te hebben besteld om te testen, met het verzoek dit aan [medeverdachte 1] door te geven, waarbij een foto is gestuurd van lampen die exact gelijk zijn aan de in de hennepkwekerij aangetroffen lampen;
  • vanaf januari 2020 stuurden veroordeelde en veroordeelde [medeverdachte 1] berichten naar elkaar die kennelijk over hennepteelt gaan, waarbij onder andere een plattegrond met afmetingen van de hennepkwekerij is gedeeld;
  • in de hennepkwekerij werden beschimmelde en verdorde hennepresten aangetroffen, die duiden op (een) eerdere oogst(en);
  • de hennepkwekerij was sterk vervuild en er werden gebruikte knipschaartjes en een gebruikte knipmachine aangetroffen.
De rechtbank acht, gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden, aannemelijk dat de hennepkwekerij in ieder geval in de in het rapport genoemde ontnemingsperiode in werking is geweest. Nu een gemiddelde kweekcyclus 10 weken bedraagt en de aangetroffen hennepplanten ongeveer 9 weken oud waren, is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat sprake is geweest van in ieder geval vier eerdere oogsten.
Uitgaande van vier eerdere oogsten, dient het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt te worden berekend:
Kweekruimte A
Opbrengst (4 x € 11.401,70) € 45.606,80 - kosten (4 x € 527,58) € 2.110,32 =
€ 43.496,48.
Kweekruimte B
Opbrengst (4 x € 29.775,31) € 119.101,24 - kosten (4 x € 1.389,16) € 5.556,64 =
€ 113.544,60.
Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van de hennepkwekerij bedraagt derhalve
€ 43.496,48 + € 113.544,60 =
€ 157.041,08.
De hennepstekkerij
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de hennepstekkerij neemt de rechtbank, tenzij anders vermeld, het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht’ [3] (hierna: het rapport) als uitgangspunt. Dit rapport is een wettig bewijsmiddel. In het rapport heeft de politie een berekening gemaakt van het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij het bepalen van de ontnemingsperiode gaat de rechtbank uit van dezelfde periode als bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten behoeve van de hennepkwekerij, waarbij de rechtbank verwijst naar de daarbij genoemde feiten en omstandigheden die in dit verband redengevend zijn.
Er zijn in de hennepstekkerij 409 hennepstekken aangetroffen. De eerste kweek hennepstekken kan na 10 weken worden geoogst. De moederplant gaat maximaal zes maanden mee en moet daarna opnieuw opgekweekt worden, zodat na zes maanden een nieuwe kweekperiode van 10 weken ingaat die niet in de berekening kan worden meegenomen.
Wanneer op 25 maart 2020 wordt begonnen met het opkweken van de moederplant, is deze 10 weken later, dus op 3 juni 2020, klaar om de eerste kweek hennepstekken te oogsten. Vervolgens kunnen deze iedere twee weken worden geoogst. Na 6 maanden, dus op 25 september 2020 zijn de moederplanten aan vervanging toe en gaat een nieuwe periode van 10 weken in om de moederplanten weer op te kweken. Deze periode duurt dan tot 4 december 2020. Vervolgens kunnen weer iedere twee weken hennepstekken worden geoogst van deze moederplanten met een einddatum van 3 maart 2021.
De periode van 3 juni tot 25 september 2020 bedraagt 16 weken. Aangezien per twee weken kan worden geoogst, kunnen er in totaal (8 x 409) 3272 hennepstekken worden geoogst in deze periode.
De periode van 4 december 2020 tot 3 maart 2021 bedraagt 12.5 weken. Aangezien per twee weken kan worden geoogst, kunnen er in totaal (6 x 409) 2454 hennepstekken worden geoogst in deze periode.
Aannemelijk is dat in de ontnemingsperiode (3272 + 2454) 5726 hennepstekken zijn geoogst. Daarbij wordt 20% als verloren beschouwd, zodat 4580 hennepstekken resteren. Ervan uitgaande dat ten behoeve van de hennepkwekerij de eigen hennepstekken zijn gebruikt, is aannemelijk dat (5 x 361) 1805 hennepstekken voor eigen gebruik zijn aangewend. De rechtbank gaat immers uit van vier eerdere oogsten en de vijfde is aangetroffen en in beslag genomen. Wanneer deze in mindering worden gebracht op het totaal, resteren er (4580 - 1805) 2775 hennepstekken waarvan aannemelijk is dat deze verkocht zijn.
De inkoopprijs van een hennepstek bedraagt gemiddeld € 3,81. Ervan uitgaande dat een hennepstekkenkweker de stekken aan een tussenpersoon verkoopt die ze vervolgens voor het dubbele verkoopt, is aannemelijk dat de verkoopprijs van een hennepstek € 1,90 bedraagt. Hiervan uitgaande, is sprake van een totale opbrengst van (2775 x € 1,90) € 5.275,50.
De variabele kosten voor een hennepstek zijn € 0,20. Vermeerderd met de overige kosten die in totaal € 0,037 per hennepstek bedragen, wordt in het voordeel van veroordeelde gerekend met een totaalbedrag van € 0,25 aan kosten per hennepstek. De totale kosten bedragen in dat geval kwekerij € 980,25.(5726 -1805= 3921 x € 0,25). De kosten van de 1805 stekken die in de eigen kwekerij zijn gebruikt worden in deze berekening niet meegenomen, nu die al zijn meegenomen bij de opbrengst van de kwekerij.
Gelet op het voorgaande, bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel van de hennepstekkerij € 5.275,50 - € 980,25 = € 4.295,25.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen tot een bedrag van (€ 157.041,08 + € 4.295,25)
€ 161.336,33en zal zij hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Hoofdelijkheid
Veroordeelde heeft met een ander, te weten veroordeelde [medeverdachte 1] , van het strafbare feit geprofiteerd. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bevatten zodanige duidelijke aanwijzingen dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat zij gezamenlijk de beschikking hebben of gedurende zekere tijd de beschikking hebben gehad over de gehele opbrengst van het strafbare feit. Veroordeelde heeft als een van die daders geen, dat vermoeden ontzenuwende, gegevens daaromtrent verschaft. De rechtbank zal daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel als gemeenschappelijk voordeel voor het geheel - mede - aan veroordeelde toerekenen.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
161.336,33;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 1080 dagen;
- bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt te vervallen indien en voor zover de mededader van veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat.
Aldus gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. A. Bonder en mr. Ö. Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. M. van Gameren, griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021098912, gesloten op 6 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht, p. 360-369.
3.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht, p. 370-377.