ECLI:NL:RBGEL:2023:6447

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
84/031694-23 (oud: 05/980525-12) ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat wordt, met een geschat bedrag van € 400.000,-. Echter, aan de vooravond van de zitting op 7 november 2023 heeft de officier aangekondigd de vordering af te wijzen. Tijdens de openbare terechtzitting heeft de officier van justitie inderdaad afwijzing van de vordering verzocht. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming, verwijzend naar de niet-ontvankelijkheid in de strafvervolging en de vrijspraak in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming, gezien de beslissing in de hoofdzaak. De rechtbank heeft derhalve de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 84/031694-23 (oud: 05/980525-12) ontneming
Datum uitspraak : 21 november 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadslieden:
mr. H.J.D. ter Waarbeek, advocaat in Zevenaar,
mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Maastricht en
mr. W.J. Morra, advocaat in Amsterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel. De officier van justitie schat het voordeel in de schriftelijke vordering op € 400.000,-.
Aan de vooravond van de zitting van 7 november 2023 heeft hij aangekondigd afwijzing van de vordering te zullen gaan vorderen.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter zitting afwijzing van de vordering verzocht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gelet op de primair bepleite niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging en op de subsidiair bepleite vrijspraak in de hoofdzaak.

3.De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming gelet op de beslissing in de hoofdzaak tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging.

4.

De beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2023.