ECLI:NL:RBGEL:2023:6330

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
16.127294.23 en 05.308321.20 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewapende overval met geweld en bedreiging

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval. De overval vond plaats op 22 mei 2023 in Lelystad, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een geldbedrag van ongeveer 9.582,40 euro heeft weggenomen uit een winkel, vergezeld van geweld en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met een bedekt gezicht, de winkel binnenging en de medewerkster [aangever 1] met een vuurwapen bedreigde. De medeverdachte hielp bij het stelen van het geld en samen hebben zij geprobeerd de medewerkster te intimideren en te verhinderen dat zij kon ontsnappen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een contact- en locatieverbod opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [aangever 1] van in totaal € 6.770,00, bestaande uit materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de veiligheidsrisico's en de ernst van de feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 16/127294-23 en 15/308321-20 (tul)
Datum uitspraak : 21 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. D. Bouwmeester, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 22 mei 2023 te Lelystad, althans in Nederland, (in/uit een winkel van [winkel] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag te hoogte van (ongeveer) 9.582,40 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking, althans een bedekt gezicht, naar voornoemde winkel van [winkel] te gaan en/of aan te kloppen en/of
- voornoemde [aangever 1] naar achteren te duwen, waardoor voornoemde [aangever 1] ten val kwam en/of
- een (doorgeladen) vuurwapen (dreigend) aan voornoemde [aangever 1] te tonen en/of op voornoemde [aangever 1] te richten en/of (daarbij) te zeggen dat hij voornoemd vuurwapen niet wilde gebruiken en/of
- naar de kluis te lopen en/of de inhoud van de kluis in een tas te doen/stoppen en/of
- bij de vlucht voornoemd vuurwapen te richten op voornoemde [aangever 2] en/of daarbij te zeggen "Ben je gek, wil je dat ik je ga schieten" en/of
- (bij de vlucht) voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] , althans een of meerdere personen, te duwen en/of te trekken en/of te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te Lelystad, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk HS, model H11, kaliber 9x19mm (voorzien van wapennummers [nr] en/of [nr] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer scherpe patronen kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daarbij is sprake van eendaadse samenloop.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 97-102;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 152-155;
- het aanvullend proces-verbaal determinatie vuurwapen;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te Lelystad
, althans in Nederland,(
in/uit een winkel van [winkel] ) tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een geldbedrag
ter hoogtevan
(ongeveer)9.582,40 euro
, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [winkel]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [aangever 1] en
/of[aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking
, althans een bedekt gezicht,naar voornoemde winkel van [winkel] te gaan en
/ofaan te kloppen en
/of- voornoemde [aangever 1] naar achteren te duwen, waardoor voornoemde [aangever 1] ten val kwam en
/of- een
(doorgeladen
)vuurwapen (dreigend) aan voornoemde [aangever 1] te tonen en
/ofop voornoemde [aangever 1] te richten en
/of(daarbij) te zeggen dat hij voornoemd vuurwapen niet wilde gebruiken en
/of- naar de kluis te lopen en
/ofde inhoud van de kluis in een tas te doen/stoppen en
/of- bij de vlucht voornoemd vuurwapen te richten op voornoemde [aangever 2] en
/ofdaarbij te zeggen "Ben je gek, wil je dat ik je ga schieten" en
/of-
(bij de vlucht
)voornoemde [aangever 1] te trekken en
/of[aangever 2]
, althans een of meerdere personen, te duwen en/of te trekken en/ofte stompen en
/ofte slaan;
2.
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te Lelystad
, althans in Nederland,- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk HS, model H11, kaliber 9x19mm
(voorzien van wapennummers [nr] en/of [nr] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/of- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een of meerzes scherpe patronen kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2:
De eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, plus een contact- en locatieverbod zoals door aangeefster is verzocht (met uitzondering van contact in het kader van eventuele herstelbemiddeling en uitsluitend met toestemming van de reclassering). Omdat de reclassering geen mogelijkheden voor toezicht ziet in verband met veiligheidsrisico’s, vordert de officier van justitie geen voorwaardelijk strafdeel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden wordt opgelegd, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door reclassering Inforsa zijn geadviseerd. Verdachte wenst hulpverlening en hulpverlening is ook noodzakelijk. Als verdachte op vrije voeten komt, kan bezien worden op welke wijze aan de bijzondere voorwaarden uitvoering kan worden gegeven. Reclasseringstoezicht kan bijvoorbeeld ook op telefonische wijze plaatsvinden. Verder heeft de raadsvrouw aangegeven dat verdachte geen bezwaar heeft tegen een contact- en locatieverbod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval bij de [winkel] -vestiging in winkelcentrum [winkelcentrum] . Verdachte [medeverdachte] was werkzaam bij deze winkel en wist daarom dat op maandagochtend de opbrengst van de voorafgaande week uit de kluis werd gehaald en aan de geldtransporteur werd overgedragen. Verdachten hebben bij de zij-ingang aangebeld en medewerkster [aangever 1] , die dacht dat de schoonmaakster voor de deur stond, naar binnen geduwd. Verdachte [verdachte] is degene geweest die direct een doorgeladen vuurwapen aan haar heeft getoond. Verdachte [medeverdachte] heeft vervolgens de inhoud van de kluis, te weten bijna € 10.000,-, in een tas gedaan. Op het moment dat [aangever 1] geluid maakte, werd er een hand voor haar mond gedaan. Verdachte [medeverdachte] had tie-wraps en duct tape bij zich. Op enig moment wist [aangever 1] te vluchten. Verdachten hebben tijdens haar vlucht getracht te voorkomen dat zij wist te ontsnappen door achter haar aan te rennen en te trachten haar terug te trekken. Verdachten zijn tijdens hun vlucht in de kraag gevat door heldhaftige omstanders. Ook de tas met geld werd hun afhandig gemaakt. Verdachte [verdachte] heeft tijdens zijn vluchtpoging zijn doorgeladen vuurwapen op omstander [aangever 2] gericht en daarmee gedreigd. Tijdens de worsteling die vervolgens tussen [verdachte] en [aangever 2] ontstond, heeft [verdachte] met zijn doorgeladen vuurwapen [aangever 2] op zijn hoofd geslagen.
Verdachten hebben zich enkel door eigen gewin laten leiden en hebben daarbij geen oog gehad voor de heftige gevolgen van een dergelijk feit voor [aangever 1] en ook [aangever 2] . Uit de aangifte, schadevordering en de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat [aangever 1] doodsangsten heeft uitgestaan. Aan de overval heeft zij zowel lichamelijke als fysieke klachten overgehouden. [aangever 1] heeft haar werkzaamheden, een half jaar na dato, nog niet kunnen hervatten. Zij heeft een trauma opgelopen waarvoor zij EMDR-therapie zal volgen. Het kan daarnaast niet anders dan dat verdachten ook [aangever 2] en andere omstanders enorme gevoelens van angst en onveiligheid hebben bezorgd.
De rechtbank vindt dat sprake is van een zeer ernstig feit. Verdachte [medeverdachte] is berekenend te werk gegaan, door juist bij haar werkgever een overval te plannen en te plegen. Verdachte [medeverdachte] is het brein achter de overval. De avond voorafgaand aan de overal is verdachte [medeverdachte] naar Amsterdam gegaan om verdachte [verdachte] op te halen. Tijdens de uitvoering van de overval is de rol van verdachte [verdachte] het meest ernstig geweest; hij is degene geweest die het doorgeladen vuurwapen op [aangever 1] en [aangever 2] heeft gericht. Beide verdachten hebben de overval uit geldnood gepleegd. In positieve zin weegt de rechtbank mee dat beide verdachten vanaf het eerste moment hebben verklaard en een meewerkende houding hebben getoond.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat sprake is van recidive. Verdachte heeft in december 2020 een straatroof gepleegd en is daarvoor door de kinderrechter veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 90 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. De proeftijd loopt van 2 december 2021 tot 2 december 2023. Van deze voorwaardelijke straf heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd.
De reclassering heeft in haar rapport van 3 november 2023 beschreven dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Stabiliteit op het gebied van wonen, dagbesteding of inkomen ontbreekt. Daarnaast bestaan grote zorgen over het sociale netwerk van verdachte. Verdachte komt voor in een politieonderzoek naar een zevental beschietingen en explosies. Ook het huis van de moeder van verdachte, waar hij woonachtig was, is beschoten. Op basis van politie-informatie wordt verdachte zowel als bedreigde als bedreiger gezien. Represailles in de richting van verdachte kunnen volgens de politie niet worden uitgesloten indien verdachte vrijkomt. Hoewel gedragsinterventies geïndiceerd zijn en verdachte voor reclasseringstoezicht openstaat acht de reclassering, gelet op de veiligheidsrisico’s, een toezicht met interventies momenteel niet uitvoerbaar. Indien verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan in het kader van detentie en re-integratie opnieuw worden gekeken naar mogelijkheden voor een plan van aanpak.
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte de door de reclassering in haar rapport van 24 mei 2023 geformuleerde voorwaarden op te leggen, bestaande uit onder meer een meldplicht, een ambulante behandeling en begeleid wonen. Hoewel de rechtbank met de reclassering en de verdediging van oordeel is dat behandeling en begeleiding wenselijk is, is de rechtbank van oordeel dat veiligheid voorop moet staan. De rechtbank zal daarom, gelet op hetgeen de reclassering over de huidige veiligheidsrisico’s heeft gezegd, geen reclasseringstoezicht aan verdachte opleggen. Wel ziet de rechtbank in de algemene voorwaarden van een voorwaardelijk strafdeel voldoende reden om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank constateert dat verdachte tot aan de uitspraak 184 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor de gewapende overval enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur passend, als wordt vergeleken met straffen die in andere zaken voor gewapende overvallen worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet volstaan worden met gevangenisstraf van slechts achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Daarnaast wordt een contact- en locatieverbod aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.000,00 aan materiële schade en € 6.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde smartengeld redelijk en billijk is en volledig kan worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 780,00 toewijsbaar is. De gevorderde materiële schade is toekomstige schade en van onzekere factoren afhankelijk. Het laagste eigen risico voor twee jaren is toewijsbaar. De officier van justitie vordert dat de vordering van de benadeelde partij tot een hoogte van € 6.780,00 kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Er is sprake van toekomstige schade waarvan onzeker is of de schade daadwerkelijk geleden zal worden. De gevorderde materiële schade is bovendien onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van het gevorderde smartengeld heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Gevorderd is een bedrag van € 2.000,00 bestaande uit nog te maken kosten ten aanzien van EMDR-therapie. De te maken kosten betreffen het eigen risico van 2023 en 2024.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:105 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank toekomstige schade bij voorbaat begroten. Naar het oordeel van de rechtbank is een bedrag van twee maal het jaarlijkse wettelijke eigen risico, te weten twee maal € 385,00, toewijsbaar. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 770,00 toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die onder meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van blauwe plekken opgelopen en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending maken dat aantasting in de persoon op andere wijze zonder meer kan worden aangenomen. Benadeelde heeft in de loop van een vuurwapen gekeken en heeft doodsangsten uitgestaan. Benadeelde is, een half jaar na dato, nog niet in staat geweest haar werkzaamheden te hervatten en heeft een trauma opgelopen, waarvoor zij EMDR-therapie moet ondergaan. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 6.000,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 22 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 15/308321-20)

De kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland te Alkmaar heeft verdachte op 17 november 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, en een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf en heeft verzocht de werkstraf om te zetten naar een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
De rechtbank overweegt het volgende. Gelet op hetgeen door de reclassering is overwogen met betrekking tot de veiligheidsrisico’s en de beslissing van de rechtbank aan verdachte daarom geen reclasseringstoezicht op te leggen, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van een werkstraf (bij welke tenuitvoerlegging de reclassering betrokken is) niet wenselijk. Gelet op de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank aan verdachte oplegt is de rechtbank daarnaast van oordeel dat omzetting van de werkstraf naar een gevangenisstraf niet opportuun is. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 55 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 (achtendertig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer [aangever 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, met uitzondering van contact in het kader van herstelbemiddeling, enkel met expliciete toestemming van de reclassering;
  • zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de vestiging van [winkel] in [winkelcentrum] , [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 770,00 aan materiële schade en € 6.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 1] , een bedrag te betalen van € 6.770,00 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 68 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Alkmaar van 17 november 2021 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren af (parketnummer 05/308321-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2023.
mr. Van Bergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Midden-Nederland, district Flevoland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023150036, gesloten op 23 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.