ECLI:NL:RBGEL:2023:6446

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
84/031702-23 (oud: 05/980526-14) ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. De officier van justitie had aanvankelijk een bedrag van € 400.000,- gevorderd, maar heeft tijdens de zitting op 7 november 2023 aangekondigd deze vordering af te wijzen. De verdediging stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot ontneming, gezien de primair bepleite niet-ontvankelijkheid in de strafvervolging en de subsidiair bepleite vrijspraak in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de zaak op een openbare terechtzitting onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming, in lijn met de beslissing in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 84/031702-23 (oud: 05/980526-14) ontneming
Datum uitspraak : 21 november 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende aan de [adres] .
Raadslieden:
mr. H.J.D. ter Waarbeek, advocaat in Zevenaar,
mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Maastricht en
mr. W.J. Morra, advocaat in Amsterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 400.000,-.
Aan de vooravond van de zitting van 7 november 2023 heeft hij aangekondigd afwijzing van de vordering te zullen gaan vorderen.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter zitting afwijzing van de vordering verzocht.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gelet op de primair bepleite niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging en op de subsidiair bepleite vrijspraak in de hoofdzaak.

3.De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming gelet op de beslissing in de hoofdzaak tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2023.