ECLI:NL:RBGEL:2023:6488

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
AWB 23/7149
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake opvang alleenstaande minderjarige asielzoekers

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de beslissing van de burgemeester van Apeldoorn van 21 september 2023. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigden L. Pronk en F. Mellema, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de burgemeester om tijdelijke crisisopvang voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMV) te realiseren in het Fletcher Hotel in Apeldoorn. De burgemeester heeft deze beslissing toegelicht tijdens de zitting op 14 november 2023, waar ook de gemachtigden van de burgemeester en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelt dat de brief van de burgemeester van 21 september 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De brief houdt enkel een mededeling in over de tijdelijke opvang van AMV en heeft geen rechtsgevolg. Hierdoor is het bezwaar van verzoekster naar verwachting niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter roept partijen op om in gesprek te gaan over de leefbaarheid in Apeldoorn, gezien de zorgen van verzoekster over de impact van de opvang op de gemeenschap.

De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van griffier A. de Wijse-Hageman. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7149

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigden: L. Pronk en F. Mellema),
en

de burgemeester van de gemeente Apeldoorn

(gemachtigden: mr. A.M. Oosterhof en drs. E.V. Schmitz).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers(COA),
gevestigd in Den Haag
(gemachtigde: mr. D.S.P. Roeland Fransen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een
voorlopige voorziening van verzoekster tegen de beslissing van de burgemeester van
21 september 2023. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing.
1.1.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoekster, de gemachtigden van de burgemeester, de gemachtigde van het COA, R.F.B. van Ooijen en J.C. Meijer.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

3. De burgemeester heeft bij brief van 21 september 2023 aan de bewoners van [plaats] medegedeeld dat hij toestemming heeft gegeven voor tijdelijke crisisopvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMV) voor de duur van drie maanden in het Fletcher Hotel [plaats] in [plaats] .
In het hotel zal een groep van circa 80 (AMV) worden opgevangen. Na evaluatie kan die periode worden verlengd met drie maanden.
3.1.
Verzoekster heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze beslissing van de burgemeester en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
3.2.
Op zitting heeft de burgemeester toegelicht dat de AMV met ingang van
29 september 2023 in het hotel zijn opgevangen.
Geen besluit
4. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
4.1.
Voor de vraag of de brief van 21 september 2023 een besluit is, is het van belang of er sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is volgens de wetgever gelijk aan een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg. Is een handeling niet gericht op enig rechtsgevolg, dan is er geen sprake van een rechtshandeling en daarmee geen besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb (http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=awb/article=1:3). Het betreft in dat geval een feitelijke handeling.
4.2.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de brief van 21 september 2023 niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Uit deze brief vloeit geen rechtsgevolg voort als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De brief houdt enkel een mededeling van de burgemeester in dat er in het hotel tijdelijk AMV zullen worden opgevangen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat een bezwaar naar alle waarschijnlijkheid door verweerder terecht niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Om die reden bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
4.3.
De voorzieningenrechter begrijpt dat dit oordeel teleurstellend is voor verzoekster. Het gehele systeem van het bestuursrecht zoals neergelegd in de Awb is er echter op gericht dat de bestuursrechter de rechtmatigheid beoordeelt van besluiten, dat wil zeggen publiekrechtelijke rechtshandelingen.
Op zitting heeft verzoekster haar zorgen geuit over de leefbaarheid in [plaats] ; de leefbaarheid staat onder druk door de hoeveelheid mensen die in het dorp worden opgevangen (asielzoekers, arbeidsmigranten en cliënten van zorginstellingen). De burgemeester deelt deze zorgen van verzoekster.
De voorzieningenrechter roept partijen daarom op om met elkaar in gesprek te gaan over wat haalbaar is voor het dorp aan opvang van mensen zonder dat de leefbaarheid van het dorp te veel in het geding komt. Daarbij begrijpt de voorzieningenrechter dat het voor verzoekster lastig is dat zij voor voldongen feiten komt te staan.
Nu de burgemeester te kennen heeft gegeven deze zorgen van verzoekster te begrijpen, hoopt de voorzieningenrechter dat vanuit de burgemeester en gemeente het initiatief zal komen om het gesprek met de bewoners van [plaats] op gang te brengen.
4.4.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).