ECLI:NL:RBGEL:2023:646

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
C/05/414334 / KG ZA 23-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming en uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis in huurrechtelijke geschil

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een mondeling vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een eiseres en de Stichting Volkshuisvesting Arnhem (SVA). De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.P. Boer, heeft een vordering ingesteld om te voorkomen dat een ontruimingsvonnis van de kantonrechter, dat op 4 januari 2023 was uitgesproken, ten uitvoer wordt gelegd. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het direct kon worden uitgevoerd zonder te wachten op de uitkomst van een hoger beroep. De voorzieningenrechter, mr. D.T. Boks, heeft in zijn overwegingen de belangen van beide partijen afgewogen. De eiseres stelde dat er sprake was van een juridische en feitelijke misslag in de eerdere beslissing van de kantonrechter, omdat een relevante brief van SVA niet was meegenomen in de beoordeling. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat, hoewel de brief niet expliciet was genoemd, niet kon worden vastgesteld dat deze niet was meegewogen in de beslissing. Bovendien was het niet aannemelijk dat de uitkomst anders zou zijn geweest als de brief wel was meegenomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiseres weliswaar een groot belang heeft om in de huurwoning te blijven, maar dat dit belang niet opweegt tegen het belang van SVA om het vonnis ten uitvoer te leggen en verdere overlast voor omwonenden te voorkomen. De eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat haar situatie zodanig is dat dit een uitzondering zou rechtvaardigen op de regel dat ontruimingsvonnissen doorgaans worden uitgevoerd. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van SVA zijn begroot op € 1.079,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 676,00 aan griffierecht.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/414334 / KG ZA 23-22
Proces-verbaal van mondeling vonnis gedaan op 7 februari 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.P. Boer te Arnhem,
tegen
de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTING ARNHEM,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. B.H.H.M. Ramakers te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SVA genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. D.T. Boks, voorzieningenrechter, en mr. E.C. Hulsbergen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [eiseres] , eiseres,
  • mr. Boer, advocaat, voornoemd
  • namens SVA, [woonconsulent] , woonconsulent,
  • mr. Ramakers, advocaat, voornoemd.
De voorzieningenrechter wijst het volgende vonnis.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van [eiseres] en is overigens ook niet door SVA betwist.
1.2.
[eiseres] heeft een vordering ingesteld om te voorkomen dat het ontruimingsvonnis van de kantonrechter van 4 januari 2023 ten uitvoer wordt gelegd.
1.3.
Dit vonnis van 4 januari 2023 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd en de uitkomst van een ingesteld hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. De beslissing om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is niet gemotiveerd. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 (zoals ook aangehaald door mr. Boer ter zitting) dient in dat geval bij de beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te worden onderzocht of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde (in dit geval [eiseres] ) bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen (in dit geval SVA) bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing ingestelde hoger beroep blijft buiten beschouwing, maar de rechter kan in de oordeelsvorming wel betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een juridische of feitelijke misslag.
1.4.
[eiseres] heeft betoogd dat sprake is van een juridische en feitelijke misslag, omdat de brief van 3 september 2018 van SVA aan [eiseres] niet is meegenomen in de beslissing van de kantonrechter.
1.5.
Hoewel de brief van 3 september 2018 niet specifiek in het vonnis van de kantonrechter is vermeld, kan niet worden vastgesteld dat de inhoud van die brief niet is meegewogen in de beslissing. Het dossier in de kantonzaak maakt geen onderdeel uit van de onderhavige kort geding procedure. Wat daar verder ook van zij, niet aannemelijk is geworden dat dit tot een andere uitkomst had geleid.
Uit de brief blijkt dat er in 2018 met [eiseres] is gesproken over het al dan niet prostitueren vanuit de huurwoning. In ieder geval was het toen ook duidelijk voor [eiseres] dat prostitutie vanuit de huurwoning niet was toegestaan.
[eiseres] heeft niet gemotiveerd betwist dat in 2022 vervolgens door de politie is geconstateerd dat prostitutie vanuit de huurwoning daadwerkelijk plaatsvond en dat er ten tijde van de procedure bij de kantonrechter ook nog geadverteerd werd. De belangenafweging van de kantonrechter zou daarom niet tot een andere uitkomst hebben geleid. Dit brengt met zich dat niet valt in te zien dat er sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter.
1.6.
[eiseres] heeft gesteld dat haar belang bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van SVA bij ontruiming van het gehuurde.
1.7.
Voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] wel een groot belang heeft om in het gehuurde te blijven wonen, maar dit is op zich niet voldoende. [eiseres] heeft verder nog gesteld dat er geen sprake meer is van overlast en dat dat nu in haar voordeel moet meewegen, maar dat is betwist en dit kan thans niet worden vastgesteld.
[eiseres] heeft voorts gesteld dat er hulpverlening op gang is gekomen, maar die hulpverlening was er ook al ten tijde van de eerdere procedure bij de kantonrechter. Niet is gesteld dat voor het slagen daarvan afhangt van het hebben van woonruimte.
Anders dan in de door [eiseres] aangehaalde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 april 2022 (ELCI:NL:RBMNE:2022:1695) zijn in de onderhavige procedure geen aanwijzingen dat er andersoortige of specifieke hulpverlening aan [eiseres] wordt aangeboden waarvoor een verblijf in de woning cruciaal is.
Hetgeen is gesteld omtrent de geestelijke en fysieke gesteldheid van [eiseres] , zou een noodsituatie kunnen opleveren, maar is niet nader onderbouwd. Het is al met al schrijnend dat [eiseres] haar woning moet verlaten, maar dit leidt er niet toe dat [eiseres] zich onderscheidt van andere huurders tegen wie een ontruimingsvonnis is uitgesproken.
Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat ter zitting is toegelicht dat de mogelijkheden van [eiseres] om in aanmerking te komen voor daklozenopvang op dit moment beperkt zijn, omdat de huurwoning nog niet is ontruimd.
1.8.
Alles afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van SVA om het vonnis ten uitvoer te kunnen leggen, en om daarmee verdere overlast voor omwonenden te voorkomen, zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] . Dit brengt met zich dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
1.9.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van SVA tot op heden begroot op € 1.079,00 aan salaris gemachtigde en € 676,00 aan griffierecht.

2.De beslissing

2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van SVA tot op heden begroot op € 1.079,00 aan salaris gemachtigde en € 676,00 aan griffierecht,
Waarvan proces-verbaal,