ECLI:NL:RBGEL:2023:6510

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
C/05/395037 / HZ ZA 21-355
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis na aanvullend deskundigenbericht over gebreken aan schuifvouwwand en vervangende schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft Buitenpracht B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij met betrekking tot gebreken aan een schuifvouwwand. De rechtbank heeft op 29 november 2023 vonnis gewezen na een aanvullend deskundigenbericht. De procedure begon met een tussenvonnis op 31 mei 2023, waarin de rechtbank al had geoordeeld dat de bezwaren van Buitenpracht tegen het eerste deskundigenrapport niet standhielden. De deskundige had vastgesteld dat er gebreken waren aan de schuifvouwwand, maar Buitenpracht kon deze gebreken bij oplevering niet redelijkerwijs ontdekken. De rechtbank oordeelde dat de herstelkosten, begroot op € 1.800,00 inclusief btw, voor vergoeding in aanmerking kwamen, maar dat niet het volledige bedrag als vervangende schadevergoeding toewijsbaar was. Uiteindelijk werd een bedrag van € 1.793,10 aan hoofdsom toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagvaarding op 13 oktober 2021. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten van € 268,97 toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, en de deskundigenkosten werden gelijkelijk over partijen verdeeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.F.A. Bierbooms.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/395037 / HZ ZA 21-355
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
BUITENPRACHT B.V.,
te Barneveld,
eisende partij,
hierna te noemen: Buitenpracht,
advocaat: mr. A. Heijink te Ede,
tegen
[gedaagde partij],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. E. Koekoek te Barneveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 mei 2023
- het aanvullend deskundigenbericht van 9 augustus 2023
- de conclusie na deskundigenbericht van Buitenpracht van 4 oktober 2023
- de conclusie na aanvullend deskundigenbericht van [gedaagde partij] 4 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In haar conclusie na deskundigenbericht van 4 oktober 2023, heeft Buitenpracht veel van haar bezwaren tegen het eerste deskundigenrapport herhaald. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 31 mei 2023 reeds geoordeeld dat het commentaar van Buitenpracht op dat deskundigenbericht geen stand houdt en de bevindingen van de deskundige overgenomen. De rechtbank zal daarom in dit vonnis niet opnieuw ingaan op de herhaalde bezwaren van Buitenpracht tegen het eerste deskundigenrapport, maar slechts op een paar aanvullende opmerkingen van Buitenpracht.
2.2.
In aanvulling op haar eerdere opmerkingen over metingen, heeft Buitenpracht in haar laatste conclusie nog gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat de schuifvouwwand maatafwijkingen had. Dat dit niet is vastgesteld komt echter voor risico van Buitenpracht, aangezien op haar de bewijslast rust van de gestelde gebreken.
2.3.
Met betrekking tot inbraakwerendheid en waterdichtheid heeft Buitenpracht in haar laatste akte opgemerkt dat de deskundige op zijn minst had kunnen zeggen of het aannemelijk is dat de schuifvouwwand voldoet aan de NEN5096. Dat de deskundige niet heeft verwezen naar de volgens Buitenpracht relevante NEN5096 doet echter niet af aan de conclusies van de deskundige, die naar het oordeel van de rechtbank gedegen, goed gemotiveerd en overtuigend zijn.
2.4.
Buitenpracht heeft verder aangevoerd dat de deskundige diende te toetsen aan de norm van “goed en deugdelijk werk”, dat de bouwregelgeving hierbij van toepassing is en dat het – volgens Buitenpracht – vreemd is dat het voor de deskundige niet duidelijk was waaraan [bedrijf 1] heeft getoetst. Al deze opmerkingen doen niet af aan de betrouwbaarheid van het eerste deskundigenrapport. In dat rapport heeft de deskundige de vragen van de rechtbank gemotiveerd beantwoord, waarbij de deskundige wel degelijk rekening heeft gehouden met de norm van “goed en deugdelijk werk”. Van leemten, onduidelijkheden of onlogische gevolgtrekkingen is geen sprake. De rechtbank blijft erbij dat het commentaar van Buitenpracht op het eerste deskundigenbericht geen stand houdt.
2.5.
Bij tussenvonnis van 31 mei 2023 heeft de rechtbank de volgende aanvullende
vragen gesteld:
Kunt u gemotiveerd en gespecificeerd aangeven welke kosten zijn gemoeid met het herstel van de gebreken aan de schuifvouwwand die u in uw rapportage van 30 januari 2023 heeft vermeld?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.6.
Op 9 augustus 2023 heeft de deskundige een aanvullend rapport uitgebracht, waarin hij de vragen van de rechtbank als volgt heeft beantwoord:

1. Kunt u gemotiveerd en gespecificeerd aangeven welke kosten zijn gemoeid met het herstel van de gebreken aan de schuifvouwwand die u in uw rapportage van 30 januari heeft vermeld?
Ja, de bij de plaatsopname geconstateerde gebreken aan de gedemonteerde schuifvouwwand zijn herstelbaar en wel tegen de onderstaand beschreven kosten:
A. Corrosie (mechanische schade soevereinen, slijpen en boren)
Herstel: coatingschade of lokaal onvoldoende coating herstellen
Reinigen, schuren, primeren en coaten uren 4 á € 75 euro incl. BTW, materiaal € 100 inclusief BTW
B. Glaszetting in metalen frame (te geringe kit afdichting)Herstel: glas uitnemen en kit vervangen aan binnen- en buitenzijde
Uitnemen, reinigen, primer, kit en terugplaatsen, uren 12 á € 75 euro incl. BTW, materiaal € 100 inclusief BTW
C. Glaskader met open verbinding en geen ontwatering
Herstel: middels een kitafdichting tot voorzijde (buitenkant) glaslat
Openingen sluiten (inbegrepen bij onderdeel B)
D. Verschillende uitvoering afdichtingsbanden
Herstel: vervangen niet functionele afdichtingsbanden
Afnemen, reinigen, primer, nieuw afdichtingsband, uren 4 á € 75 euro incl. BTW, materiaal € 100 inclusief BTW
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
Nee, er zijn geen andere punten”.
2.7.
De deskundige begroot de herstelkosten van de vastgestelde gebreken op totaal € 1.800,00 inclusief btw (€ 400,00 voor A, € 1.000,00 voor B waarbij C is inbegrepen en € 400,00 voor D). Buitenpracht en [gedaagde partij] hebben geen bezwaren tegen deze berekening aangevoerd. De rechtbank zal de conclusies van de deskundige daarom overnemen. Daarmee staat vast dat de herstelkosten van de gebreken aan de schuifvouwwand € 1.800,00 inclusief btw bedragen. Dat betekent niet dat de vordering van Buitenpracht ook toewijsbaar is tot dit bedrag. Partijen zijn, onder andere in hun laatste conclusies, nog ingegaan op de vraag of en tot welk bedrag de vordering van Buitenpracht toewijsbaar is. Voor zover relevant zal de rechtbank hierna op de stellingen en verweren van partijen daaromtrent ingaan.
2.8.
In het tussenvonnis van 31 mei 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van Buitenpracht niet integraal toewijsbaar is, terwijl [gedaagde partij] in beginsel – bij wijze van vervangende schadevergoeding – wel aansprakelijk is voor de herstelkosten van de door de deskundige vastgestelde gebreken (r.o. 2.11). De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van gebreken die Buitenpracht ten tijde van de oplevering had kunnen of moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW). Het werk is namelijk eind mei 2020 stilzwijgend opgeleverd (r.o. 5.4 van het tussenvonnis van 4 mei 2022), terwijl de problemen als gevolg van de gebreken, pas later zijn ontstaan. Ook weegt de rechtbank mee dat Buitenpracht niet werkzaam is in de metaalnijverheid en geen schuifvouwwanden maakt. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat Buitenpracht de door de deskundige genoemde gebreken, te weten: corrosie te wijten aan ondeugdelijke coating (A), gebrekkige glaszetting (te geringe kit-afdichting) (B), het glaskader met een opening waar water kan intreden maar niet kan uitreden (C) en niet functionele afdichtingsbanden (D), bij oplevering had moeten of kunnen ontdekken.
2.9.
De kosten voor het herstel van gebreken worden door de deskundige begroot op € 1.800,00 inclusief btw. [gedaagde partij] voert aan dat niet dit hele bedrag als vervangende schadevergoeding toewijsbaar is en legt daaraan het volgende ten grondslag. Ten eerste merkt [gedaagde partij] ten aanzien van het punt van de afdichtingsbanden (D) op dat de deskundige geen gebrek heeft vastgesteld, maar slechts een verwachting heeft uitgesproken. Het klopt dat in het deskundigenrapport staat dat het de verwachting is dat deze afdichtingsbanden onvoldoende functioneren. Echter, de deskundige adviseert wel om deze afdichtingsbanden te vervangen. De kosten van vervanging komen daarom voor vergoeding in aanmerking. [gedaagde partij] maakt daarnaast opmerkingen over het tijdsverloop en de invloed van het demonteren op de schuifvouwwand. Uit de beantwoording door de deskundige van de derde vraag die hem in het eerste onderzoek is gesteld, blijkt echter dat de deskundige van oordeel is dat het tijdsverloop en het demonteren van geen of slechts geringe invloed is geweest (r.o. 2.2 van het tussenvonnis van 31 mei 2023). De rechtbank heeft deze conclusie van de deskundige overgenomen (r.o. 2.10 van het tussenvonnis 31 mei 2023). Deze opmerking van [gedaagde partij] wordt daarom niet gevolgd. [gedaagde partij] stelt zich verder op het standpunt dat de btw geen schade is, omdat deze voor Buitenpracht aftrekbaar is. Dat is juist aangezien Buitenpracht handelt in de uitoefening van haar bedrijf. Daarmee heeft [gedaagde partij] de schade voldoende betwist voor zover dit de btw betreft. De slotsom is dat een bedrag van € 1.487,60 toewijsbaar is (€ 1.800,00 inclusief btw : 121 × 100 = 1.487,603 exclusief btw).
2.10.
Buitenpracht stelt zich op het standpunt dat [gedaagde partij] , ondanks dat de deskundige heeft geoordeeld dat vervanging van de schuifvouwwand niet noodzakelijk was, toch aansprakelijk is voor de kosten van het vervangen van de schuifvouwwand. Deze stelling gaat niet op. De kosten voor het vervangen van de schuifvouwwand zijn niet het gevolg van de tekortkoming van [gedaagde partij] . Het voor toewijzing van de vordering vereiste causale verband ontbreekt daarom. Dat [gedaagde partij] geen herstel bood en dat de klant van Buitenpracht aandrong op een structurele oplossing, maakt het voorgaande niet anders. Buitenpracht had in plaats van het vervangen van de schuifvouwwand, een derde kunnen inschakelen om de gebreken te herstellen in plaats van de schuifvouwwand te vervangen. Voor zover de klant van Buitenpracht heeft aangedrongen op vervanging van de schuifvouwwand, komt het voor rekening en risico van Buitenpracht dat zij daarmee akkoord is gegaan.
2.11.
Wat betreft haar beroep op artikel 7:754 BW heeft Buitenpracht niet voldaan aan de stelplicht. Artikel 7:754 BW bepaalt dat de aannemer bij het aangaan of uitvoeren van de overeenkomst verplicht is de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Buitenpracht heeft slechts verwezen naar de e-mail van [gedaagde partij] van 18 maart 2021 (zie r.o. 2.12 tussenvonnis 4 mei 2022), waarin staat: “
Ik weet niet hoe jullie dit hebben verkocht aan jullie klant.
Je kunt het niet vergelijken met een kunstof/houten buitenpui.En voldoen onze puien niet aan bouwbesluit.”. Dit is onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 7:754 BW. Buitenpracht heeft daarmee immers niet gesteld dat er onjuistheden in de opdracht zaten. Daarnaast ontbreekt de context van de e-mail. Bovendien heeft Buitenpracht pas bij haar laatste akte concreet gesteld dat [gedaagde partij] de waarschuwingsplicht zou hebben geschonden. Ook heeft Buitenpracht niet duidelijk gemaakt waarom een eventuele schending van de waarschuwingsplicht ertoe zou moeten leiden dat [gedaagde partij] de kosten van de vervanging van de schuifvouwwand zal moeten vergoeden, ondanks dat de deskundige van oordeel is dat vervanging van de schuifvouwwand niet noodzakelijk was.
2.12.
Buitenpracht vordert tevens vergoeding van de kosten van het rapport van [bedrijf 1] van € 739,31. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kunnen kosten voor een deskundigenrapport als schadevergoeding toewijsbaar zijn, mits deze in redelijkheid zijn gemaakt en in omvang redelijk zijn. De rechtbank vindt het redelijk dat Buitenpracht een deskundige heeft ingeschakeld. Er waren immers problemen met de schuifvouwwand en, zoals overwogen in r.o 5.6 van het tussenvonnis van 4 mei 2022, Buitenpracht mocht ervan uitgaan dat [gedaagde partij] niet van plan was nog enige werkzaamheden aan de schuifvouwwand te verrichten. [bedrijf 1] heeft een rapport gemaakt en Buitenpracht heeft daarvoor kosten gemaakt. [gedaagde partij] voert aan dat het rapport ondeugdelijk is. Dat is volgens hem onder andere het geval omdat [gedaagde partij] niet bij de totstandkoming van het rapport is betrokken en het onduidelijk is welke onderzoeksvraag is onderzocht. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde partij] daarmee bedoelt dat de hoogte van de gemaakte kosten onredelijk is. De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat er iets aan te merken is op het rapport van [bedrijf 1] (r.o. 2.11 van het tussenvonnis van 29 juni 2022). Daarbij komt dat het rapport van [bedrijf 1] ten dele tegenstrijdig is met het rapport van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet het volledige bedrag toewijsbaar is en dat het redelijk is om de kosten van het rapport van [bedrijf 1] over partijen te verdelen. [gedaagde partij] heeft de hoogte van het door [bedrijf 1] in rekening gebrachte bedrag (€ 739,11 inclusief btw) niet betwist. Wel heeft [gedaagde partij] terecht aangevoerd dat de btw geen schade is (2.9). De rechtbank begroot de kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 BW daarom in redelijkheid op € 305,50 (€ 739,31 inclusief btw = € 611,00 exclusief btw, € 611,00 : 2), zodat deze kosten gelijkelijk over partijen worden verdeeld.
2.13.
De gevorderde € 500,00 vanwege “stelpost kosten behandeling schade Buitenpracht” zal worden afgewezen. Buitenpracht heeft niet, bijvoorbeeld door middel facturen of een overzicht van werkzaamheden en uren, gemotiveerd dat zij deze kosten heeft gemaakt. Gelet op de betwisting door [gedaagde partij] , had het op de weg van Buitenpracht gelegen om deze post nader te motiveren. Nu zij dit heeft nagelaten is het gevorderde bedrag niet toewijsbaar.
2.14.
Resumerend is als vervangende schadevergoeding toewijsbaar: € 1.487,60 (2.9) + € 305,50 (2.12) = € 1.793,10. Hierover is niet de wettelijke handelsrente maar slechts de wettelijke rente toewijsbaar. De wettelijke handelsrente heeft immers uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. Een verplichting tot vergoeding van schade kan daartoe niet worden gerekend (Hoge Raad 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40). Buitenpracht vordert als ingangsdatum van de rente “de vervaldatum van de facturen”. Nu het toegewezen bedrag niet op facturen is gebaseerd, zal de rechtbank in plaats daarvan de wettelijke rente toewijzen vanaf de dagvaarding, 13 oktober 2021.
2.15.
Buitenpracht maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Buitenpracht heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is, gelet op de toewijsbare hoofdsom, hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 268,97. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dagvaarding is toewijsbaar omdat het recht op schadevergoeding (waaronder buitengerechtelijke incassokosten) van rechtswege ontstaat op het ogenblik waarop de schade is aangericht.
2.16.
Gelet op het feit dat slechts een gering deel van de vorderingen van Buitenpracht toewijsbaar is, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Dat brengt mee dat de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen zullen worden verdeeld. De kosten van de deskundige zijn € 8.120,00 (begrotingsbeschikkingen van 22 februari 2023 en 6 november 2023). Ieder van partijen zal dus € 4.060,00 moeten bijdragen. Nu Buitenpracht het voorschot van de deskundige heeft betaald, zal [gedaagde partij] zijn deel aan haar moeten (terug)betalen. Aangezien dit onderdeel is van de proceskosten is de wettelijke rente daarover toewijsbaar vanaf 14 dagen na het vonnis. Voor toewijzing van de nakosten bestaat geen grond. Slechts de procespartij die een volledige veroordeling van de wederpartij in de proceskosten verkrijgt, heeft recht op nakosten, dus niet in geval van gehele of gedeeltelijke compensatie van kosten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Buitenpracht te betalen een bedrag van € 1.793,10 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Buitenpracht te betalen een bedrag van € 268,97 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Buitenpracht te betalen een bedrag van € 4.060,00 aan deskundigenkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekeningen van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
ES/PB