Op 22 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseressen en gedaagden. Eiseressen, bestaande uit een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap, vorderden in de hoofdzaak vergoeding van veterinaire diensten en stallingskosten voor vier paarden, evenals het aankoopbedrag van een veulen. In een aanhangige zaak met een ander rolnummer vorderde gedaagde sub 2 van eiseres sub 1 een vergoeding voor het trainen en stallen van vier andere paarden. Eiseressen dienden een incidentele vordering in om de hoofdzaak te voegen met de andere zaak, stellende dat deze zaken verknocht waren en dat er een mogelijkheid tot verrekening bestond. Gedaagden lieten de beslissing aan de rechtbank over.
De rechtbank oordeelde dat de incidentele vordering moest worden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat niet was voldaan aan de eisen van artikel 222 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de vorderingen in de hoofdzaak en de andere zaak voortvloeiden uit verschillende overeenkomsten en dus verschillende juridische en feitelijke geschilpunten betroffen. De rechtbank concludeerde dat er geen risico op onverenigbare beslissingen bestond en dat de samenhang tussen de vorderingen niet zodanig was dat gelijktijdige behandeling door dezelfde rechter noodzakelijk was. Eiseressen werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op 10 januari 2024 weer op de rol zal komen voor conclusie van antwoord.