ECLI:NL:RBGEL:2023:6451

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
05-134230-23 en 05-217987-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 10 jaar voor doodslag op partner met toewijzing van vorderingen benadeelde partij

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn partner opzettelijk van het leven heeft beroofd. De feiten vonden plaats op 29 mei 2023 in Gameren, gemeente Zaltbommel, waar de verdachte, na een gewelddadige uitbarsting, zijn partner heeft gedood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie, zijn partner met geweld heeft aangevallen, haar keel heeft dichtgeknepen en haar vervolgens met zijn knie op de hals heeft gedrukt, wat leidde tot haar overlijden. De verdachte heeft tijdens het proces zijn betrokkenheid bij de dood van zijn partner erkend, maar de rechtbank heeft zijn verklaring ter zitting als niet bruikbaar voor het bewijs beschouwd, omdat deze niet consistent was met eerdere verklaringen die hij bij de politie had afgelegd.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en heeft hem een gevangenisstraf van 10 jaar opgelegd. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor uitvaartkosten en smartengeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die de nabestaanden hebben geleden als gevolg van zijn daden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheidsproblemen, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een lange gevangenisstraf rechtvaardigt. De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-134230-23 + 05-217987-23
Datum uitspraak : 28 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan de [Adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [Adres P.I.] .
Raadsvrouw: mr. E.E.M. Messink, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, onder
parketnummer 05-134230-23ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Gameren, gemeente Zaltbommel
[Slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door:
- de keel/hals van voornoemde [Slachtoffer] met zijn, verdachtes, handen en/of een of
meerdere voorwerpen dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden en/of
- de keel/hals van voornoemde [Slachtoffer] met zijn, verdachtes, knie dicht te drukken en/of
dichtgedrukt te houden.
Aan verdachte is onder
parketnummer 05-217987-23ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Gameren, gemeente Zaltbommel
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool van het merk BBM/Bruni, model/type Government Colt in het kaliber 8 mm knal
en/of
- munitie van categorie III, te weten 42 bij voornoemd alarm- c.q. startpistool behorende
knalpatronen (kaliber 8mm)
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Parketnummer 05-134230-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 30 mei 2023 rond 12:00 uur werd het levenloze lichaam van [Slachtoffer] door haar broer aangetroffen in de serre van haar woning aan de [Adres] . [2]
Verdachte bekent dat hij [Slachtoffer] heeft gedood. Tijdens zijn verhoren bij de politie, kort na het feit, heeft verdachte uitgebreid verklaard over wat zich die bewuste dag heeft afgespeeld. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij zich de gebeurtenissen niet meer (goed) kan herinneren en dat een deel van de uitlatingen die hij ten overstaan van de politie heeft gedaan, hem niets (meer) zegt. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter zitting om die reden niet bruikbaar voor het bewijs en zal daarom de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd bespreken in het licht van de andere bewijsmiddelen in het dossier.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 mei 2023 met [Slachtoffer] thuis was en zij een opmerking naar hem maakte, met de strekking dat hij zich maar moest ophangen, waardoor hij dacht: als jij mij dood wil, dan maak ik jou eerst dood. Hij werd agressief en boos en sloeg haar in één keer met zijn vuist in haar gezicht. Hierdoor vielen zij samen over drie kleine tafeltjes die in de tuinkamer stonden. Vervolgens heeft hij [Slachtoffer] met één van die tafeltjes geslagen. Hij sloeg haar één keer voor- en één keer achterop haar hoofd. Toen zij naar de achterdeur liep om naar buiten te gaan, heeft hij haar met beide handen bij haar keel gegrepen en geknepen. Daarna zijn zij beiden naar buiten gegaan. [Slachtoffer] rende naar het hekje tussen hun woning en de woning van de buren. Daar is zij in het gras terecht gekomen en hebben zij ‘gestoeid’, waarbij verdachte op enig moment zijn knie op haar hals heeft gezet. Toen was het snel gedaan. [Slachtoffer] was stil en rustig en daar is zij overleden. Vervolgens heeft verdachte haar onder haar oksels naar binnen gesleept. Zij lag met haar rug op de grond. Hij had haar een heel stuk gesleept vanaf het hekje en moest op adem komen. Hij is op een stoel onder de overkapping gaan zitten om bij te komen. [Slachtoffer] lag toen voor hem. Daarna heeft hij haar binnen in de tuinkamer neergelegd. [3]
In de verklaring van verdachte zijn verschillende momenten te onderscheiden, namelijk het geweld dat binnen heeft plaatsgevonden, het geweld dat buiten heeft plaatsgevonden, het overlijden van [Slachtoffer] en het verslepen van haar lichaam. De rechtbank zal de bewijsmiddelen aan de hand van deze momenten bespreken.
Het geweld binnen
Uit het forensisch pathologisch onderzoek volgt dat de letsels aan neus en mond (een oppervlakkige huidbeschadiging aan de neus en slijmvliesbeschadigingen en bloeduitstortingen aan lippen en wangen) het gevolg zijn van stomp botsende en/of drukkende krachtinwerking, alsook dat ter hoogte van het hoofd (oppervlakkige wekedelen) sprake was van letsel (bloeduitstorting) door stomp botsende en/of schavende krachtinwerking. Uit het forensisch pathologisch onderzoek volgt verder dat aan het achterhoofd een Y-vormige huidscheur zat, die het gevolg was van een stomp botsende krachtinwerking met een breedvlakkig aspect, zoals vallen op, stoten tegen of slaan met een breedvlakkig oppervlak (zoals bijvoorbeeld de vloer of een tafelblad). [4]
De rechtbank stelt vast dat de geconstateerde letsels passen bij een vuistslag in het gezicht of tegen het hoofd en het slaan met een tafeltje op het achterhoofd.
Dit laatste vindt bevestiging in het feit dat in de tuinkamer drie bijzettafeltjes werden aangetroffen, waarbij op de onderzijde van het houten tafelblad van het kleinste tafeltje twee bloedsporen werden aangetroffen. [5]
Het geweld buiten
Een speurhond heeft het grasveld achter de woning afgezocht naar geursporen van bloed en vertoonde een reactie op het gras vlak achter het hekje tussen de tuinen van de twee percelen. [6] Een tetrabase test gaf een positieve indicatie voor de aanwezigheid van bloedsporen op deze locatie. [7] Verbalisanten hebben hier op 30 mei 2023 het gehoorapparaat van verdachte aangetroffen. [8]
Uit het schouwverslag volgt dat in de mond van [Slachtoffer] en ter hoogte van haar schouders droge grassprietjes zaten en in haar gezicht zat zanderig vuil. [9]
Voorgaande bevindingen passen bij de verklaring van verdachte dat [Slachtoffer] naar buiten is gerend en er vervolgens bij het hekje tussen de tuinen, in het gras, geweld heeft plaatsgevonden.
Het overlijden
De forensisch patholoog heeft aan de hals en de nek van [Slachtoffer] talrijke oppervlakkige huidbeschadigingen geconstateerd met omgevende bloeduitstortingen. Ook in de onderliggende halsspieren waren bloeduitstortingen aanwezig. Het tongbeen en het schildkraakbeen waren gebroken en er was een bloeduitstorting in het ringkraakbeen. Dit letsel is bij leven ontstaan als gevolg van (samen)drukkende en of toesnoerende krachtinwerking op de hals met de handen en/of één of meerdere structuren, al dan niet in combinatie met stomp botsende krachtinwerking zoals stoten, vallen en slagen. De bloeduitstortingen in de oogbindvliezen en het oogwit kunnen hierbij worden gezien als begeleidende verschijnselen, door bloedstuwing van het hoofd. Geconcludeerd wordt dat het overlijden van [Slachtoffer] kan worden verklaard door (samen)drukkende en/of toesnoerende krachtinwerking op de hals, al dan niet in combinatie met (af)drukkende krachtinwerking ter hoogte van de neus en de mond (smoren). [10]
Dit past bij de verklaring van verdachte dat hij zijn knie op de hals van [Slachtoffer] heeft gezet en zij toen overleed.
Het verslepen van het lichaam
Uit het schouwverslag volgt dat [Slachtoffer] ter hoogte van haar stuit een grote ingedroogde schaafwond had. [11] Dit letsel kan eventueel zijn ontstaan in het kader van manipulatie van het lichaam (zoals verslepen of verplaatsen). [12]
Een verbalisant die als eerste ter plaatse was, zag onder de overkapping bij de woning een tuintafel met tuinstoelen staan, waarvan één stoel in de richting van de tuin gedraaid stond. [13]
Het voorgaande past bij de verklaring van verdachte dat hij [Slachtoffer] , nadat zij was overleden, vanaf het hekje naar de tuinkamer heeft gesleept en hij onder de overkapping op een stoel is gaan zitten om op adem te komen.
Conclusie
De rechtbank constateert dat de aangetroffen sporen passen bij de verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie. De specifieke punten waarover hij heeft verklaard vinden steun in andere bewijsmiddelen en de rechtbank acht dan ook bewezen dat het gegaan is zoals verdachte bij de politie heeft verklaard.
Nu uit die verklaring volgt dat verdachte [Slachtoffer] dood wilde maken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar opzettelijk heeft gedood.
Parketnummer 05-217987-23
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 541-545;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 755-756;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummers 05-134230-23 en 05-217987-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05-134230-23:
hij op
of omstreeks29 mei 2023 te Gameren, gemeente Zaltbommel
[Slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door:
- de keel/hals van voornoemde [Slachtoffer] met zijn, verdachtes, handen
en/of een of
meerdere voorwerpendicht te knijpen en
/of dichtgeknepen te houden en/of
- de keel/hals van voornoemde [Slachtoffer] met zijn, verdachtes, knie dicht te drukken en
/of
dichtgedrukt te houden.
Parketnummer 05-217987-23:
hij op
of omstreeks29 mei 2023 te Gameren, gemeente Zaltbommel
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool van het merk BBM/Bruni, model/type Government Colt in het kaliber 8 mm knal
en
/of
- munitie van categorie III, te weten 42 bij voornoemd alarm- c.q. startpistool behorende
knalpatronen (kaliber 8mm)
voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05-134230-23:
doodslag.
Parketnummer 05-217987-23:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Als gevolg van nieuwe medicatie voelde hij zich in april 2023 erg slecht. Hij was zichzelf niet meer en is zich, ook ten opzichte van [Slachtoffer] , gaan gedragen op een wijze die niet bij hem past. Het medisch dossier bevat niet de (volledige, dan wel juiste) inhoud van de gesprekken die verdachte daarover met behandelend verpleegkundig specialist [Naam] en oncoloog [Naam] heeft gevoerd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Verdachte is sinds maart 2021 ongeneeslijk ziek (uitgezaaide prostaatkanker). Eind maart 2023 heeft er - vanwege een verslechtering van zijn gezondheidssituatie en het aanbreken van een nieuwe fase in zijn ziekteproces - een verandering van medicatie plaatsgevonden. Per 31 maart 2023 is gestart met abirateron en prednison. Uit het medisch dossier volgt dat verdachte op 14 april 2023 een vervolgconsult had bij behandelend verpleegkundig specialist [Naam] . Het verslag van dit gesprek vermeldt het volgende:
“Nu 1,5 week bezig. Gaat best goed alleen wel last van emoties, is meer emotioneel dan voorheen kan er soms ook niet uit komen. Is van nature positief van aard, voelt zich nu wel anders. Had dit ook soms tijdens de chemotherapie, mogelijk reactie prednisolon? Besproken om dit nog even aan te kijken of het stabiliseert en met dr. [Naam] te bespreken eind april, of er aanpassing nodig is.”
Op 26 april 2023 had verdachte een vervolgconsult bij behandelend oncoloog dr. [Naam] . Het gespreksverslag van dit consult vermeldt het volgende:
“De eerste twee weken heel emotioneel geweest. Is nu weer heel goed onder controle. Gesproken over nieuwe fase in het ziekte bed. Mogelijk ook van prednison. Gaat inmiddels een heel stuk beter, kan het nu goed handelen. Zijn ook bezig om naar een kleiner huis.”
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank, mede gelet op de verklaring die dr. [Naam] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd, geen aanleiding om aan te nemen dat deze gespreksverslagen geen juiste of onvolledige weergave zijn van de gevoerde gesprekken.
Psychiater dr. [Naam] en psycholoog [Naam] hebben verdachte onderzocht en zij hebben geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van het feit geen sprake was van een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening. Dat de medicatie van verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het feit zou hebben beïnvloed, vindt volgens de psychiater geen steun in de behandelinformatie. Omdat een experiment zonder deze medicatie niet kan plaatsvinden, kan de psychiater niet met zekerheid zeggen dat er niet enige invloed van heeft kunnen uitgaan. Beide deskundigen adviseren verdachte het feit toe te rekenen.
Gelet op de voornoemde uitlating van de psychiater, overweegt de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat de verslechterde gezondheidssituatie van verdachte in combinatie met de nieuwe medicatie op enige wijze negatieve invloed heeft gehad op het gemoed van verdachte en zijn gedrag, en daarmee ook op zijn relatie met [Slachtoffer] . Er zijn echter geen concrete aanwijzingen, ook niet in de eerdergenoemde verklaring van dr. [Naam] , dat het gedrag van verdachte zich (mede) laat verklaren door dit medicijngebruik, zodanig dat daarmee sprake zou zijn van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank sluit zich daarom aan bij de conclusie van de deskundigen dat het feit aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank concludeert dat verdachte strafbaar is, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de leeftijd van verdachte, zijn korte levensverwachting en het feit dat zijn medicijngebruik een ontremmende werking had.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn partner [Slachtoffer] , met wie hij al 39 jaar samen was, in haar eigen huis gedood. Een kwetsende opmerking die [Slachtoffer] zou hebben gemaakt, was kennelijk de aanleiding dat hij de controle over zichzelf verloor, waarop een geweldsexplosie volgde. Verdachte gaf [Slachtoffer] een vuistslag in haar gezicht en sloeg haar met een bijzettafeltje op haar hoofd. Toen zij wilde vluchten, greep hij haar bij haar keel. Nadat het haar was gelukt naar buiten te vluchten, ging verdachte haar achterna en in de worsteling die volgde drukte hij haar hals dicht met zijn knie, waardoor zij overleed. Uit de verwondingen die zowel [Slachtoffer] als verdachte had en het geschreeuw om hulp dat de buren hebben gehoord, blijkt dat zij heeft gevochten voor haar leven. Het moet voor haar een vreselijke doodsstrijd zijn geweest.
Verdachte heeft [Slachtoffer] haar leven ontnomen en daarmee haar familie, de kinderen, kleinkinderen en hun vrienden een geliefd mens. Hij heeft onbeschrijfelijk veel en onherstelbaar leed veroorzaakt, zoals ook is gebleken uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen. Voor de nabestaanden van [Slachtoffer] kwam deze gebeurtenis totaal onverwacht, nu uit alle verklaringen blijkt dat [Slachtoffer] en verdachte een goede relatie hadden, altijd alles samen deden en er geen enkel voorteken was dat dit stond te gebeuren. Het slechte nieuws over het ziekteverloop van verdachte zal, dat wil de rechtbank wel aannemen, een zware wissel hebben getrokken op beiden en op hun relatie. Hoe het uiteindelijk zover heeft kunnen komen dat verdachte [Slachtoffer] in een uitbarsting van geweld heeft omgebracht zal echter een groot vraagteken blijven. Ook dat moet voor de nabestaanden van [Slachtoffer] heel moeilijk te verteren zijn.
Bewezenverklaard wordt daarnaast dat verdachte een alarmpistool en munitie voorhanden heeft gehad. Deze goederen zijn aangetroffen in een nachtkastje in de woning van verdachte. Afgezet tegen de bewezenverklaarde doodslag op [Slachtoffer] legt het voorhanden hebben van deze goederen bij het bepalen van de op te leggen straf geen (extra) gewicht in de schaal.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor enig strafbaar feit en uit de rapportages die over hem zijn opgemaakt volgt dat het recidiverisico laag is.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde doodslag en de onomkeerbare gevolgen ervan is de rechtbank van oordeel dat alleen een lange gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij het bepalen van de hoogte van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank, mogelijk meer dan de officier van justitie, rekening gehouden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is 75 jaar en ongeneeslijk ziek. Met zijn ziektebeeld en de daarbij behorende gezondheidsklachten is detentie voor hem (fysiek) zwaarder dan voor een gezond persoon. Doordat zijn levensverwachting beperkt is, zal hij de tijd die hem nog rest naar alle waarschijnlijkheid moeten doorbrengen in gevangenschap. Enig perspectief op een terugkeer in de maatschappij ontbreekt voor hem. Daarbij moet hij leven met de wetenschap dat hij verantwoordelijk is voor de dood van [Slachtoffer] . Hij heeft niet alleen anderen veel pijn en leed toegebracht, maar heeft ook zelf het verdriet te dragen van het feit dat hij zijn partner, met wie hij al 39 jaar samen was, haar leven heeft ontnomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar passend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[Benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [Benadeelde partij 1] (een broer van het slachtoffer) heeft in verband met het feit onder parketnummer 05-134230-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 14.412,63 aan materiële schade (uitvaartkosten), vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente niet op 29 mei 2023 kan ingaan, omdat de kosten op een latere datum zijn gemaakt en betaald. Daarnaast is aangevoerd dat de schadevergoedingsmaatregel niet noodzakelijk is, omdat verdachte reeds heeft aangeboden de kosten te betalen.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de vordering niet inhoudelijk is betwist. De vordering is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
De facturen dateren grotendeels van begin juni tot medio juli 2023. De laatste factuur is van 12 september 2023. Gelet hierop acht de rechtbank het redelijk de ingangsdatum van de wettelijke rente te bepalen op 1 augustus 2023. Vanaf die datum is verdachte wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank, ondanks de toezegging van verdachte dat hij het toegewezen bedrag zal voldoen, aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Dit zodat de inning van het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag via de Staat zal lopen en verdachte wordt verplicht aan de Staat te betalen.
[Benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [Benadeelde partij 2] (een broer van het slachtoffer, tevens de persoon die haar vond) heeft in verband met het feit onder parketnummer 05-134230-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,00 aan smartengeld (schokschade), vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Daarbij is aangevoerd dat de schadevergoedingsmaatregel niet noodzakelijk is, omdat verdachte reeds heeft aangeboden de kosten te betalen.
Overweging van de rechtbank
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van schokschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van schokschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De hoogte van de geleden schokschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partij heeft in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van schokschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
De rechtbank stelt vast dat bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok is teweeggebracht door de confrontatie met het levenloze en beschadigde lichaam van zijn zus. Dat heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Gelet daarop kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
Verdachte is vanaf 29 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank, ondanks de toezegging van verdachte dat hij het toegewezen bedrag zal voldoen, aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Dit zodat de inning van het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag via de Staat zal lopen en verdachte wordt verplicht aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05-134230-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [Benadeelde partij 1] en [Benadeelde partij 2] , bestaande uit de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [Benadeelde partij 1] € 14.412,63augustus 2023
2. [Benadeelde partij 2] € 20.000,00mei 2023
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [Benadeelde partij 1] € 14.412,63 107 dagen

2. [Benadeelde partij 2] € 20.000,00 135 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202306151016.DOS / onderzoek AARE (ON5R023036), gesloten op 24 augustus 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 356-357.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 juni 2023, p. 306-309; proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juni 2023, p. 314-315, 318, 320.
4.NFI-rapport forensisch pathologisch onderzoek, p. 584-591.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 530-531; proces-verbaal forensisch onderzoek,
6.Proces-verbaal onderzoek met speurhond, p. 511.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 513.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 522.
9.Schouwverslag, p. 563-565.
10.NFI-rapport forensisch pathologisch onderzoek, p. 584-591.
11.Schouwverslag, p. 563-565.
12.NFI-rapport forensisch pathologisch onderzoek, p. 584-591.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 360.