Ten aanzien van 5 en 6 juli 2020
Naast de omstandigheid dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank op 4 juli 2020 met ten minste één ander de Transporter in Beuningen heeft weggezet, stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 4 juli 2020 tot en met 6 juli 2020 veelvuldig in (de omgeving van) de woning van [medeverdachte 1] heeft verbleven. Niet alleen heeft verdachte hierover verklaard, maar zijn telefoonnummer maakte ook op verschillende momenten in deze periode gebruik van een zendmast aan de Wisselwerking. Op meerdere momenten in deze periode kan bovendien worden vastgesteld dat verdachte (telefonisch, in persoon of via WhatsApp) contact had met [medeverdachte 1] .
Naast de omstandigheid dat het telefoonnummer van verdachte in de periode van 4 tot en met 6 juli 2020 veelvuldig gebruik maakte van een zendmast aan de Wisselwerking, valt op dat op verschillende momenten in deze periode meerdere telefoonnummers en SkyECC-accounts van gebruikers die bij de moord betrokken zijn geweest ongeveer gelijktijdig eveneens gebruik maakten van een zendmast aan de Wisselwerking. Dit is onder andere het geval in de nacht van 5 juli 2020, voorafgaand aan en na afloop van de eerste keer dat de bij de moord gebruikte Mégane een reis naar Beuningen maakte, waarna in Beuningen de Transporter is verplaatst. Verder is dit het geval in de nacht van 6 juli 2020, voorafgaand aan de tweede keer dat de Mégane een reis naar Beuningen maakte, waarna in Beuningen de daadwerkelijke moord plaatsvond. Verder valt op dat het SkyECC-account [account 2] , waarvan de gebruiker betrokken is geweest bij de moord, na de moord op 6 juli 2020 (om 10.12 uur) gebruik maakte van een zendmast in Zaandam, wat passend is bij het wegzetten van de Mégane daar. Vervolgens lijkt de gebruiker van dit SkyECC-account in Zaandam te zijn opgehaald door [medeverdachte 1] , waarna het SkyECC-account om 11.12 uur gebruik maakte van een zendmast aan de Wisselwerking.
In de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte valt op dat op 5 juli 2020 om 3.05 uur en om 15.21 uur gebruik werd gemaakt van een zendmast aan de Wisselwerking en dat in de tussentijd geen registraties plaatsvonden. Op 6 juli 2020 om 3.56, 4.08, 8.43, 9.36, 9.48 en 12.16 uur werd eveneens gebruik gemaakt van een zendmast aan de Wisselwerking. Opmerkelijk is dat het telefoonnummer van verdachte op 6 juli 2020, de dag van de moord, om 8.43, om 9.48 en om 13.21 uur werd gebeld, maar dat de oproepen niet werden beantwoord. Om 13.29 uur werd met het telefoonnummer van verdachte voor het eerst weer een uitgaand gesprek gevoerd. Later die middag, tussen 14.45 uur en 15.07 uur, maakte het telefoonnummer van verdachte een reisbeweging vanuit Amsterdam via Landsmeer richting Zaandam. Ook het telefoonnummer van [medeverdachte 1] maakte een reisbeweging vanuit Amsterdam naar Zaandam op dat moment. Het telefoonnummer van verdachte bleef hierna tot 20.38 uur gebruik maken van zendmasten in Zaandam. Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] maakte daarentegen na 15.07 uur een reisbeweging terug naar Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat het telefoonnummer van verdachte op ongeveer dezelfde tijdstippen als verschillende telefoonnummers en SkyECC-accounts van meerdere bij de moord betrokken gebruikers in de nachten van 5 juli 2020 en 6 juli 2020 gebruik maakte van een zendmast aan de Wisselwerking. Verder stelt de rechtbank vast dat geen actieve handeling van verdachte met zijn telefoon(nummer) kan worden vastgesteld op de momenten dat op 5 en 6 juli 2020 de Mégane in Beuningen was en handelingen werden verricht die te maken hadden met de moord. Dat verdachte in de ochtend van 6 juli 2020, op tijdstippen rondom de moord, inkomende gesprekken op zijn telefoon(nummer) niet beantwoordde, levert zelfs een contra-indicatie op voor actief gebruik van zijn telefoon. Dat is opmerkelijk te noemen. Verder is opmerkelijk dat het SkyECC-account [account 2] in de nachten van 5 juli 2020 en 6 juli 2020 gebruik maakte van een zendmast aan de Wisselwerking rondom dezelfde tijdstippen als dat het telefoonnummer van verdachte hiervan gebruik maakte en dat het SkyECC-account hierna reisbewegingen maakte naar Beuningen, terwijl het telefoonnummer van verdachte ofwel geen registraties had, ofwel bleef aanstralen op een zendmast aan de Wisselwerking. Daarnaast is het – gelet op de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte – opmerkelijk dat verdachte juist op de dagen dat de moord werd voorbereid en gepleegd in (de omgeving van) de woning van [medeverdachte 1] verbleef, terwijl verdachte blijkens tapgesprekken op 3 juli 2020 nog niet wist waar [medeverdachte 1] woonde en zijn telefoonnummer bovendien in de periode waarover de historische verkeersgegevens door de politie zijn verkregen (30 juni 2020 tot en met 13 juli 2020) verder geen gebruik maakte van een zendmast aan de Wisselwerking. Daarbij is bovendien opmerkelijk dat verdachte enkele uren na de moord door [medeverdachte 1] lijkt te zijn teruggebracht naar Zaandam.
Hoewel de voornoemde feiten en omstandigheden, zeker in onderlinge samenhang bezien, hoogst opmerkelijk zijn en indringende vragen oproepen, levert dit geen bewijs op dat verdachte op 5 en 6 juli 2020 naar Beuningen is gereisd. Enig bewijsmiddel op grond waarvan zijn aanwezigheid in Beuningen op die dagen kan worden vastgesteld ontbreekt. Dat meerdere bij de moord betrokken personen zich op 5 en 6 juli 2020 mogelijk in de woning van [medeverdachte 1] hebben verzameld en dat verdachte daar mogelijk eveneens verbleef, maakt dit niet anders. Ook als deze vaststelling zou worden gedaan, levert dit verder geen bewijs op voor strafbare betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.