ECLI:NL:RBGEL:2023:6362

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2537
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en wachtgeld oud-wethouders in de gemeente Epe

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] B.V., h.o.d.n. [B], en het college van burgemeester en wethouders van Epe. De zaak betreft een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) over de wachtgelden die oud-wethouders van de gemeente Epe hebben ontvangen over de periode van 2011 tot 2021. Eiseres heeft verzocht om een overzicht van de bedragen en documenten met betrekking tot het vertrek van wethouder Wiersinga. Het college heeft een geanonimiseerd overzicht verstrekt, maar eiseres betwist dat dit voldoende is en stelt dat er meer documenten, waaronder WhatsApp-berichten, moeten zijn die niet zijn verstrekt.

De rechtbank heeft de zaak op 25 september 2023 behandeld. Eiseres heeft betoogd dat het college documenten achterhoudt en dat de bedragen per wethouder niet openbaar zijn gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college voldoende informatie heeft verstrekt en dat de belangen van de persoonlijke levenssfeer van de oud-wethouders zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking van individuele bedragen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die zouden rechtvaardigen dat de Wob moet wijken voor artikel 10 van het EVRM.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk heeft gekregen en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/2537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2023

in de zaak tussen

[A] B.V., h.o.d.n. [B] , uit [plaats C] , eiseres

(gemachtigde: [H] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Epe.

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[Derde partij D] , [Derde partij E] en [Derde partij F]uit Gorssel.

Inleiding

1. Bij besluit van 21 oktober 2021 heeft het college met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) aan eiseres verstrekt een overzicht van de bedragen die oud-wethouders over de periode van 2011 tot 2021 aan wachtgelden hebben ontvangen en een brief van het college aan [G] van 5 augustus 2021.
2. Bij besluit van 7 april 2022 heeft het college het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en een e-mail van de burgemeester van 17 juli 2021 aan eiseres verstrekt.
2.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. [Derde partij D] en [Derde partij E] hebben ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [I] , de gemachtigde van eiseres en mr. D.J. Brugge en S. Geurtsen namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. In een brief van 5 augustus 2021 heeft eiseres met een beroep op de Wob verzocht om informatie over hoeveel wachtgeld per jaar is verstrekt over de periode 2011 - 2021, welke wethouder in die periode per jaar wachtgeld ontving en hoe hoog dit bedrag per jaar was en om alle documenten met betrekking tot het vertrek van wethouder Wiersinga over de periode 8 april 2019 tot en met 29 juli 2021.
4.1.
Het college heeft een geanonimiseerd overzicht verstrekt van de totaalbedragen die oud-wethouders per jaar over de periode van 2011 tot 2021 aan wachtgelden hebben ontvangen. Verder heeft het college een e-mail van 17 juli 2021 van burgemeester T. Horn aan de griffie, de gemeenteraad en het college, een deels geanonimiseerde bevestigingsbrief uitdiensttreding [G] , een deels geanonimiseerde loonstaat periode 08/2021 van [G] en een deels geanonimiseerde ontslagbrief van [G] van 17 juli 2021 verstrekt. Het college heeft informatie in de documenten onleesbaar gemaakt omdat het gaat om financiële gegevens en persoonsgegevens van individuele oud-wethouders en ambtenaren. Het college verstrekt deze gegevens niet in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze individuele personen.
Anoniem procederen
5. [Derde partij D] en [Derde partij E] hebben verzocht om anoniem aan de zaak deel te nemen.
5.1.
De rechtbank heeft de verzoeken gehonoreerd in die zin dat de namen van [Derde partij D] en [Derde partij E] niet aan partijen bekend worden gemaakt, dat [Derde partij D] en [Derde partij E] in de gelegenheid zijn gesteld om een uiteenzetting geanonimiseerd in te dienen, dat [Derde partij D] en [Derde partij E] zich op de zitting door een gemachtigde kunnen laten vertegenwoordigen en dat als [Derde partij D] en [Derde partij E] zelf aan de zitting willen deelnemen dat kan door middel van een teamsverbinding, waarbij [Derde partij D] en [Derde partij E] er zelf verantwoordelijk voor zijn dat de camera uit staat en dat in plaats van hun naam de aanduiding [Derde partij D] en [Derde partij E] zichtbaar is.
Zijn er meer stukken?
6. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
6.1.
De rechtbank zal hierna per door eiseres aangevoerde grond de vraag beantwoorden of zij aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document toch onder het college berust.
WhatsAppcorrespondentie
7. Eiseres betoogt dat het college bewust documenten bestaande uit WhatsAppberichten omtrent de kwestie van het ontslag van wethouder [G] achterhoudt. Verder betoogt eiseres dat het college probeert waarheidsvinding te blokkeren met het standpunt dat de aard van een sms- of WhatsAppbericht meebrengt dat er al snel sprake zal zijn van persoonlijke beleidsopvattingen in het interne debat. Dit standpunt is ook niet één op één toe te passen op deze zaak.
7.1.
Het college heeft in het besluit op bezwaar toegelicht dat na de ziekmelding er persoonlijk contact is geweest tussen oud-wethouder Wiersinga en de collegeleden, maar dat er geen bestuurlijk verkeer via WhatsApp is geweest. Volgens het college is dit ook in lijn met zijn beleid rondom het gebruik van WhatsApp. De inhoudelijke communicatie, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als met externen, vindt plaats via e-mailverkeer, telefoon of fysieke (of digitale) overleggen. Op de zitting heeft het college toegelicht dat onder de medewerkers binnen de gemeente Epe navraag is gedaan voor wat betreft WhatsAppberichten maar dat er geen WhatsAppberichten zijn aangetroffen. De toelichting van het college komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Met wat eiseres heeft aangevoerd, heeft zij geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat er WhatsAppberichten zouden moeten zijn die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Ook het WhatsAppbericht van [J] biedt geen aanknopingspunten dat er Whatsappberichten zouden zijn. In dat WhatsAppbericht wordt namelijk niet verwezen naar door oud-wethouders ontvangen wachtgelden.
De beroepsgrond slaagt niet.
Verslag van bijeenkomst op 16 juli 2021
8. Eiseres betoogt dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat er niet meer documenten zijn dan tot dusver aan haar zijn verstrekt. Zij wijst op de bijeenkomst op 16 juli 2021 van het college met de fractievoorzitters van de coalitiepartijen. Eiseres betwist het standpunt van het college dat de bijeenkomst geen bestuurlijke aangelegenheid betreft maar een politiek overleg met de fracties die in de coalitie zitten. Het college wijkt daarmee ongemotiveerd af van het overgenomen advies van de bezwarencommissie.
8.1.
Het college heeft in het besluit op bezwaar toegelicht dat de bijeenkomst van 16 juli 2021 een politiek overleg met de fracties die in de coalities zitten betrof. Die toelichting komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Eiseres heeft met de enkele stelling dat dat wel zo is niet aannemelijk gemaakt dat de bijeenkomst op 16 juli 2021 een bestuurlijke aangelegenheid betrof en dus gaat over de onderwerpen waarvan zij om openbaarmaking heeft verzocht.
De beroepsgrond slaagt niet.
Namen en bedragen
9. Eiseres betoogt dat het college door zonder nadere afweging of toelichting de bedragen per wethouder per jaar zwart te lakken de uitzonderingsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob te ruim uitlegt. Zij verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2021.
9.1.
Het bedrag aan wachtgeld waarop een oud-wethouder aanspraak kan maken, wordt bepaald aan de hand van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (thans: Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers; Appa). Over de uitvoering van de Appa dient verantwoording te worden afgelegd door de thans verantwoordelijke bestuurders. Die publieke verantwoording brengt mee dat het college openbaar dient te maken in welke mate oud-bestuurders beslag leggen of hebben gelegd op publieke middelen. Het college heeft een totaalbedrag dat per jaar als wachtgeld aan de oud-wethouders is uitgekeerd openbaar gemaakt. De precieze hoogte en duur van de wachtgelduitkering per oud-bestuurder is ingevolge de Appa afhankelijk van diverse persoonlijke omstandigheden, waaronder diensttijd, leeftijd, (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en (neven)inkomsten.
9.2.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat het belang van openbaarmaking van de namen en bedragen per oud-wethouder zwaarder moet wegen dan het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de oud-wethouders, nu het van groot maatschappelijk belang is inzicht te hebben in welke wethouders de afgelopen tien jaar wachtgeld ontvingen en hoeveel, overweegt de rechtbank dat het college al het totaalbedrag aan uitgekeerde wachtgelden per jaar openbaar heeft gemaakt in combinatie met de hoeveelheid oud-wethouders aan wie wachtgeld is uitgekeerd. Met deze informatie is het publieke debat over de betaling van wachtgelden voldoende gediend, nu daaruit valt af te leiden welk bedrag per jaar in de gemeente Epe aan wachtgelden uit publieke middelen wordt betaald en over hoeveel oud-wethouders dit is verdeeld. Als het publieke debat op individuele oud-bestuurders zou kunnen worden betrokken bestaat, zoals ook het college heeft aangegeven, het gevaar voor ‘naming and shaming’ en dat zij zich in het openbaar zullen moeten verantwoorden over de gebruikmaking van hun uitkeringsrecht ingevolge de Appa. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen is het niet aan oud-bestuurders maar aan de thans verantwoordelijke bestuurders om over de uitvoering van de Appa verantwoording af te leggen. [1]
De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 10 van het EVRM
10. Eiseres betoogt dat het college ten onrechte niet in zijn afweging of besluit heeft betrokken dat onder zeer bijzondere omstandigheden de Wob moet wijken voor artikel 10 van het EVRM. Gelet op de op zijn zachtst gezegd bijzondere verhoudingen tussen [I] en het college dienen dergelijke bijzondere omstandigheden geacht te worden aanwezig te zijn.
10.1.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen die zouden meebrengen dat van een ongerechtvaardigde belemmering sprake is. De omstandigheid dat Leeflang journalist is en dat het maatschappelijk belang bij openbaarmaking groot is, is hiervoor, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende. [2] Zoals hiervoor al is aangegeven is het maatschappelijk belang voldoende gediend met het openbaarmaken van de totaalbedragen per jaar.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer AbRvS 10 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2185.
2.Vergelijk AbRvS 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1046.