ECLI:NL:RBGEL:2023:6442

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
84/031688-23 (oud: 05/980526-14)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in strafvervolging wegens tijdsverloop en beperkte beschuldiging

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de officier van justitie de verdachte had gedagvaard voor een aantal ernstige beschuldigingen, waaronder valsheid in geschrifte en het gebruik van valse documenten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. Dit oordeel is gebaseerd op het aanzienlijke tijdsverloop sinds de eerste doorzoeking bij de verdachte in 2013 en de daaropvolgende ontwikkelingen in de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke beschuldiging van arbeidsuitbuiting in 2018 is geseponeerd en dat de latere beschuldigingen van minder gewicht zijn. De rechtbank concludeert dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie in 2022 nog tot dagvaarden had kunnen overgaan, gezien het beperkte belang van de beschuldigingen en het lange tijdsverloop. De beslissing om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, is genomen om te waarborgen dat de rechtsgang eerlijk en rechtvaardig blijft, vooral gezien de impact van het lange proces op de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 84/031688-23 (oud: 05/980526-14)
Datum uitspraak : 21 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
statutair gevestigd in [plaats] ;
bezoekadres aan de [bezoekadres] .
Raadslieden:
mr. H.J.D. ter Waarbeek, advocaat in Zevenaar,
mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Maastricht en
mr. W.J. Morra, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 24 november 2013, in de gemeente Zevenaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk het/de navolgende geschrift(en) - (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, te weten:
-een of meer gezondheidsverklaring(en), waarop vermeld staat en/of ondertekend is/zijn door een arts, en dat die verklaring(en) is/zijn opgemaakt in het bijzijn van een arts, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat in werkelijkheid er bij het opmaken van deze gezondheidsverklaring(en) geen arts aanwezig is geweest en/of dat de arts op de in de verklaring(en) genoemde datum niet zijn handtekening en stempel heeft gezet op die verklaring(en),
en/of
-het kasboek van de (bedrijfs)administratie van [verdachte] , waarin is opgenomen een of meer inhouding(en), van (per keer) euro 15.--, althans enig geldbedrag, betrekking hebbende op kosten ten behoeve van verstrekt(e ) voorschot(ten), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat in werkelijkheid deze inhouding(en) ten onrechte was/waren verwerkt, althans op onjuiste wijze in de
administratie('s) was/waren verwerkt;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 24 november 2013, in de gemeente(n) Zevenaar en/of Boxtel en/of Scherpenzeel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (de/een) (onder meer) hierna te noemen vals( e) document(en) als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - waaronder:
-een of meer gezondheidsverklaring(en) waarop vermeld staat en/of ondertekend is/zijn door een arts, en dat die verklaring(en) is/zijn opgemaakt in het bijzijn van een arts,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat in werkelijkheid er bij het opmaken van deze gezondheidsverklaring(en) geen arts aanwezig is geweest en/of dat de arts op de in de verklaring(en) genoemde datum niet zijn handtekening en stempel heeft gezet op die verklaring(en), ,
en bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen en/of ter inzage leggen en/of ter controle overhandigen/in laten zien van dat/die gezondheidsverklaring(en) aan [bedrijf] te Scherpenzeel en/of [bedrijf] te Boxtel.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 85.000,-.
De verdediging heeft primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Subsidiair heeft de verdediging voor vrijspraak gepleit.
3. Overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in 2022 nog tot de beslissing had kunnen komen om verdachte te dagvaarden.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In 2013 heeft een doorzoeking bij verdachte plaatsgevonden. In april 2014 zijn de medeverdachten en bestuurders van verdachte gehoord in de strafzaak. Op 1 augustus 2014 is het einddossier gesloten en ondertekend. Op 14 maart 2016 is een concept tenlastelegging verstrekt. Het einddossier en de concept tenlastelegging zien op een omvangrijke beschuldiging van arbeidsuitbuiting (mensenhandel). De ten laste gelegde feiten conform de uiteindelijke dagvaarding zijn daar – als een relatief klein onderdeel – in meegenomen. Op 10 oktober 2018 heeft het Openbaar Ministerie per e-mail kenbaar gemaakt dat de beschuldiging van arbeidsuitbuiting in de strafzaak zou worden geseponeerd.
Op 14 oktober 2020 zijn vervolgens de mogelijkheden van een buitengerechtelijke afdoening (door middel van een transactie) van de overgebleven beschuldiging verkend door het Openbaar Ministerie en de verdediging. Bij brief van 24 november 2020 is door het Openbaar Ministerie een transactievoorstel gedaan. Onderdeel van het voorstel is de ontnemingsvordering, die qua berekening ziet op het te weinig uitbetalen van loon. Daardoor is de oorspronkelijke beschuldiging van arbeidsuitbuiting indirect boven het hoofd van verdachte blijven hangen.
In april 2022 is verdachte gedagvaard voor de zitting van 23 juni 2022. Ook de ontnemingszaak is tijdens die zitting aanhangig gemaakt. Op de dagvaarding staat de eerder genoemde relatief kleine beschuldiging. Het geschonden belang van die vermeende beschuldiging is naar het oordeel van de rechtbank gering.
De inhoudelijke behandeling van de straf- en ontnemingszaak hebben vervolgens op 7 en 9 november 2023 plaatsgevonden. De officier van justitie heeft de rechtbank en de verdediging op 6 november 2023 in de avond laten weten dat hij op de zitting afwijzing van de ontnemingsvordering zal verzoeken.
De rechtbank is van oordeel dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie in 2022 nog tot dagvaarden had kunnen overgaan gelet op het zeer grote tijdsverloop, het beperkte belang van waar de uiteindelijke beschuldiging op ziet en het feit dat de ernstige en grote beschuldiging van uitbuiting (die nota bene reeds in 2018 is geseponeerd) tot de avond voor de inhoudelijke behandeling indirect is blijven hangen boven het hoofd van de verdachte.
De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2023.