ECLI:NL:RBGEL:2023:6320

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
05-880473-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijk leidinggeven aan verduistering van PGB-gelden en valsheid in geschrift door zorginstelling, met bewezenverklaring van valsheid in geschrift

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorginstelling en de verdachte, die feitelijk leiding zou hebben gegeven aan verduistering van persoonsgebonden budgetten (PGB) en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 3 en 6, maar heeft bewezen verklaard dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan valsheid in geschrift met betrekking tot de zorgovereenkomst van [persoon 19] en de huurovereenkomst van [persoon 20]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had gehandeld uit zelfverrijking en dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De rechtbank heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, omdat de gevolgen van de zaak voor de verdachte aanzienlijk waren en de bewezenverklaring beperkt was. De rechtbank benadrukte dat de verdachte en de zorginstelling niet uit waren op eigen gewin, maar in het belang van de cliënten handelden. De zaak heeft geleid tot faillissement van de onderneming van de verdachte en grote media-aandacht, wat niet in verhouding staat tot de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880473-18
Datum uitspraak : 21 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Raadsman: mr. J. de Haan, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
[B.V. 1] en/of [B.V. 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 mei 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, te weten (delen van) op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (van de Gemeente Nijmegen) verkregen persoonsgebonden budgetten, geheel of ten dele toebehorende(n) aan de gemeente Nijmegen en/of de Sociale Verzekeringsbank en/of één of meerdere budgethouder(s) van PGB-WMO, waaronder
- [persoon 1] en/of
- [persoon 2] en/of
- [persoon 3] en/of
- [persoon 4] en/of
- [persoon 5] en/of
- [persoon 6] en/of
- [persoon 7] en/of
- [persoon 8] en/of
- [persoon 9] en/of
- [persoon 10] en/of
- [persoon 11] en/of
- [persoon 12] en/of
- [persoon 13] en/of
- [persoon 14] en/of
- [persoon 15] en/of
- [persoon 16] , zijnde cliënt(en) bij [B.V. 1] en/of
- [persoon 17] , zijnde cliënt bij [B.V. 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan [B.V. 1] en/of [B.V. 1] en/of haar/hun mededader(s), en welk(e) goed(eren)/geldbedrag(en) [B.V. 1] en/of [B.V. 1] en/of haar/hun mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had(den), te weten uit hoofde van (maandelijkse) betalingen die de Sociale Verzekeringsbank verrichtte op basis van door [B.V. 1] en/of [B.V. 1] en/of haar/hun mededader(s) met die/genoemde perso(o)n(en)(/budgethouders) afgesloten zorgovereenkomst(en) en de daaraan verbonden trekkingsrecht(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2
[B.V. 1] en/of [B.V. 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 mei 2017 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten (delen van) (een) persoonsgebonden budget(ten) dat/die op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (door de Gemeente Nijmegen) was/waren toegekend aan één of meerdere budgethouder(s) van PGB-WMO, waaronder
- [persoon 1] en/of
- [persoon 2] en/of
- [persoon 3] en/of
- [persoon 4] en/of
- [persoon 5] en/of
- [persoon 6] en/of
- [persoon 7] en/of
- [persoon 8] en/of
- [persoon 9] en/of
- [persoon 10] en/of
- [persoon 11] en/of
- [persoon 12] en/of
- [persoon 13] en/of
- [persoon 14] en/of
- [persoon 15] en/of
- [persoon 16] ,
zijnde cliënt(en) bij [B.V. 1] en/of
- [persoon 17] , zijnde cliënt bij [B.V. 1] , althans (een) middel(en) die met een bepaald doel door of vanwege de gemeente Nijmegen en/of de Sociale Verzekeringsbank is/zijn verstrekt, heeft/hebben aangewend en/of heeft/hebben doen aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij was/waren verstrekt, immers heeft/hebben [B.V. 1] en/of [B.V. 1] en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en) dat/die persoonsgebonden budget(ten) ontvangen ten behoeve van het verlenen van (individuele) zorg en/of (individuele) begeleiding aan voornoemde budgethouder(s), terwijl in werkelijkheid die (individuele) zorg en/of
(individuele) begeleiding niet, althans slechts gedeeltelijk aan voornoemde budgethouder(s) is geleverd en/of dat/die persoonsgebonden budget(ten) (gedeeltelijk) besteed aan doeleinden
die lagen buiten het bereik van de zorgovereenkomst(en) die [B.V. 1] en/of [B.V. 1] met die budgethouder(s) had(den) gesloten (welke zorgovereenkomst(en) telkens was/waren gebaseerd op (een) indicatiestelling(en) op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning), tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 3
[B.V. 1] en/of [B.V. 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 3 februari 2017 te Nijmegen en/of Berg en Dal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten (delen van) (een)
persoonsgebonden budget(ten) dat/die op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (door de Gemeente Nijmegen) was/waren toegekend aan één of meerdere budgethouder(s) van PGB-WMO, zijnde (een) cliënt(en) van [B.V. 1] en/of [B.V. 1] , althans (een) middel(en) die met een bepaald doel door of vanwege de gemeente Nijmegen en/of de Sociale Verzekeringsbank is/zijn verstrekt, heeft/hebben aangewend en/of heeft/hebben doen aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij was/waren verstrekt, immers heeft/hebben [B.V. 1] en/of [B.V. 1] en/of haar/hun mededaders, (delen van) dat/die persoonsgebonden budget(ten) (gedeeltelijk) besteed aan en/of gebruikt voor doeleinden die lagen buiten het bereik van de zorgovereenkomst(en) die [B.V. 1] en/of [B.V. 1] met die cliënt(en) had(den) gesloten (welke zorgovereenkomst(en) (telkens) was/waren gebaseerd op (een) indicatiestelling(en) op grond van de Wet Maatschappelijke
Ondersteuning, door (delen van) dat/die persoonsgebonden budget(ten) over te boeken naar
(de) bankrekening(en) ten name van [verdachte] en/of [persoon 18] ( [bankrekening 1] en/of [bankrekening 2] ) onder vermelding van ' [B.V. 1] dagbesteding groen' en/of 'dagbesteding groen' en/of 'compensatie groen' en/of 'ter beschikking stellen valkenlaagte' en/of 'huur dagbesteding' en/of 'compensatie groenvalkenlaagte' en/of 'valkenlaagte groen' en/of 'huur valkenlaagtedagbesteding groen' en/of 'tbs tuin valkenlaagte' en/of ' [B.V. 1] september 2015' en/of 'tbs groen', terwijl in werkelijkheid gedurende genoemde periode geen, althans slechts gedeeltelijk dagbesteding heeft plaatsgevonden tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 4
[B.V. 1] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot
en met 26 november 2015 te Nijmegen en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, namelijk onder meer de navolgende:
a. een zorgovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 19] ingaande per 1 januari 2015 voor onbepaalde tijd met daarop bij 'handtekening cliënt/budgethouder' geschreven ' [persoon 19] .' (zd03-037 t/m zd03-045) en/of
b. een factuur (nummer [nummer] ) aangaande door [B.V. 1] verleende individuele begeleiding aan [persoon 19] over/in januari 2015, gedateerd op 26 juni 2015, ter hoogte van 4.559,00 euro (zd03-047 en zd03-092) en/of
c. een factuur (nummer [nummer] ) aangaande door [B.V. 1] verleende individuele begeleiding aan [persoon 19] over/in februari 2015, gedateerd op 26 juni 2015, ter hoogte van 4.559,00 (zd03-048 en zd03-093)
althans één of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit/deze valse en/of vervalste
geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het/zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in
strijd met de waarheid
a. in die zorgovereenkomst staat dat [persoon 19] per 1 januari 2015 zorg zou
hebben ingekocht bij / een zorgovereenkomst zou zijn aangegaan met [B.V. 1] en/of een valse/vervalste handtekening van [persoon 19] en/of
b. in die factuur staat dat [persoon 19] over januari 2015 individuele begeleiding heeft ontvangen van [B.V. 1] en/of
c. in die factuur staat dat [persoon 19] over februari 2015 individuele begeleiding heeft ontvangen van [B.V. 1]
en bestaande dat gebruik hierin dat [B.V. 1] tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die zorgovereenkomst en/of die facturen heeft doen toekomen (rechtstreeks en/of via [bewindvoerder] te Nijmegen) aan de Sociale Verzekeringsbank tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 5
[B.V. 1] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 september 2017 te Nijmegen en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, namelijk onder meer de navolgende:
a. een huurovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 20] ingaande per 1 juli 2016 met betrekking tot een woning aan [adres 1] (zd06—027 t/m zd06-033) en/of
b. een zorgovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 20] per 1 juli 2016 (zd06-035 t/m zd06-043) en/of
c. een formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB met betrekking tot een adreswijziging van [persoon 20] ingaande per 1 september 2016 waarbij haar nieuwe woning/appartement [adres 1] zou zijn (zd06-044 t/m zd06—046)
althans één of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit/deze valse en/of vervalste geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het/zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die huurovereenkomst staat dat [persoon 20] per 1 juli 2016 de woning/het [adres 1] huurt van [B.V. 1] en/of
b. in die zorgovereenkomst staat dat [persoon 20] (per 1 juli 2016) woont aan [adres 1] en/of
b. in dat formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB staat dat [persoon 20] per 1
september 2016 woont aan de [adres 1] en bestaande dat gebruik hierin dat [B.V. 1] tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die huurovereenkomst en/of die zorgovereenkomst en/of dat formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB heeft doen toekomen aan de Gemeente Nijmegen en/of de Sociale Verzekeringsbank, op basis waarvan een PGB is toegekend door de gemeente Nijmegen aan [persoon 20] en/of op basis waarvan door de Sociale Verzekeringsbank maandelijks PGB—gelden met betrekking tot [persoon 20]
zijn uitbetaald aan [B.V. 1] , tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 6
[B.V. 1] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot
en met 31 maart 2016 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of weer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, namelijk onder meer de navolgende:
-een factuur nummer [nummer] dd 30 november 2015 van [B.V. 1] aan [persoon 21] (ZD08-049) over de periode 1 november 2015 tot en met 30 november 2015 a 3.365 euro en/of
-een factuur nummer [nummer] dd 31 december 2015 van [B.V. 1] aan [persoon 21] (ZD08-050) over de periode 1 december 2015 tot en met 31 december 2015 a 3.365 euro en/of
-een factuur nummer [nummer] dd 31 januari 2016 van [B.V. 1] aan [persoon 21] (ZD08-05l) over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 a 3.365 euro en/of
-een factuur nummer [nummer] dd 29 februari 2016 van [B.V. 1] aan [persoon 21] (ZD08-052) over de periode 1 februari 2016 tot en met 29 februari 2016 a 3.365 euro en/of
-een factuur nummer [nummer] dd 31 maart 2016 van [B.V. 1] aan [persoon 21] (ZD08-053) over de periode 1 maart tot en met 31 maart 2016 a 3.365 euro,
althans één of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit/deze valse en/of vervalste geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het/zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
-in die facturen/declaraties staat dat het maandtarief in rekening wordt gebracht met betrekking tot verleende (individuele) zorg aan/begeleiding van [persoon 21] , daarmee doen voorkomend dat in die betreffende maand(en) de (individuele) zorg/begeleiding verleend/gegeven is conform de (daaraan ten grondslag liggende) zorgovereenkomst tussen [persoon 21] en [B.V. 1] en bestaande dat gebruik hierin dat [B.V. 1] tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, dat/die factu(u)r(en) heeft doen toekomen aan de Sociale Verzekeringsbank (ter uitbetaling van PGB-gelden) tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of weer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunten
De verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging, omdat de strafvervolging in strijd is met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging. De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat over de feiten die aan de rechtbank zijn voorgelegd al een omvangrijke civiele procedure is gevoerd. Ten tweede stelt hij dat in de strafprocedure wordt uitgegaan van een verkeerde interpretatie van de wetgeving. Ten derde heeft de raadsman aangevoerd dat een volgens hem vergelijkbare zaak die speelde in de gemeente Tiel, niet heeft geleid tot strafvervolging. In die zaak werd door het Openbaar Ministerie besloten dat anders dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert. De raadsman ziet niet in waarom dit in de onderhavige strafzaak anders zou zijn. Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat voortzetting van de vervolging slechts tot onnodige leedtoevoeging aan de zijde van verdachte leidt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangevoerde punten niet zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De civiele procedure was toegespitst op slechts enkele budgethouders en de strafzaak ziet op verschillende (mogelijk) strafbare feiten, aldus de officier van justitie. De officier van justitie betwist dat de politie en het Openbaar Ministerie zijn uitgegaan van een onjuiste interpretatie van de wet- en regelgeving. In de beleidsregels van de gemeente Nijmegen wordt verwezen naar de zorgzwaartepakketten die voortvloeien uit de NZA-tabel en het gemiddeld aantal uren per pakket. Uit de tekst op de website van de [B.V. 1] blijkt dat ook de [B.V. 1] uitging van deze zorgzwaartepakketten. De recherche heeft van 31 budgethouders aan de hand van onderliggende informatie – indicatiebesluiten, zorgovereenkomsten, wijzigingsformulieren en de NZA-tabel – rekenkundig geanalyseerd hoeveel individuele zorguren verleend hadden moeten worden en hoeveel er volgens het urenregistratiesysteem van de [B.V. 1] zijn verleend. De officier van justitie wijst er daarnaast op dat uit de verklaringen van getuigen en diverse rapportages zou blijken dat de met de budgethouders overeengekomen zorg niet (steeds) volledig werd verleend.
De officier van justitie heeft in antwoord op de stelling van de raadsman dat het handelen van de gemeente reeds tot zeer grote schade heeft geleid, gewezen op de schikking die de gemeente met verdachte en haar ondernemingen heeft getroffen in het hoger beroep in de civiele zaak. In de schikking is onder andere overeengekomen dat partijen het eens zijn dat de gemeente in haar hoedanigheid als toezichthouder gerechtvaardigd heeft gehandeld door onderzoek te doen en op basis van de resultaten van dit onderzoek te handelen op de wijze waarop dit is gebeurd. Ten slotte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vervolgingsbeslissing in de strafzaak een door strafrechtelijk handhaving te beschermen belang dient. Het gaat om het verlenen van zorg aan kwetsbare personen, betaald uit persoonsgebonden budgetten. Dat in andere, door de raadsman aangehaalde, strafzaken tot een sepot is beslist, doet niet af aan de omstandigheden en afweging daarvan in de onderhavige strafzaak, waarin wel is beslist om te vervolgen.
Beoordeling door de rechtbank
Voorop staat dat aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of tegen een verdachte vervolging wordt ingesteld. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan kan door slechts beperkt inhoudelijk worden getoetst door de rechtbank. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor het niet-ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie op grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde. Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur, dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
Dat er voorafgaand aan de strafrechtelijke vervolging van verdachte een al dan niet omvangrijke civiele procedure is gevoerd, is op zichzelf geen reden het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Het strafrecht heeft eigen en zelfstandige doelen en mogelijkheden, die niet gelijk zijn aan die van het civiele recht. In het geval van verdachte is er ten aanzien van de gevoerde civiele procedure geen sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat naar oordeel van de rechtbank het Openbaar Ministerie niet tot vervolging had kunnen overgaan.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de wet- en regelgeving met betrekking tot de te leveren zorg en wat er wel of niet gedeclareerd kon worden niet goed zouden zijn geïnterpreteerd door politie en justitie. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna ingaan op de juridische duiding van die regelgeving. Uit de processtukken en dat wat de raadsman heeft aangevoerd volgt niet zonder meer dat de interpretatie van de regels door politie en justitie evident onjuist of dusdanig vergezocht zijn dat dit vervolging in weg staat. Ook dit leidt dus niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Dat het optreden van de gemeente reeds tot zeer grote schade heeft geleid is op zich ook geen reden voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank merkt op dat de gevolgen die de zaak voor verdachte heeft gehad hierna aan de orde komen bij de strafmotivering.
Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat met de vervolging van verdachte niet verenigbaar is met een sepotbeslissing in een vergelijkbare zaak en dat er daarom sprake is van willekeur. Zoals eerder overwogen heeft het Openbaar Ministerie een grote mate van vrijheid als het gaat om de vraag wie zij wel en niet vervolgd. Dat er sprake is van willekeur valt uit de door de verdediging aangevoerde feiten en omstandigheden niet af te leiden.
Het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wordt daarmee door de rechtbank verworpen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 6.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd. De raadsman heeft in het algemeen bepleit dat verdachte naar eer en geweten heeft gehandeld en op goed vertrouwen is uitgegaan van informatie die zij van derden heeft gekregen. De raadsman heeft gesteld dat de jurisprudentie leert dat de wet- en regelgeving rondom persoonsgebonden budgetten (hierna: PGB’s) aan alle kanten tekortschoot en dat de gemeenten hun zaken onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) niet op orde hadden. Bovendien is er geen sprake geweest van zelfverrijking door verdachte of de [B.V. 1] .
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman gesteld dat het handelen van verdachte niet als verduistering kan worden gekwalificeerd. Volgens de raadsman zou van verduistering pas sprake zijn als verdachte zich de PGB-gelden, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zou hebben toegeëigend. Dat is hier niet gebeurd, nu de [B.V. 1] de PGB-gelden heeft ontvangen als betalingen voor geleverde zorg. De vraag of de [B.V. 1] de genoemde aantallen uren in de zorgovereenkomsten heeft geleverd is niet relevant voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van verduistering. Er dient volgens de raadsman alleen al om deze reden vrijspraak te volgen.
Mocht de rechtbank de urenberekening wel relevant achten voor de beoordeling van de vraag of sprake is van verduistering, dan voert de raadsman het volgende aan.
Per 1 januari 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) overgegaan in enerzijds de Wmo en anderzijds de Wlz (Wet langdurige zorg). De raadsman heeft betoogd dat na 1 januari 2015 onduidelijk bleef hoe zorginstellingen die 24-uurszorgen leverden dat dienden te factureren, zodat deze zorg bekostigd kon worden uit de PGB’s. Vanaf 2013 was de [B.V. 1] door de Inspectie Gezondheidszorg verplicht om 24-uurszorg te leveren aan cliënten met een zorgzwaartepakket, maar bleef het voor de [B.V. 1] onduidelijk hoe deze zorg diende te worden gefactureerd en verantwoord. Uit correspondentie met de gemeente blijkt dat [B.V. 1] bleef zoeken naar de juiste manier van factureren van 24-uurszorg. Op advies van de organisatie Per Saldo is de [B.V. 1] uiteindelijk gaan factureren op basis van een uurtarief van 60 euro. De maandelijkse uren in de zorgovereenkomst kwamen tot stand door het jaarbedrag uit het PGB te delen door 12 en vervolgens door het uurtarief van 60 euro. De [B.V. 1] wist, aldus de raadsman, niet beter dan dat deze vorm van declareren was toegestaan en had geen aanleiding om te veronderstellen dat de gemeente Nijmegen dat anders zag. De raadsman heeft gesteld dat uit de zorgovereenkomst geen minimum aantal uren aan individuele zorg valt af te leiden waar een budgethouder recht op heeft. Er was een totaalpakket aan zorg waarin de gemeente Nijmegen cliënten indiceerde en de [B.V. 1] bood dit totaalpakket aan zorg. De raadsman heeft betoogd dat de gemeente Nijmegen geen duidelijke regels had die voorschreven op welke wijze er diende te worden gedeclareerd. Ook waren er geen duidelijke kaders waaruit voor de [B.V. 1] viel af te leiden op hoeveel uren woonzorg, respectievelijk individuele begeleiding, respectievelijk dagbesteding en/of 24-uurszorg neerkomt. Er kan dientengevolge niet worden vastgesteld dat er onvoldoende zorg is geleverd. Er kan dus ook niet worden vastgesteld dat er sprake is van het plegen van enig strafbaar feit. Er zijn bovendien, aldus de raadsman, geen aanknopingspunten om opzet aan te nemen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 en feit 3 verder aangevoerd dat tussen de [B.V. 1] en de gemeente Nijmegen geen subsidierelatie bestond, waardoor geen veroordeling kan volgen voor artikel 323a van het Wetboek van Strafrecht. Zelfs als de [B.V. 1] onder de strekking van het artikel valt, dan is de vraag met welk doel de PGB-gelden zijn verstrekt. In de tenlastelegging is opgenomen dat de budgethouders een persoonsgebonden budget hebben ontvangen voor de inkoop van individuele zorg en/of begeleiding, maar in werkelijkheid die zorg en/of begeleiding niet zouden hebben ontvangen. Dit komt volgens de raadsman neer op een verkapte beoordeling van de kwaliteit van zorg. De raadsman heeft betoogd dat zelfs als de kwaliteit van zorg ondermaats zou zijn, dit niet resulteert in fraude. Zoals eerder door de raadsman is betoogd, is uit het indicatiebesluit of de zorgovereenkomst geen verplichting tot een minimum aantal uren op te maken. Fraude kan daarom niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman nog aangevoerd dat uit het dossier in algemene zin kan worden opgemaakt dat er dagbesteding heeft plaatsgevonden op de Valkenlaagte. Mogelijk zijn er periodes geweest waarbij er wel overboekingen zijn geweest terwijl er geen dagbesteding op de Valkenlaagte op dat moment plaatsvond. Dit is echter onvoldoende om tot een veroordeling te komen voor feit 3, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman betoogd dat op basis van de stukken niet is vast te stellen dat de zorgovereenkomst van [persoon 19] vervalst is, dan wel valselijk is opgemaakt. Niet is vast te stellen dat verdachte een rol heeft gespeeld in het vervalsen of valselijk opmaken van de overeenkomst of dat zij hiervan op de hoogte was als feitelijk leidinggevende en onvoldoende heeft ingegrepen. Ook blijkt uit het dossier niet dat er een handtekening is vervalst door [B.V. 1] of dat er op valse gronden een zorgvergoeding is ontvangen.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman betoogd dat het feitelijk juist is dat [persoon 20] niet in Nijmegen, maar in Arnhem woonde. Dat ze in Arnhem verbleef en daar ook is gebleven hield echter verband met haar psychische gesteldheid en was in haar belang. Het oogmerk tot misleiding ontbreekt volgens de raadsman. Er was geen opzet – en ook geen voordeel – om te handelen zoals [B.V. 1] gedaan heeft. Zelfs als [B.V. 1] verwijtbaar heeft gehandeld, is de vraag of dit handelen aan verdachte worden toegerekend. Uit het dossier en de overgelegde correspondentie blijkt niet dat verdachte betrokken of op de hoogte was bij het financiële gedeelte van de constructie en de afstemming tussen gemeenten Arnhem en Nijmegen.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat [B.V. 1] zorg opzettelijk heeft willen factureren wetende dat deze zorg niet verleend is aan budgethouder [persoon 21] en de genoemde facturen dus valselijk zijn opgemaakt. [B.V. 1] verkeerde in de veronderstelling dat de gemeente Nijmegen ervan op de hoogte was dat [persoon 21] in een STP-traject zat en daarom bij elke positieve urinecontrole terug moest naar de JJI. Er is wellicht onzorgvuldig gefactureerd, maar er kan niet worden vastgesteld dat er opzettelijk vals is gefactureerd. [B.V. 1] dient te worden vrijgesproken en evenmin kan worden geoordeeld dat verdachte als feitelijk leidinggevende een verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van het gedachtestreepje ‘een factuur nummer [nummer] d.d. 31 maart 2016 van [B.V. 1] aan [persoon 21] (ZD08-053) over de periode 1 maart tot en met 31 maart 2016 a 3.365 euro’ heeft de raadsman opgemerkt dat [persoon 22] op 7 juni 2016 een e-mailbericht naar de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft gestuurd om te melden dat [persoon 21] per 1 maart 2016 vertrokken was en betalingen per deze datum diende te worden stopgezet. Hieruit blijkt volgens de raadsman dat [B.V. 1] de intentie had om de onjuiste betaling terug te draaien en ontbreekt ten aanzien van deze factuur het opzet.
Beoordeling door de rechtbank
vrijspraak
feiten 1 en 2
Onder feit 1 en 2 wordt verdachte verweten dat zij feitelijk leiding heeft gegeven aan het wederrechtelijk toe-eigenen (verduisteren) van PGB-gelden van cliënten door de [B.V. 1] . De kern van het verwijt is dat de door [B.V. 1] geleverde zorguren niet overeenkomen met de uren opgenomen in de zorgovereenkomsten van de cliënten op grond waarvan PGB-gelden zijn uitbetaald aan [B.V. 1] . Uit het proces-verbaal urenregistratie en te leveren zorg zou volgen dat budgethouders onvoldoende zorg hebben ontvangen.
Om tot een bewezenverklaring van verduistering te kunnen komen is onder andere vereist dat komt vast te staan dat [B.V. 1] zich die PBG-gelden
opzettelijkwederrechtelijk heeft toegeëigend. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval.
Door de verdediging is aannemelijk gemaakt dat het verschil tussen geleverde uren aan zorg en dat wat is opgenomen in de zorgovereenkomst verklaard kan worden door de wijze van factureren van de zorg. Er bestond discussie over hoe zorgverleners de 24-uurswoonzorg onder de Wmo dienden te declareren. Duidelijk is geworden dat breed werd gedacht dat budgetten van verschillende budgethouders gebundeld mochten worden in het kader van het declareren van 24-uurswoonzorg. Ook [B.V. 1] was zoekende hoe zij deze zorg moest factureren en verantwoorden en heeft herhaaldelijk geprobeerd om daarover informatie in te winnen. Dit deed zij bij instanties als Per Saldo, maar ook bij de gemeente Nijmegen zelf. Uiteindelijk is ervoor gekozen om voor de geleverde zorg het totale PGB van alle cliënten in 12 gelijke delen in rekening te brengen. Of dit binnen de destijds geldende wet- en regelgeving mocht of werd gedoogd is op basis van het strafdossier niet zondermeer duidelijk. De rechtbank laat dit in het midden. Immers, ook als er van wordt uitgegaan dat deze wijze van declareren en verantwoorden
nietin overeenstemming was met de destijds geldende regels, kan op basis van het strafdossier in ieder geval niet worden vastgesteld dat de [B.V. 1] en verdachte in redelijkheid niet konden denken dat dit zo geoorloofd was dan wel werd gedoogd, zoals de verdediging stelt. Aannemelijk is geworden dat daarover verschillend werd gedacht en veel onduidelijkheid bestond. Evenmin kan worden vastgesteld dat de wijze van declareren er toe leidde dat aan [B.V. 1] PGB-gelden werden verstrekt zonder dat daar een reële hoeveelheid geleverde zorg, zoals aan de budgethouders geïndiceerd, tegenover stond. De verklaring van verdachte dat het steeds de intentie van [B.V. 1] was om de administratie op de juiste wijze bij te houden kan dan ook niet als onaannemelijk worden gepasseerd.
De conclusie is dat niet bewezen kan worden dat de [B.V. 1] opzet heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen, dan wel voor andere doeleinden dan bestemd aanwenden, van PGB-gelden. Van feitelijk leidinggeven hieraan door verdachte is zodoende ook geen sprake. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1 en feit 2.
feit 3
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat zij feitelijk leiding heeft gegeven aan het misbruiken van PGB-gelden door [B.V. 1] door deze aan te wenden voor andere doelen dan waarvoor zij bestemd waren, namelijk door deze uit te betalen aan verdachte of [persoon 18] onder de vermelding ‘dagbesteding’.
Uit het dossier blijkt dat in de periode van 1 juni 2013 tot en met 12 februari 2017 veelvuldig overschrijvingen hebben plaatsgevonden naar de bankrekening van verdachte in privé onder de vermelding ‘dagbesteding groen’, ‘huur dagbesteding’, ‘ter beschikking stellen valkenlaagte’ of een soortgelijke omschrijving. Verdachte was eigenaar van een vrijstaande woning aan [adres 2] , waar in deze periode in meer of mindere mate dagbestedingsactiviteiten werden georganiseerd voor cliënten van [B.V. 1] .
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde zal de rechtbank allereerst moeten kunnen vaststellen dat de uitbetalingen aan verdachte of [persoon 18] daadwerkelijk afkomstig zijn uit/van PGB-gelden. Dat is op basis van het onderliggende dossier niet mogelijk. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt immers dat de [B.V. 1] naast PGB-gelden ook huuropbrengsten ontving. Niet is vast komen te staan dat inkomende gelden die geoormerkt zijn als persoonsgebonden budgetten, vervolgens in strijd met het eigenlijke doel – het verlenen van zorg - zijn betaald aan verdachte voor het beschikbaar stellen van Valkenlaagte, al dan niet voor dagbesteding. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 3.
feit 6
Om te kunnen spreken van valsheid in geschrift zoals ten laste is gelegd onder feit 6, moet komen vaststaan dat de ten laste gelegde facturen opzettelijk in strijd met de waarheid zijn opgemaakt en/of gebruikt. Niet ter discussie staat dat de facturen van [persoon 21] uren en totaalbedragen vermelden die niet één op één overeenstemmen met de daadwerkelijk verleende zorg aan [persoon 21] . [persoon 21] heeft immers een deel van de gefactureerde periode in detentie doorgebracht. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dat opzettelijk en wederrechtelijk is gebeurd en er dus sprake is van valsheid in geschrift.
Over de vraag of en zo ja wanneer en hoe lang mocht worden door gefactureerd gedurende detentie bestond onduidelijkheid. De omvangrijke stelselwijziging van de AWBZ naar de Wmo per 1 januari 2015 heeft geen duidelijkheid gebracht op dit punt. In de Wmo staat immers niet – zoals wel in de AWBZ en de Wlz – dat er geen aanspraak op zorg bestaat wanneer iemand onder verantwoordelijkheid van justitie valt. De lokale regelgeving van de gemeente Nijmegen geeft ook geen duidelijkheid op dit punt.
Uit het dossier blijkt dat [persoon 21] bij [B.V. 1] , een onderdeel van de [B.V. 1] , verbleef in het kader van een STP-traject. Gedurende de periodes dat [persoon 21] gedetineerd raakte, werd daar door [B.V. 1] over gecommuniceerd met ketenpartners. Niets wijst erop dat geprobeerd is te verhullen dat [persoon 21] gedetineerd was en dus niet bij [B.V. 1] verbleef. In tegendeel, uit het dossier en de door de raadsman overgelegde stukken volgt dat er groot belang werd toegekend aan het behouden van de zorgrelatie met [B.V. 1] en niet iedere detentie direct te laten leiden tot intrekking van het toegekende PGB-budget en het beëindigen van het verblijf van [persoon 21] bij [B.V. 1] Niet gebleken is dat het de intentie van [B.V. 1] was om financieel voordeel te behalen uit de wijze van factureren.
Gelet op de genoemde onduidelijkheden in de wet- en regelgeving en de openlijke wijze van communiceren over het gedetineerd raken van [persoon 21] , acht de rechtbank niet bewezen dat de ten laste gelegde facturen opzettelijk vals zijn opgemaakt en gebruikt door [B.V. 1] De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van feit 6.
Bewezenverklaring [1]
feit 4
Op 1 april 2014 sloot [persoon 19] een zorgovereenkomst met [B.V. 1] [2] In verband met de transitie van de AWBZ naar de Wmo per 1 januari 2015 moest er een nieuwe zorgovereenkomst door [persoon 19] getekend worden. Op 28 januari 2015 heeft [persoon 19] de overeenkomst met [B.V. 1] opgezegd. [3] De opzegtermijn bedroeg één maand. Toen [persoon 19] haar kamer kwam ontruimen, sprak [persoon 23] , teamleider in Arnhem, haar aan en hield hij haar de nog te tekenen zorgovereenkomst voor. Later hoorde [persoon 23] dat [persoon 19] , na het leegmaken van haar kamer, was weggereden. De zorgovereenkomst was niet getekend. [4]
Op 16 september 2015 werden door [persoon 24] van [bewindvoerder] ondertekende maanddeclaraties van januari 2015 en februari 2015, inzake aan [persoon 19] geleverde zorg, toegezonden aan de SVB. Deze declaraties werden door de SVB niet uitbetaald omdat er geen (nieuwe) zorgovereenkomst was geregistreerd. Op 30 september 2015 schreef [persoon 22] een e-mailbericht aan accountant [accountant] en verdachte inzake openstaande posten van [B.V. 1] Hierin vermeldde hij over [persoon 19] :
"(€ 12.137,73), [bewindvoerder] maakt 2014 vandaag over. Voor 2015 moeten we een getekende zorgovereenkomst aanleveren ( [verdachte] ?)".Verdachte antwoordde in een email van 30 september 2015:
" [persoon 19] , zorg ik voor". [5] Op 26 november 2015 ontving de SVB een zorgovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 19] , ingaande 1 januari 2015, getekend en zonder dagtekening. [6]
[persoon 23] verklaarde dat, na het vertrek van [persoon 19] , verdachte op de locatie in Arnhem kwam en hem de getekende zorgovereenkomst overhandigde. Verdachte vertelde dat zij dit via de bewindvoerder ( [bewindvoerder] ) had gedaan. [persoon 23] verklaarde dat hij een week of twee later van de bewindvoerder hoorde dat [persoon 19] bij hem was uitgeschreven omdat er geen contact met haar te maken was en zij onvindbaar was. [7]
[persoon 19] heeft ontkent dat zij de zorgovereenkomst heeft getekend. [persoon 23] (
, de rechtbank) heeft haar gevraagd een zorgovereenkomst te tekenen voordat zij begin 2015 kon vertrekken, maar dat heeft zij geweigerd. Zij verklaarde dat zij er 100% zeker van was dat de onder het zorgcontract geplaatste handtekening niet haar handtekening was. [8]
Valselijk opmaken van zorgovereenkomst en het gebruik maken van dit geschrift
De rechtbank acht de verklaring van [persoon 19] geloofwaardig en ziet in de verklaring van [persoon 23] ondersteuning dat [persoon 19] die zorgovereenkomst niet heeft ondertekend. De rechtbank stelt daarnaast vast dat tussen [persoon 19] en [B.V. 1] een zorgovereenkomst tot stand is gekomen met ingangsdatum “01-04-2014”. In de (schriftelijke) zorgovereenkomst staat deze ingangsdatum vermeld op pagina 4. Deze zorgovereenkomst is op iedere pagina voorzien van een kop met het logo van [B.V. 1] en een voettekst met daarin de adres-, bereikbaarheid-, bank- en kamer van koophandel-gegevens van [B.V. 1] [9] .
De schriftelijke zorgovereenkomst van 2015 is een exacte (zwartwit)kopie van die overeenkomst van 2014, inclusief de laatste pagina, waarop handtekeningen namens [B.V. 1] en [persoon 19] staan. Slechts één pagina wijkt af, pagina 4. Die pagina 4 is de enige pagina van de overeenkomst van 2015 waarop een ingangsdatum staat, te weten “01-01-2015”. Het is ook de enige pagina van de overeenkomst van 2015 waarop het logo en de voettekst van [B.V. 1] ontbreken en de enige pagina waarin gerefereerd wordt naar de WMO in plaats van de AWBZ, waarnaar op andere pagina’s nog wel wordt verwezen [10] . De AWBZ was geldend tot 31 december 2014.
De rechtbank trekt uit het vorenstaande en de eerder genoemde verklaringen de conclusie dat de zorgovereenkomst van 2015 niet door [persoon 19] is getekend, maar dat deze is gefabriceerd door een oude zorgovereenkomst van 2014 te dupliceren en de vierde pagina met de ingangsdatum 1 januari 2014 te vervangen door een pagina met ingangsdatum 1 januari 2015. In die zorgovereenkomst van 2015 is dus ook de handtekening van [persoon 19] vervalst, namelijk gekopieerd uit de eerdere overeenkomst. De vervalste zorgovereenkomst is vervolgens gebruikt door deze naar de SVB te sturen.
De strafrechtelijke aansprakelijkheid van [B.V. 1]
De rechtbank overweegt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan dan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
[B.V. 1] verleende zorg aan haar cliënten, onder andere in de vorm van beschermd wonen en (individuele) begeleiding. Die zorg werd (onder andere) betaald vanuit PGB-gelden. [11] Om de gelden vanuit de PGB-budgetten te kunnen ‘trekken’ bij de SVB was een getekende zorgovereenkomst nodig. [12] Het opmaken, laten ondertekenen en bij het SVB indienen van de zorgovereenkomst voor [persoon 19] past daarom in de normale bedrijfsvoering van [B.V. 1] en zijn het bedrijf dienstig geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat de opzettelijke gedragingen van redelijkerwijs aan [B.V. 1] kunnen worden toegerekend omdat die gedragingen in de sfeer van [B.V. 1] plaatsvonden.
Rol van verdachte – feitelijk leidinggeven
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van een rechtspersoon moet niet uitsluitend de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon worden bekeken en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij of zij moet worden geacht aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven.
Verdachte was via [B.V. 2] en [verdachte] [B.V. 3] bestuurder van [B.V. 1] [13] Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat verdachte actief betrokken was bij de casus van [persoon 19] . De rechtbank volgt verdachte niet in haar stelling dat de e-mail van verdachte, verstuurd op 1 oktober 2015 naar [persoon 23] met de boodschap “
kun je dit oppakken”, ziet op de casus van [persoon 19] . Onder de betreffende e-mail van verdachte hangt namelijk een e-mail van [persoon 22] , die het heeft over cliënten [persoon 25] en [persoon 26] . [persoon 22] merkt over cliënt [persoon 26] op dat haar zorgovereenkomst nog in Arnhem ligt en dat er herhaaldelijk is verzocht om deze overeenkomst te retourneren. Het is aannemelijk dat de e-mail van verdachte aan [persoon 23] op dit laatste verzoek ziet, aangezien [persoon 23] teamleider in Arnhem is. Deze gang van zaken past immers ook bij de door [persoon 23] afgelegde verklaring.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [B.V. 1] valselijk opmaken en vervolgens gebruikmaken van de zorgovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 19] .
Vrijspraak valselijk opmaken van twee facturen en het gebruik maken van die geschriften
[B.V. 1] heeft over de maanden januari en februari 2015 facturen opgemaakt, elk ten bedrage van € 4.559,00, waarop staat vermeld “begeleiding individueel 75,9 uren x €60”. Deze zijn door de bewindvoerder van [persoon 19] met een stempel en handtekening geaccordeerd en bij de SVB ingediend om deze kosten te declareren, samen met de genoemde valselijk opgemaakte zorgovereenkomst. Dit betekent echter nog niet dat ook de facturen opzettelijk valselijk zijn opgemaakt. Vast staat dat [persoon 19] in 2014 een zorgovereenkomst is aangegaan met [B.V. 1] voor onbepaalde tijd waarin voorzien is in een opzegtermijn van één maand. [persoon 19] heeft in een opzeggingsbrief van 28 januari 2015 de zorgovereenkomst opgezegd per 1 maart 2015, met inachtneming van die contractuele opzegtermijn van één maand. In januari 2015 heeft [persoon 19] nog zorg ontvangen. Mede gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de vrijspraak voor de feiten 1 en 2 kan op basis van het strafdossier niet worden vastgesteld dat de factuur van januari 2015 – met daarop de vermelding 75,9 uur begeleiding individueel – opzettelijk vals is opgemaakt. Voor de maand februari 2015 gold de door [persoon 19] in acht genomen opzegtermijn. Of met de factuur en de vermelding daarop “begeleiding individueel 75,9 x €60” werd beoogd opzettelijk – in strijd met de werkelijkheid – voor te wenden dat [persoon 19] die zorg ook in de maand februari 2015 had ontvangen of dat daarmee, zoals de verdediging aanvoert, een – al dan niet terechte – vergoeding van die omvang voor de opzegtermijn in rekening werd gebracht kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Temeer niet nu de facturen ook nog zijn geaccordeerd door bewindvoerder van [persoon 19] , die naar eigen zeggen bekend was met de opzegging.
De conclusie is dat de rechtbank niet bewezen acht dat deze door de bewindvoerder van [persoon 19] ondertekende maanddeclaraties/facturen opzettelijk valselijk zijn opgemaakt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
feit 5
Op 1 juli 2016 werd een zorgovereenkomst gesloten tussen [persoon 20] en [B.V. 1] met daarin als adres vermeld [adres 1] . [14] Door [persoon 20] en [B.V. 1] werd op 1 juli 2016 een huurovereenkomst gesloten voor (onzelfstandige) woonruimte aan [adres 1] . [15] Deze huurovereenkomst werd vervolgens gebruikt om [persoon 20] in te schrijven in het bevolkingsregister van de gemeente Nijmegen. De zorgovereenkomst werd op 6 augustus 2016 naar de SVB gestuurd en werd gebruikt om via de SVB PGB-gelden voor [persoon 20] te trekken bij de gemeente Nijmegen. Daarnaast werd op 5 september 2016 via een formulier Wijziging persoonsgegevens SVB PGB, een adreswijziging, ingaande op 1 september 2016, aan de SVB doorgegeven voor [adres 1] , mede ondertekend door een vertegenwoordiger van de zorginstelling, de rechtbank begrijpt [B.V. 1] [16]
Getuige [persoon 22] heeft verklaard dat hij wist dat [persoon 20] niet woonde op het adres waar ze stond ingeschreven. [persoon 20] kreeg geen indicatie in Arnhem. In de gemeente Nijmegen had [persoon 20] wel een indicatie. Verdachte kwam met de oplossing om [persoon 20] bij [B.V. 1] neer te zetten omdat daar nog een ruimte beschikbaar was. Dit was een kantoortje op de [adres 1] . [persoon 20] had een huurcontract gekregen voor [adres 3] , maar ze woonde feitelijk in Arnhem. [17]
Verdachte heeft verklaard dat het aanvankelijke de bedoeling was dat [persoon 20] in Nijmegen zou komen wonen, maar dat vanwege suïcidaliteit gekozen is haar in Arnhem bij haar vertrouwde begeleider te laten blijven. [18]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat, ook al was dat aanvankelijk de intentie van [B.V. 1] , [persoon 20] niet in Nijmegen aan [adres 1] heeft gewoond. De huurovereenkomst die tussen [persoon 20] en [B.V. 1] is opgesteld zag weliswaar op een ruimte op die locatie, maar dat betrof geen woonruimte. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de huurovereenkomst valselijk is opgemaakt, om PGB-budget van de gemeente Nijmegen te kunnen krijgen voor [persoon 20] . Ook op de zorgovereenkomst en de het formulier adreswijziging persoonsgegevens SVB PGB staat het onjuiste adres in Nijmegen vermeld, waardoor ook die formulieren valselijk zijn opgemaakt.
De strafrechtelijke aansprakelijkheid van [B.V. 1]
Het juridisch kader inzake het toerekenen aan een rechtspersoon is reeds bij feit 4 besproken en wordt bij dit feit als herhaald en ingelast beschouwd.
[B.V. 1] verleende zorg aan haar cliënten, onder andere in de vorm van beschermd wonen en (individuele) begeleiding. Die zorg werd (onder andere) betaald vanuit PGB-gelden. [19] Om PGB-budget aan te vragen voor [persoon 20] bij de gemeente Nijmegen waren de hiervoor genoemde huurovereenkomst en zorgovereenkomst met [persoon 20] nodig en het formulier adreswijziging persoonsgegevens. Het aanvragen van dergelijke budgetten past in de normale bedrijfsvoering van [B.V. 1] en zijn het bedrijf dienstig geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat de opzettelijke gedragingen redelijkerwijs aan [B.V. 1] kunnen worden toegerekend omdat die gedragingen in de sfeer van [B.V. 1] plaatsvonden. [B.V. 1] heeft de huurovereenkomst, zorgovereenkomst en het formulier wijziging persoongegevens valselijk opgemaakt en die geschriften vervolgens gebruikt voor het verkrijgen van PGB-budget voor [persoon 20] .
Dat [B.V. 1] niet handelde met het doel om zichzelf te verrijken, maar met het doel om hulpverlening te kunnen bieden aan [persoon 20] , acht de rechtbank aannemelijk, maar dat doet niets af aan de strafbaarheid van het handelen van [B.V. 1]
Rol van verdachte – feitelijk leidinggeven
Ook het juridisch kader inzake het feitelijk leidinggeven is reeds bij feit 4 besproken en wordt bij dit feit als herhaald en ingelast beschouwd.
Verdachte was via [verdachte] [B.V. 3] bestuurder van [B.V. 1] [20] Zij heeft bovendien verklaard dat zij de grote lijn uitzette aan haar medewerkers en zij in beeld kwam bij grote problemen. De casus van [persoon 20] gold voor haar als een dergelijk groot probleem. [21] Verdachte was ervan op de hoogte dat [persoon 20] niet verbleef in Nijmegen, maar dat er wel zorggelden aangevraagd werden bij de gemeente Nijmegen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [B.V. 1] valselijk opmaken en gebruik maken van de zorgovereenkomst, huurovereenkomst en het formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 4
[B.V. 1] ,
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 tot
en met 26 november 2015 te Nijmegen en/of Arnhem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,een
of meergeschrift
en, namelijk
onder meer de navolgende:
a. een zorgovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 19] ingaande per 1 januari 2015 voor onbepaalde tijd met daarop bij 'handtekening cliënt/budgethouder' geschreven ' [persoon 19] .'
(zd03-037 t/m zd03-045) en/of
b. een factuur (nummer [nummer] ) aangaande door [B.V. 1] verleende individuele begeleiding aan [persoon 19] over/in januari 2015, gedateerd op 26 juni 2015, ter hoogte van 4.559,00 euro (zd03-047 en zd03-092) en/of
c. een factuur (nummer [nummer] ) aangaande door [B.V. 1] verleende individuele begeleiding aan [persoon 19] over/in februari 2015, gedateerd op 26 juni 2015, ter hoogte van 4.559,00 (zd03-048 en zd03-093)
althans één of meer geschrift(en),dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens)met het oogmerk om dat
/diegeschrift
enals echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijkheeft opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,en
/ofopzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit
/dezevalse
en/of vervalstegeschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het
/zijecht en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die zorgovereenkomst staat dat [persoon 19] per 1 januari 2015
zorg zou hebben ingekocht bij /een zorgovereenkomst zou zijn aangegaan met [B.V. 1] en
/ofeen
valse/vervalste handtekening van [persoon 19]
en/of
b. in die factuur staat dat [persoon 19] over januari 2015 individuele begeleiding heeft ontvangen van [B.V. 1] en/of
c. in die factuur staat dat [persoon 19] over februari 2015 individuele begeleiding heeft ontvangen van [B.V. 1]
en bestaande dat gebruik hierin dat [B.V. 1]
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,die zorgovereenkomst
en/of die facturenheeft doen toekomen (rechtstreeks e
n/of via [bewindvoerder] te Nijmegen) aan de Sociale Verzekeringsbank tot welk
(e) bovenomschreven strafba(a)r(e)feit
(en
)zij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en)verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 5
[B.V. 1] ,
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 juni 2016 tot en met 30 september 2017 te Nijmegen en
/ofArnhem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen, een of meergeschriften, namelijk
onder meer de navolgende:
a. een huurovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 20] ingaande per 1 juli 2016 met betrekking tot een woning aan [adres 1]
(zd06—027 tm zd06-033) en/of
b. een zorgovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 20] per 1 juli 2016
(zd06-035 t/m zd06-043)en
/of
c. er een formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB met betrekking tot een adreswijziging van [persoon 20] ingaande per 1 september 2016 waarbij haar nieuwe woning/appartement [adres 1] zou zijn
(zd06-044 t/m zd06—046),
althans één of meer geschrift(en), dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens
)met het oogmerk om
dat/die geschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken en
/ofdoor anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,en
/ofopzettelijk gebruik heeft gemaakt van
dit/deze valse
en/of vervalstegeschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware
het/zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die huurovereenkomst staat dat [persoon 20] per 1 juli 2016
de woning/het [adres 1] huurt van [B.V. 1] en
/of
b. in die zorgovereenkomst staat dat [persoon 20] (per 1 juli 2016) woont aan [adres 1] en
/of
c. in dat formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB staat dat [persoon 20] per 1
september 2016 woont aan de [adres 1] en
bestaande dat gebruik hierin dat [B.V. 1]
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die huurovereenkomst en
/ofdie zorgovereenkomst en
/ofdat formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB heeft doen toekomen aan de Gemeente Nijmegen en/of de Sociale Verzekeringsbank, op basis waarvan een PGB is toegekend door de gemeente Nijmegen aan [persoon 20] en
/ofop basis waarvan door de Sociale Verzekeringsbank maandelijks PGB-gelden met betrekking tot [persoon 20] zijn uitbetaald aan [B.V. 1] , tot welk
(e
) bovenomschreven strafba(a)r(e)feit
(en
)zij
, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en)verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 4:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging
en
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feit 5:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat door de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Ten slotte heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd een beroepsverbod op te leggen inhoudende een verbod om werkzaam te zijn in de maatschappelijke zorg voor de duur van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank geen beroepsverbod oplegt voor een beroep in de maatschappelijke zorg, nu de vermeende strafbare feiten niet zien op de zorginhoudelijke taken, maar op het besturen van een zorgorganisatie en het interpreteren van wet- en regelgeving. Ook heeft de raadsman bepleit dat de rechtbank het tijdsverloop in aanmerking neemt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
[B.V. 1] en [B.V. 1] hebben zich (meermalen) schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft feitelijk leiding gegeven aan die gedragingen. Daarmee hebben deze rechtspersonen en verdachte als feitelijk leidinggevende inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in documenten als de onderhavige gesteld mag worden.
De rechtbank zal als strafmatigende omstandigheden meewegen dat verdachte en de [B.V. 1] bij de bewezen verklaarde feiten niet hebben gehandeld uit zelfverrijking, maar in het belang van de cliënten. De rechtbank zal ook meewegen dat de gevolgen van het fraudeonderzoek voor verdachte groot zijn geweest, terwijl de bewezenverklaring die uit dat onderzoek volgt – zoals uit dit vonnis blijkt – beperkt is. Haar onderneming(en) zijn failliet gegaan en de (negatieve) media-aandacht voor deze zaak was groot. Die negatieve publiciteit staat niet in verhouding tot wat de rechtbank uiteindelijk bewezen heeft verklaard.
De rechtbank betrekt daarnaast in haar strafmaat de overschrijding van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Verdachte is op 4 november 2019 in verzekering gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 21 november 2023. Dat betekent dat sprake is van de schending van de redelijke termijn van ruim twee jaar. De rechtbank zal hiermee rekening houden in haar strafmaat.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet gelet op alle omstandigheden op dit moment geen meerwaarde in het opleggen van een straf, ook niet in een voorwaardelijke vorm. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van een nadere straf of maatregel. Een beroepsverbod acht de rechtbank niet meer opportuun, omdat verdachte geen leiding meer geeft over een zorgbedrijf.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 tot en met feit 3 en feit 6 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat ingevolge art. 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017308466, gesloten op 19 oktober 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor [verdachte] , PD01-88.
3.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon 22] , PD02-0125.
4.PV van verhoor van getuige [persoon 23] , PD01-097.
5.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor [verdachte] , PD01-69-70.
6.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor [verdachte] , PD01-71-79.
7.PV van verhoor van getuige [persoon 23] , PD01-097-098 en PV van verhoor van getuige [persoon 23] , PD01-104.
8.Verklaring cliënt [persoon 19] bij de gemeente Nijmegen, ZD03-83-84.
9.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor [verdachte] , PD01-85--93.
10.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor [verdachte] , PD01-71-79.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2023.
12.Proces-verbaal algemeen relaas, ALG-032.
13.Proces-verbaal algemeen relaas, ALG-017.
14.Zorgovereenkomst [persoon 20] – R2 BV, ZD06-035-043.
15.Huurovereenkomst [persoon 20] , PD01-0198-0204.
16.Formulier wijziging persoonsgegevens SVB PGB, p. PD01-0221 en PD01-0223.
17.Verklaring van [persoon 22] bij de gemeente Nijmegen, ZD03-076.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2023.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2023.
20.Proces-verbaal algemeen relaas, ALG-017.
21.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2023.