ECLI:NL:RBGEL:2023:634

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
C/05/387782 / HA ZA 21-235
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de waarde van aandelen in een vennootschap na uittreding van een aandeelhouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 februari 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen MECUS BEHEER B.V. en HELISA HOLDING B.V. betreffende de uittreding van MECUS uit de vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot uittreding van MECUS op grond van artikel 2:343 BW toewijsbaar is, en dat HELISA en andere gedaagden de aandelen van MECUS moeten overnemen. De rechtbank heeft een deskundige benoemd, drs. J. (Jaap) Bouwman, om de waarde van de aandelen te bepalen. De deskundige moet de waarde van de aandelen op peildatum 10 september 2019 en de huidige waarde vaststellen, rekening houdend met verschillende factoren die de waarde kunnen beïnvloeden. Partijen hebben hun standpunten over de deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden voorgelegd, uiteengezet. De rechtbank heeft de vragen van beide partijen samengevoegd en de deskundige opgedragen om een rapport op te stellen binnen vier maanden na betaling van het voorschot. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij hun procesdossier aan de deskundige moeten overhandigen. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/387782 / HA ZA 21-235
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
MECUS BEHEER B.V.
te Elst, gemeente Overbetuwe,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. Verkerk te Rotterdam,
tegen

1.HELISA HOLDING B.V.

te Wijchen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2]
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3]
te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. T. van der Meeren te Heilig Landstichting, gemeente Berg en Dal.
Partijen zullen hierna Mecus en Helisa c.s. (of afzonderlijk: Helisa, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 september 2022 (hierna: het tussenvonnis)
  • de akte uitlaten van Mecus van 12 oktober 2022
  • de akte van Helisa c.s. van 12 oktober 2022
  • de antwoordakte van Helisa c.s. van 9 november 2022
  • de antwoordakte van Mecus van 9 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Het tussenvonnis
2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de vordering tot uittreding van Mecus ex artikel 2:343 lid 1 BW toewijsbaar is en dat Helisa en [gedaagde sub 2] de aandelen van Mecus zullen moeten overnemen. De rechtbank heeft aangekondigd een deskundige te benoemen die over de prijs van de aandelen schriftelijk bericht moet uitbrengen. De rechtbank heeft de volgende vragen voor de te benoemen deskundige geformuleerd:
Wat was de waarde in het economisch verkeer van de aandelen van Mecus in [gedaagde sub 2] op peildatum 10 september 2019? Kunt u dit motiveren?
Wat is de huidige waarde in het economisch verkeer van de aandelen van Mecus in [gedaagde sub 2] ? Kunt u dit motiveren?
Zijn er verder nog zaken waarvan de rechtbank volgens u bij de verdere beoordeling kennis moet nemen?
De zaak is naar de rol verwezen voor uitlating door beide partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. De rechtbank heeft partijen aangeraden het samen eens te worden over de persoon van de te benoemen deskundige.
De persoon van de te benoemen deskundige
2.2.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige. Mecus noemt in haar akte drie mogelijk te benoemen deskundigen.
Helisa c.s. noemt in haar akte geen namen, maar voert wel aan dat de te benoemen deskundige aangesloten moet zijn bij het Nederlands Instituut voor Register Valuators, moet beschikken over de titel AA of RA, bij voorkeur is gespecialiseerd in het bepalen van de waarde van de aandelen in het kapitaal van een vennootschap werkzaam in de bouwnijverheid en bij voorkeur is ingeschreven bij de LRGD en DIX. In haar antwoordakte betoogt Helisa c.s. dat de door Mecus genoemde deskundigen niet voldoen aan deze door haar “in redelijkheid” gestelde eisen.
2.3.
Omdat partijen het onderling niet eens zijn geworden over de persoon van de deskundige en gelet op de bezwaren van Helisa c.s. tegen de door Mecus genoemde deskundigen, heeft de rechtbank zelf een deskundige benaderd, rekening houdend met de door Helisa c.s. genoemde criteria. Het betreft de heer drs. J. (Jaap) Bouwman RC RV van Wingman Business Valuation B.V.
2.4.
De heer Bouman heeft desgevraagd verklaard bereid en in staat te zijn het benodigde onderzoek te verrichten en vrij te staan ten opzichte van partijen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot zijn benoeming.
2.5.
Aan de hand van de opgave van de deskundige – waarop partijen hebben kunnen reageren – wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 33.880,00 inclusief btw. Zoals de rechtbank in het tussenvonnis heeft overwogen, moet dit bedrag ter griffie worden gedeponeerd door Mecus.
De aan de deskundige te stellen vragen
2.6.
Partijen hebben zich voorts uitgelaten over de in 2.1 weergegeven voorlopige vraagstelling.
2.7.
Mecus voert ten eerste aan dat vraag 2 in de voorlopige vraagstelling van de rechtbank moet worden geschrapt, kort gezegd omdat die in strijd is met de door partijen gekozen peildatum (10 september 2019). Volgens Mecus was de afspraak en gedachte van partijen een (pure) waardering per 10 september 2019 en is voor de waardebepaling niet meer van belang wat er ná die datum is voorgevallen en wat sindsdien de waardevermindering is geweest.
2.8.
De rechtbank volgt Mecus hierin niet. In de eerste plaats betwist Helisa c.s. in haar antwoordakte dat partijen het er tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling over eens zijn geworden dat uitsluitend de waarde van de aandelen op 10 september 2019 moet worden vastgesteld. Dit staat dus niet vast. Het ligt bovendien niet voor de hand. Helisa c.s. wijst er terecht op dat Mecus heeft verzocht om een vaststelling van de huidige economische waarde van de aandelen en daarbij rekening te houden met de handelwijze van Helisa c.s. sinds het terugtreden van Mecus als bestuurder op 10 september 2019. Mecus maakt om die reden ook aanspraak op een billijke verhoging op grond van artikel 2:343 lid 4 BW. Ter zitting is namens Mecus aangevoerd dat die billijke verhoging dan het verschil is tussen de actuele waarde van de aandelen en de waarde op 10 september 2019. Hieruit volgt dat Mecus ook zelf vindt dat naast de waarde van de aandelen op 10 september 2019 ook de actuele waarde moet worden bepaald. De rechtbank ziet niet in op basis waarvan anders zou moeten worden vastgesteld wat een billijke verhoging is. Mecus voert in haar akte na tussenvonnis aan dat bepaling van de huidige waarde van de aandelen zou betekenen dat de deskundige niet kan terugvallen op een vaste datum voor de waardering, maar in feite iedere dag die verstrijkt moet controleren of zijn waardebepaling ook op de nieuwe dag nog klopt. Deze redenering van Mecus berust echter op een onjuiste lezing van het tussenvonnis. Daarin heeft de rechtbank onder 4.9 immers overwogen dat het gaat om de waarde op een datum zo dicht mogelijk gelegen bij de datum van overdracht en dat dit de datum zal zijn waarop de deskundige de waarde bepaalt, die dan wordt geacht het meest actueel te zijn. Er is dus geen sprake van dat de deskundige dag na dag zou moeten controleren of zijn waardebepaling ook op de nieuwe dag nog klopt. Gezien het voorgaande handhaaft de rechtbank de door haar geformuleerde vraag 2.
2.9.
Verder verzoekt Mecus de rechtbank om de volgende aanvullende vraag aan de te benoemen deskundige voor te leggen:
1. Welke gedragingen van Helisa, [gedaagde sub 3] of aan hen gelieerde vennootschappen zijn u ter kennis gebracht of gekomen die tot een vermindering van de waarde van de aandelen hebben geleid? Wat is het effect van die gedragingen op de waarde van de aandelen geweest?
Subsidiair – indien de rechtbank haar oordeel handhaaft dat moet worden gekeken naar een waardedaling na 10 september 2019 – verzoekt Mecus de rechtbank om de volgende aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen, waarbij geldt dat de tweede vraag kan worden gezien als een species van de eerste vraag:
Welke gedragingen van Helisa, [gedaagde sub 3] of aan hen gelieerde vennootschappen zijn u ter kennis gebracht of gekomen die tot een vermindering van de waarde van de aandelen hebben geleid? Wat is het effect van die gedragingen op de waarde van de aandelen geweest?
Bent u gestuit op situaties vanaf 10 september 2019 waarin [gedaagde sub 2] corporate opportunities zijn ontnomen of anderszins sprake is geweest van winstderving door (rechts)handelingen van of met Helisa, [gedaagde sub 3] of aan hen gelieerde vennootschappen? In hoeverre heeft dit een negatieve impact gehad op de waarde van de aandelen?
2.10.
Helisa c.s. wil graag de volgende aanvullende vragen aan de deskundige voorleggen:
Wordt de waarde van de aandelen beïnvloed doordat het gaat om een minderheidsbelang?
Bent u met Helisa c.s. van mening dat de jaarrekening 2018 van [gedaagde sub 2] als uitgangspunt voor de berekening van de waarde van de aandelen van [gedaagde sub 2] kan worden gehanteerd voor zover die betrekking hebben op 31 december 2018 reeds afgeronde projecten, omdat die jaarrekening – in overleg met en na goedkeuring van aandeelhouder en (destijds nog) mede-bestuurder Mecus – is vastgesteld op 15 augustus 2019?
Is het gegeven dat Mecus niet bereid was om (meer) te investeren in [gedaagde sub 2] van invloed op de waarde van de aandelen?
Bent u van mening dat doordat Mecus haar bestuurstaak heeft neergelegd, Mecus een aantal medewerkers van [gedaagde sub 2] heeft bewogen om bij [gedaagde sub 2] uit dienst te gaan, althans dat medewerkers van [gedaagde sub 2] uit dienst zijn gegaan, dat daardoor informatie over de projecten verloren is gegaan, dat [gedaagde sub 2] daardoor extra kosten heeft moeten maken om het vertrek van Mecus en de medewerkers in te lopen en dat de waarde van de aandelen in [gedaagde sub 2] daardoor is afgenomen?
Bent u van mening dat de projecten ‘Het wapen van Bemmel’ en ‘Maasbommel’ tot het vermogen van [gedaagde sub 2] behoorden en dat Mecus die projecten zonder recht of titel aan het vermogen van [gedaagde sub 2] heeft onttrokken en dat [gedaagde sub 2] en Helisa daardoor schade heeft geleden?
Welke gedragingen van Mecus, haar bestuurder en/of aan Mecus gelieerde vennootschappen zijn u nog meer ter kennis gebracht of gekomen die tot vermindering van de waarde van de aandelen hebben geleid? Wat is het effect van die gedragingen op de waarde van de aandelen geweest?
2.11.
Vraag 1 van Mecus en vraag 6 van Helisa c.s. zijn naar het oordeel van de rechtbank relevant. Omdat zij elkaar overlappen, zal de rechtbank deze vragen samenvoegen en als één vraag aan de deskundige voorleggen.
Het spreekt voor zich dat de deskundige alle omstandigheden die volgens hem relevant zijn voor de vaststelling van de waarde van de aandelen en die kunnen worden opgemaakt uit de beschikbare informatie betrekt in zijn onderzoek en dat hij dit dan ook tot uitdrukking brengt in zijn rapport. De rechtbank laat dit aan de deskundige over en zal de vragen 1, 2 en 3 van Helisa c.s. daarom niet afzonderlijk aan de deskundige voorleggen.
Vraag 2 van Mecus en vraag 4 van Helisa c.s. kunnen worden beschouwd als voorbeelden bij vraag 1 van Mecus en vraag 6 van Helisa c.s. Zij zullen in die zin aan de deskundige worden voorgelegd, waarbij de rechtbank vraag 6 van Helisa c.s. enigszins zal inkorten voor zover deze suggestief is.
Vraag 5 van Helisa c.s. is juridisch van aard en gaat de voorgenomen vraagstelling te buiten. De rechtbank zal deze vraag al om die reden niet voorleggen aan de deskundige.
Het voorgaande leidt tot de hierna in 3.1 weergegeven vraagstelling aan de deskundige. Daarbij zal de rechtbank in het vervolg van deze zaak spreken van “de waarde van de aandelen” in plaats van “de waarde in het economisch verkeer van de aandelen”.
Slotoverwegingen
2.12.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.13.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet zij daarvan meteen afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.14.
In afwachting van het deskundigenonderzoek zal de rechtbank nu iedere verdere beslissing aanhouden.
in reconventie
2.15.
In afwachting van de verdere beoordeling in conventie houdt de rechtbank in reconventie iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wat was de waarde van de aandelen van Mecus in [gedaagde sub 2] op peildatum 10 september 2019? Kunt u dit motiveren?
Wat is de huidige waarde van de aandelen van Mecus in [gedaagde sub 2] ? Kunt u dit motiveren?
Kunt u bij de beantwoording van de vragen 1 en 2 de navolgende deelvragen betrekken, voor zover deze volgens u relevant zijn voor de vaststelling van de waarde van de aandelen en voor zover dit volgens u mogelijk is op basis van de beschikbare informatie bij de waarderingsopdracht? Kunt u dit motiveren?
a. Welke gedragingen van Mecus, haar bestuurder, Helisa, [gedaagde sub 3] en/of aan hen gelieerde vennootschappen zijn u ter kennis gebracht of gekomen die tot een vermindering van de waarde van de aandelen hebben geleid? Wat is het effect van die gedragingen op de waarde van de aandelen geweest?
b. Bent u bijvoorbeeld gestuit op situaties vanaf 10 september 2019 waarin [gedaagde sub 2] corporate opportunities zijn ontnomen of anderszins sprake is geweest van winstderving door (rechts)handelingen van of met Helisa, [gedaagde sub 3] of aan hen gelieerde vennootschappen? In hoeverre heeft dit een negatieve impact gehad op de waarde van de aandelen?
c. Bent u bijvoorbeeld van mening dat doordat Mecus haar bestuurstaak heeft neergelegd en doordat medewerkers van [gedaagde sub 2] uit dienst zijn gegaan, dat [gedaagde sub 2] daardoor extra kosten heeft moeten maken om het vertrek van Mecus en de medewerkers in te lopen en dat de waarde van de aandelen in [gedaagde sub 2] daardoor is afgenomen?
4. Zijn er verder nog zaken waarvan de rechtbank volgens u bij de verdere beoordeling kennis moet nemen?
3.2.
benoemt tot deskundige:
drs. J. (Jaap) Bouman RC RV
Wingman Business Valuation B.V.
Stadsring 193
3811 HP Amersfoort
telefoon: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres] ,
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 33.880,00 inclusief btw,
3.4.
bepaalt dat Mecus het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat Mecus haar procesdossier in afschrift aan de deskundige moet doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek moet kennisnemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot moet aanvangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
4 oktober 2023,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Mecus op een termijn van vier weken,
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie voorts en in reconventie
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.
JE/DB