ECLI:NL:RBGEL:2023:6476

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
AWB-21_5652
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling aanwijzing lokale publieke media-instelling en voorkeursadvies gemeenteraad

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen het besluit van het Commissariaat voor de Media om [derde-partij] aan te wijzen als lokale publieke media-instelling in de gemeente [woonplaats] en de aanvraag van eiseres hiervoor af te wijzen. Eiseres, die eerder als publieke media-instelling was aangewezen, had een nieuwe aanvraag ingediend voor de periode na 8 maart 2021. Het Commissariaat had de aanvragen van zowel eiseres als [derde-partij] doorgestuurd naar de gemeenteraad voor advies. De gemeenteraad van [woonplaats] heeft in zijn advies aangegeven dat beide aanvragers voldoen aan de eisen van de Mediawet, maar heeft de voorkeur uitgesproken voor [derde-partij]. De rechtbank heeft op 19 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als het Commissariaat en [derde-partij] aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het Commissariaat het advies van de gemeenteraad op zorgvuldige wijze heeft gevolgd en dat de aanwijzing van [derde-partij] als lokale publieke media-instelling in stand blijft. Eiseres heeft betoogd dat het Commissariaat onvoldoende eigen onderzoek heeft gedaan en het advies van de gemeenteraad 'blind' heeft gevolgd. De rechtbank stelt vast dat het Commissariaat zich terecht heeft gebaseerd op het advies van de gemeenteraad, dat de gemeenteraad de lokale situatie goed kent en dat de samenwerking tussen [derde-partij] en een regionale omroep positief is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het Commissariaat in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat [derde-partij] voldoet aan de wettelijke eisen en dat de belangen van eiseres niet zwaarder wegen dan de voorkeur van de gemeenteraad. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanvraag van eiseres wordt afgewezen en de aanwijzing van [derde-partij] in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/5652

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: H.P.M. Swinkels),
en

het Commissariaat voor de Media

(gemachtigden: mr. J.W. Goossen en mr. V. Fenwick),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] .
(gemachtigde: P. Berendsen)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Commissariaat van 26 april 2021 om [derde-partij] ( [derde-partij] ) aan te wijzen als lokale publieke media-instelling in de gemeente [woonplaats] en de aanvraag van eiseres hiervoor af te wijzen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 1 november 2021 op het bezwaar van eiseres is het Commissariaat bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [eiseres] en [eiseres] , bijgestaan door gemachtigde en gemachtigden van het Commissariaat. Namens [derde-partij] is verschenen [derde-partij] , bijgestaan door gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond van het geschil
2. Een aanwijzing tot publieke media-instelling als bedoeld in artikel 2.61 van de Mediawet 2008 geschiedt op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt van rechtswege na afloop van deze periode. In de periode 8 maart 2016 tot en met 8 maart 2021 is eiseres aangewezen geweest als publieke media-instelling voor de gemeenten [woonplaats] en Oost-Gelre.
3. Voor de aansluitende periode vanaf 8 maart 2021 heeft eiseres bij het Commissariaat een nieuwe aanvraag ingediend. Deze aanvraag is door het Commissariaat vervolgens toegestuurd aan de gemeenteraden van de gemeenten [woonplaats] en Oost-Gelre, met het verzoek een gezamenlijk advies uit te brengen over de vraag of de eiseres voldoet aan de eisen zoals die in artikel 2.61, tweede lid, van de Mediawet zijn gesteld.
4. Ook [derde-partij] heeft een aanvraag ingediend voor de periode vanaf maart 2021. In tegenstelling tot de aanvraag van eiseres ziet de aanvraag van [derde-partij] enkel op een aanwijzing voor de gemeente [woonplaats] . Deze aanvraag heeft het Commissariaat doorgestuurd aan de gemeenteraad van de gemeente [woonplaats] met het verzoek advies uit te brengen over de vraag of [derde-partij] aan de eisen voldoet. Daarbij heeft het Commissariaat er op gewezen dat ook eiseres een aanvraag heeft ingediend en dat, indien beide aanvragers aan de eisen voldoen en zij niet tot samengaan zijn te bewegen, de gemeenteraad van de gemeente [woonplaats] in zijn advies gemotiveerd dient te berichten welk van beide aanvragers de voorkeur heeft (het voorkeursadvies).
5. In de raadsvergadering van 19 januari 2021 heeft de gemeenteraad van [woonplaats] besloten om het Commissariaat te adviseren dat beide aanvragers voldoen aan de vereisten van de Mediawet. Voorts heeft de gemeenteraad van [woonplaats] een voorkeur kenbaar gemaakt voor een aanwijzing van [derde-partij] als lokale publieke media-instelling voor de gemeente [woonplaats] . Daarbij is aangegeven dat is getracht beide aanvragers te bewegen tot samenwerking, maar dat dit niet is gelukt.
6. In de raadsvergadering van 9 februari 2021 heeft de gemeenteraad van Oost-Gelre besloten om – evenals de gemeenteraad van [woonplaats] – het Commissariaat te adviseren dat eiseres aan de vereisten ingevolge de Mediawet voldoet. Daarmee is sprake van een gezamenlijk advies. De gemeenteraad van Oost-Gelre heeft geen voorkeur kenbaar hoeven maken aangezien er naast eiseres geen andere partij is geweest die een aanvraag tot aanwijzing heeft ingediend.
Wat beoordeelt de rechtbank?
7. Het Commissariaat heeft de adviezen gevolgd en heeft – waar het gaat om de gemeente [woonplaats] – niet eiseres maar [derde-partij] aangewezen als lokale publieke media-instelling en de aanvraag van eiseres afgewezen. In deze procedure beoordeelt de rechtbank of het Commissariaat dit in redelijkheid heeft kunnen doen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat het besluit om [derde-partij] aan te wijzen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente [woonplaats] in stand blijft en dat het Commissariaat de aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
8.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten partijen
9. Eiseres stelt dat het Commissariaat het voorkeursadvies van de gemeenteraad “blind” heeft gevolgd zonder daarbij een eigen afweging te maken en zonder een behoorlijke invulling te geven aan de vergewisplicht zoals die volgt uit het bepaalde in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het commissariaat heeft slechts marginaal getoetst en niet beoordeeld of het advies van de gemeenteraad aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen voldoet. Niet is onderzocht of het advies op juiste of volledige informatie berust en of de juiste belangen daarbij zijn betrokken. Eiseres wijst er in dit verband op dat de gemeenteraad onjuist is voorgelicht over de prestaties van eiseres in het verleden, terwijl voorts de verstrengeling van [derde-partij] met het [naam] en daarmee indirect de representativiteit van [derde-partij] voor de lokale gemeenschap door de raad niet juist en volledig zijn beoordeeld. [derde-partij] is volgens eiseres in feite niet meer dan “een dekmantel” voor de overname van omroepactiviteiten in [woonplaats] door streekomroep [naam] , waarbij [derde-partij] slechts op papier bestaat. Aspecten die niet bij de beoordeling mogen worden betrokken, zoals de wens van de gemeenteraad om in de toekomst tot één streekomroep te komen, zijn daarentegen wel bij de afweging betrokken. Daarmee gebruikt de gemeenteraad haar adviesrecht als instrument om op oneigenlijke manier haar wens om te komen tot één streekomroep voor de hele Achterhoek door te drukken. Dit klemt, omdat het gaat om een niet wettelijk geregeld voorkeursadvies, zodat van het Commissariaat een meer indringende toetsing mag worden verwacht.
9.1.
Eiseres betoogt verder dat het Commissariaat niet alleen het advies van de gemeenteraad moet beoordelen maar ook zelfstandig invulling moet gegeven aan de op haar rustende onderzoeksplicht zoals die volgt uit het bepaalde in artikel 2.63, tweede lid, van de Mediawet. Dat is volgens eiseres in dit geval niet voldoende gebeurd. Van belang zijnde factoren als de financiële soliditeit van [naam] en daarmee [derde-partij] , het mogelijke gebrek aan zelfstandigheid van [derde-partij] , mogelijke continuïteitsproblemen gedurende de periode van aanwijzing en de mogelijke commerciële en politieke invloed van derden op het programma van [derde-partij] zijn ten onrechte buiten beschouwing gelaten of niet juist beoordeeld. Gelet hierop en ook omdat de belangen van eiseres bij het continueren van de eerder aan haar toegekende aanwijzing niet kenbaar bij de beoordeling zijn betrokken, kan het bestreden besluit volgens eiseres niet in stand blijven.
10. Het Commissariaat stelt zich op het standpunt dat, gelet op de in de Mediawet geregelde adviestaak van de gemeenteraad en de democratische legitimering van die gemeenteraad, het Commissariaat enige terughoudendheid past bij de beoordeling welke media-instelling de voorkeur dient te krijgen. De gemeenteraad is immers bij uitstek het orgaan dat in staat is om aan te geven welke media-instelling naar verwachting de functie van lokale publieke media-instelling het beste kan uitoefenen. Dit omdat de raad in het bijzonder zicht heeft op de lokale factoren die een rol kunnen spelen bij de aanwijzing. In dit geval heeft de gemeenteraad van [woonplaats] de voorkeur uitgesproken voor [derde-partij] . Uit de motivering van zijn advies valt op te maken dat gemeenteraad daarbij een bijzonder gewicht toekent aan de samenwerking van [derde-partij] met [naam] , een lokale publieke media-instelling die de gemeenten Doetinchem, Oude IJsselstreek en Montferland bedient. Daarmee zal niet alleen gebruik worden gemaakt van de professionele apparatuur en bemensing van [naam] , maar door deze samenwerking wordt ook een stap gezet in de richting van één streekomroep in de Achterhoek, hetgeen de uitdrukkelijke voorkeur geniet van de gemeenteraad. De raad wijst er daarbij op dat ook de VNG en de NLPO (Nederlandse Lokale Publieke Omroepen) de wens hebben uitgesproken om te komen tot één streekomroep voor de Achterhoek. De beschreven werkwijze van [derde-partij] sluit hierbij het beste aan. Dit geldt temeer nu [derde-partij] intensief zal samenwerken met de nieuwssite “nieuwsuitberkelland.nl. Eiseres daarentegen wil volgens de raad juist niet samenwerken met [naam] en voldoet daardoor minder aan de gewenste vorming van één regionale omroep. De voorkeur van de raad gaat daarom niet uit naar eiseres.
10.1
Het Commissariaat heeft geen redenen gezien om van dit gemotiveerde voorkeursadvies af te wijken. Daarbij heeft het Commissariaat betrokken dat beide aanvragers in de gelegenheid zijn geweest hun aanvraag in de raadscommissie toe te lichten en daarbij hun belangen naar voren hebben kunnen brengen, Uit de tijdens de raadscommissie behandelde agendapunten volgt dat daarbij aandacht is geweest voor de vermeende verstrengeling van [derde-partij] en [naam] en voor de financiële soliditeit van [naam] . Deze punten zijn dan ook door de raad meegenomen in het advies. Het voorkeursadvies van de gemeenteraad is daarmee volgens het Commissariaat zorgvuldig tot stand gekomen. Voorts wijst het Commissariaat er op dat de gemeenteraad in het kader van zijn wettelijke adviestaak heeft geoordeeld dat [derde-partij] voldoet aan de wettelijke eisen voor aanwijzing als lokale publieke media-instelling, Daarmee staat in voldoende mate vast dat [derde-partij] een programma bepalend orgaan (pbo) heeft dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de gemeente voorkomende maatschappelijk, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. Voor zover eiseres vindt dat voorafgaand aan een aanwijzing de mogelijke politieke en commerciële invloeden van buitenaf op [derde-partij] moet worden onderzocht, volgt het Commissariaat eiseres hierin niet. Uiteraard moet het media-aanbod van een lokale publieke media-instelling onafhankelijk van commerciële en politieke invloeden tot stand komen. Dit vindt voorafgaand aan de aanwijzing zijn waarborg in de representatieve samenstelling van het pbo van de lokale publieke media-instelling. Of daadwerkelijk aan de regels wordt voldaan, kan pas na de aanwijzing worden beoordeeld. Ook een voorafgaande financiële toets in het kader van de onafhankelijkheid van de aanvrager is niet nodig. Dit maakt geen onderdeel uit van de aanvraagprocedure en wordt gedurende de looptijd van de aanwijzing gemonitord. Indien overtredingen worden geconstateerd kunnen handhavingsinstrumenten worden ingezet. Andere van belang zijnde factoren als bedoeld in artikel 2.63, tweede lid, van de Mediawet, die voor het functioneren van [derde-partij] van belang kunnen zijn en die niet reeds kenbaar zijn meegewogen in het advies van de gemeenteraad, zijn niet aanwezig.
Mocht het Commissariaat het voorkeursadvies van de gemeenteraad volgen?
11. De rechtbank stelt voorop dat door eiseres niet wordt betwist dat [derde-partij] voldoet aan de wettelijke eisen zoals genoemd in artikel 2.61, tweede lid, van de Mediawet en dat het Commissariaat het (wettelijk verplichte) advies van de raad in zoverre heeft kunnen overnemen. Het Commissariaat stelt zich terecht op het standpunt dat de eigen onderzoeksplicht niet zover gaat dat het – in weerwil van het advies van gemeenteraad dat aan de wettelijke vereisten wordt voldaan – afzonderlijk onderzoek moet doen naar de representativiteit van het media-aanbod en de vraag naar mogelijke politieke en commerciële invloeden van buitenaf. Dit vindt zijn waarborg in de representatieve samenstelling van het pbo van de lokale publieke media-instelling. Ook stelt het Commissariaat terecht dat het bij de aanvraag geen financiële stukken hoeft te verlangen. De stukken die bij een aanvraag moeten worden ingediend zijn beschreven in artikel 5 van de Mediaregeling 2008. Financiële stukken worden daarbij niet genoemd.
11.1.
Het voorgaande laat onverlet dat het bepaalde in artikel 2.63, tweede lid van de Mediawet moet worden gezien als een zelfstandige onderzoeksplicht die rust op het Commissariaat in het geval dat er meer dan één aanvrager is. Niet de gemeenteraad maar het Commissariaat is immers verantwoordelijk voor de aanwijzing van een lokale publieke media-instelling. Het Commissariaat mag zich daarbij laten adviseren. Dit gebeurt in de praktijk ook door middel van het zogenoemde voorkeursadvies van de gemeenteraad. Ook in dit geval is dat gebeurd. De eerste vraag die moet worden beantwoord is dan ook of het Commissariaat haar besluitvorming op dit advies heeft mogen baseren. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. De rechtbank legt dit hieronder uit.
11.2
Waar het gaat om de samenwerking tussen [derde-partij] en [naam] heeft het Commissariaat naar het oordeel van de rechtbank terecht vastgesteld dat de vorm van samenwerking in de (openbare) vergadering van de raadscommissie is besproken, dat daarbij oog is geweest voor de omstandigheid dat [derde-partij] ten tijde van het aanwijzingsproces een organisatie in oprichting was en dat de gevolgen voor het lokale publieke media-aanbod daarbij zijn bezien. Beide aanvragers hebben ingesproken en hun belangen kenbaar kunnen maken. Uit de door een individueel raadslid voorafgaan aan de commissievergadering gestelde “technische vraag” volgt dat ook de financiële gezondheid van [naam] bij de beraadslaging is betrokken. Verder is oog geweest voor het feit dat eiseres in de voorgaande aanwijzingsperiode investeringen heeft gedaan in de technische infrastructuur, is gesproken over de journalistieke onafhankelijk van [derde-partij] vanwege de politieke kleur van haar bestuurders en is gesproken over de invulling die eiseres in de voorafgaande periode heeft gegeven aan de aanwijzing. In zoverre heeft het Commissariaat terecht gesteld dat de gemeenteraad voldoende was geïnformeerd alvorens hij zijn advies gaf en dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. De gemeenteraad heeft gemotiveerd aangegeven een sterke voorkeur te hebben voor de partij die het beste past in de wens om uiteindelijk te komen tot één streekomroep. Dat is in dit geval [derde-partij] . Het Commissariaat heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het advies in dit opzicht niet onbegrijpelijk is en dat verder terughoudendheid past bij de beoordeling welke media-instelling de voorkeur moet krijgen. Met andere woorden: de keuze van de gemeenteraad wordt in beginsel gerespecteerd. Het Commissariaat is in dit verband niet gehouden nader onderzoek te doen naar de vraag of [naam] wel voldoende solvabel is en wát er gebeurt als de ondersteunde rol van [naam] gedurende de looptijd van de aanwijzing zou komen weg te vallen. Dat is mogelijk anders als op voorhand ernstige twijfel bestaat of de gewenste samenwerking zijn beslag krijgt. Dan komt de onderbouwing van het advies van de gemeenteraad in een ander licht te staan. Maar daarvoor bestond, zoals ook het Commissariaat terecht stelt, onvoldoende aanleiding. Het is in de eerste plaats aan [derde-partij] om te bepalen hoe en op welke manier zij invulling geeft aan het lokale publieke media-aanbod en waarom zij [naam] daarbij wil betrekken.
11.3.
Dat de wens van de gemeenteraad om uiteindelijk tot één streekomroep te komen geen rol mag spelen in de advisering, zoals eiseres heeft betoogd, kan niet worden gevolgd. Zoals het Commissariaat terecht stelt gaat het hier niet om de invulling van de wettelijke adviestaak zoals die is neergelegd in artikel 2.61, derde lid van de Mediawet. Het gaat om een voorkeursadvies en daarbij mag de raad ook gewicht toekennen aan andere belangen dan die spelen bij de vraag of aan de wettelijke eisen is voldaan, zolang die belangen maar verband houden met het vervullen van de publieke media-opdracht. Dat is het geval. Dat daarmee sprake is van “detournement de procedure”, zoals eiseres stelt, onderschrijft de rechtbank dan ook niet.
11.4.
Gelet op het voorgaande heeft het Commissariaat in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om van het advies van de raad naast zich neer te leggen. Voor zover eiseres nog betoogt dat de raad onjuist is geïnformeerd over haar prestaties in het verleden, stelt de rechtbank vast dat hierover in de vergadering van de raadscommissie is gesproken maar dat dit onderdeel niet uitdrukkelijk terugkomt in de motivering van advies zoals die in het raadsbesluit is weergegeven. In zoverre kan het Commissariaat worden gevolgd in het ter zitting ingenomen standpunt dat de prestaties van eiseres in het verleden geen zwaarwegende rol hebben gespeeld bij het afgeven van het voorkeursadvies.
Is voldaan aan de onderzoeksplicht als bedoeld in artikel 2.63, tweede lid van de Mediawet?
12. Zoals hiervoor is geoordeeld, heeft het Commissariaat zich op het standpunt kunnen stellen dat het voorkeursadvies van de raad op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en inhoudelijk ‘concludent’ is. Het is bestendig beleid van het Commissariaat om alleen bij zwaarwegende redenen af te wijken van het voorkeursadvies van de gemeenteraad. Dat laat onverlet dat het enkele voorkeursadvies op zichzelf niet voldoende is om de aanwijzing aan [derde-partij] op te baseren. Steeds moet worden bezien of andere factoren aanwezig zijn die voor het functioneren van de media-instelling van belang kunnen zijn en die niet in het advies van de gemeenteraad zijn meegenomen.
12.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Commissariaat zich in dit verband terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval de van belang zijnde factoren reeds door de raad zijn bezien bij de totstandkoming van het voorkeursadvies. Niet is gebleken van andere factoren die op voorhand afbreuk kunnen doen aan het functioneren van [derde-partij] als lokale publieke media-instelling. De rechtbank wijst er daarbij op dat de raad de samenwerking met [naam] als positief heeft beoordeeld, dat is vastgesteld dat er – ondanks de samenwerking – een representatief pbo is, dat mogelijke continuïteitsproblemen zijn besproken en dat aandacht is geweest voor de mogelijk politieke beïnvloeding door de bestuurders van [derde-partij] . Afzonderlijk onderzoek door het Commissariaat is dan niet meer nodig. Voor zover eiseres betoogt dat het Commissariaat onvoldoende invulling heeft gegeven aan de eigen onderzoeksplicht, slaagt dit betoog dan ook niet.
Heeft het Commissariaat de belangen van eiseres voldoende meegewogen?
13. Het is vast beleid, aldus het Commissariaat, dat de aanwijzing van een nieuwe aanvrager ten koste van de bestaande lokale publieke media-instelling wordt beschouwd als een beslissing met zwaarwegende gevolgen die het zonder beargumenteerde onderbouwing van de gemeenteraad niet snel zal nemen. In dit geval heeft het Commissariaat in redelijkheid kunnen oordelen dat de keuze van de raad voor een andere aanbieder gemotiveerd is gegeven. De rechtbank voegt hieraan toe dat een aanwijzing als hier aan de orde een zogeheten schaars recht is en daarom naar de aard een beperkte looptijd heeft. De hoofdregel is dat na die looptijd een ieder gelijke kansen heeft om te worden aangewezen. Dit betekent dat financiële belangen van de zittende aanbieder om zijn activiteiten voort te zetten op zichzelf geen reden kunnen zijn om wederom voor een aanwijzing in aanmerking te komen. Het commissariaat hoeft aan dat belang dan ook geen doorslaggevende betekenis toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanwijzing van [derde-partij] als lokale publieke media-instelling binnen de gemeente [woonplaats] in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, voorzitter, en mr. A.S. Gaastra en
mr. S.E.M. Lichtenberg, leden, in aanwezigheid van mr. K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:9
Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Artikel 3:50
Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.
Mediawet 2008
Artikel 2.61
1. Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.
2. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:
a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;
b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en
c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.
3. Aanwijzing geschiedt nadat provinciale staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, voldoet.
Artikel 2.63
1. Als meer dan één lokale instelling in een gemeente aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet, bevordert het college van burgemeester en wethouders voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is het samengaan van die instellingen.
2. Er kan per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen, waarbij het Commissariaat acht slaat op alle factoren die voor het functioneren van de instelling van belang kunnen zijn.
Artikel 2.71
1. Een lokale publieke media-instelling kan met de regionale publieke media-instelling in wier verzorgingsgebied zij werkzaam is een samenwerkingsovereenkomst sluiten.
2. De overeenkomst wordt overgelegd aan het Commissariaat.
(…)
Mediaregeling 2008
Artikel 5. Indiening aanvraag aanwijzing
De aanvraag voor een aanwijzing, bedoeld in artikel 2.65 van de wet, gaat vergezeld van:
a.een exemplaar van de notarieel vastgelegde statuten;
b.een overzicht van de belangrijkste in de gemeente respectievelijk provincie voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen van waaruit leden worden benoemd in het in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c, van de wet bedoelde orgaan;
c.een overzicht van de leden van het orgaan, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en
d.een aanduiding van het gebied waarbinnen het media-aanbod zal worden verspreid.