ECLI:NL:RBGEL:2023:6302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
05/298460-22, 05/138329-19 (tul) en 05/247112-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling met vrijspraak voor medeplegen van mishandeling

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 november 2022 in Arnhem betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op [benadeelde 1] en vernieling van goederen die toebehoorden aan [benadeelde 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, [benadeelde 1] met een mes en een bijl heeft aangevallen, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen van mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met de andere betrokkenen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernstige persoonlijkheidsstoornis van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan de benadeelde partijen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/298460-22, 05/138329-19 (tul) en 05/247112-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 15 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
05/298460-22
1.
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
voornoemde [benadeelde 1] één of meermalen met een mes, althans met een scherp
en/of puntig steekvoorwerp, (krachtig) in/nabij de (rechter)schouder en/of
(rechter)arm, althans in het bovenlichaam, en/of in de linker knie
heeft/hebben gestoken en (vervolgens)
één of meermalen met een bijl op/tegen de arm(en) en/of het lichaam
heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [benadeelde 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten peesletsel en/of één of meer steekverwondingen in (rechter)arm en/of (rechter)schouder, althans in het
bovenlichaam, en/of de linker knie heeft toegebracht, door voornoemde
[benadeelde 1] één of meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig
steekvoorwerp, (krachtig) in/nabij de (rechter)schouder en/of (rechter)arm,
althans in het bovenlichaam en/of de linker knie te steken en/of (vervolgens)
één of meermalen met een bijl op/tegen de arm(en) en/of het lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Arnhem te omstreeks 03:35 uur,
in een woning gelegen op/aan [adres 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[benadeelde 1] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde 1] :
-omver te duwen/drukken en/of (vervolgens)
-één of meermalen (krachtig), al dan niet met een slagvoorwerp, op/tegen diens
arm(en) en/of hoofd/gezicht en/of (boven)lichaam te slaan en/of te stompen
en/of (vervolgens)
-éen of meermalen (krachtig) op/tegen de benen en/of tegen het lichaam te
trappen/schoppen;
05/247112-23
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Arnhem,
in een woning, gelegen op/aan de de [adres 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruit(en) in/van één of meerdere tussendeur(en)
en/of één of meerdere televisietoestel(len) en/of een salontafel, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan
[benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Parketnummer
05/298460-22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 primair is daartoe aangevoerd dat verdachte in het eerste verhoor bij de politie heeft bekend dat hij heeft gestoken met een mes en heeft geslagen met een bijl. Verdachte heeft tijdens dit verhoor gedetailleerd verklaard. Zijn verklaring komt overeen met het geconstateerde letsel. Daarnaast heeft verdachte, vlak nadat hij de woning had verlaten, tegen getuige [getuige] en tegen medeverdachte [medeverdachte] gezegd dat hij hem ‘kankerhard had neergestoken’. Met het door verdachte toegepaste geweld heeft verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm vol opzet gehad op het doden van de heer [benadeelde 1] . Dat het feit in vereniging is gepleegd kan niet worden vastgesteld, waardoor er ten aanzien van het tenlastegelegde ‘in vereniging’ partiele vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte bekent de heer [benadeelde 1] te hebben geduwd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte ( [verdachte] ) [benadeelde 1] heeft geslagen en dat hij, [medeverdachte] , [benadeelde 1] een klap heeft gegeven. Hier kan dus wel worden vastgesteld dat het geweld in vereniging is gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Op basis van het dossier kunnen de feiten onvoldoende worden vastgesteld. Alle verklaringen verschillen van elkaar. Het is onmogelijk dat verdachte beide wapens, het mes en de bijl, gehanteerd zou hebben. Op basis van de verklaring van [getuige] is de meest waarschijnlijke versie dat [medeverdachte] met een mes afkomstig van [benadeelde 2] gestoken heeft en dat verdachte daarbij met een bijl heeft staan zwaaien uit zelfverdediging en uit stress en paniek. Daarbij heeft hij [benadeelde 1] geraakt. Verdachte heeft geen geweld uitgeoefend waarmee hij opzet, al dan niet voorwaardelijk, op de dood of zware mishandeling heeft gehad. Verder vormt de letselverklaring geen onderbouwing van de stelling dat er sprake was van poging doodslag. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat indien er een bewezenverklaring volgt, dan enkel feit 1 subsidiair of eendaadse samenloop met feit 2 bewezen kan worden. De mishandeling zou dan bestaan uit het zwaaien met een bijl. Er is geen sprake van medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 17 november 2022 deed [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) aangifte van poging doodslag/moord. Hij verklaarde dat hij op 16 november 2022 bij [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) op bezoek was. Tussen 02.00 en 03.00 uur werd er aangebeld. [benadeelde 2] deed de deur open en toen stormden vier mannen naar binnen. Hij wilde opstaan, maar viel op de grond. Hij werd direct in zijn gezicht geslagen terwijl hij op de grond zat. Vervolgens kreeg hij overal klappen. Op dat moment heeft hij niet gemerkt dat hij was gestoken. Hij voelde wel iets, maar dacht dat het klappen waren. [benadeelde 1] verklaarde vervolgens dat hij letsel had opgelopen, onder andere een aantal steekwonden op zijn schouder en arm. [2] Op 10 juli 2023 is [benadeelde 1] nader gehoord door de rechter-commissaris. Hij verklaarde dat iemand hem in zijn arm heeft gestoken en dat dit niet medeverdachte [medeverdachte] was. [3] Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Hij verklaarde dat hij samen met verdachte, [getuige] en een maat van [getuige] naar de woning van [benadeelde 2] is gegaan. In de woning heeft hij [benadeelde 1] meerdere klappen gegeven. Toen ze de woning verlieten kwam verdachte achter hem aanlopen en zei “Maat kijk wat ik hier heb”, verdachte liet hem een mes en een bijl zien en zei vervolgens “Ik heb die kerel kankerhard neergestoken”. [4]
Uit de letselverklaring van 1 februari 2023 blijkt dat [benadeelde 1] onder andere het volgende letsel had:
  • rechterbovenarm een steekverwonding met uitzakkende bloeduitstorting;
  • rechteronderarm drie peesletsels (buigpezen) en één zenuwletsel (nervus radialis);
  • rechterschouderblad een steekverwonding met uitzakkende bloeduitstorting en onderliggende slagaderlijke bloeding (subscapularis).
De rechtbank stelt, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, vast dat er op 16 november 2022 vier personen, waaronder verdachte, naar de woning aan de [adres 2] in Arnhem zijn gegaan. [benadeelde 1] was in de woning aanwezig en is meermalen met een mes gestoken en met een bijl geraakt. De rechtbank stelt daarnaast vast dat het letsel van [benadeelde 1] onder andere bestaat uit meerdere steekverwondingen in de rechterschouder en in de rechterarm.
Wie heeft het letsel toegebracht?
De rechtbank ziet zichzelf voor de vraag gesteld wie het voornoemde letsel bij [benadeelde 1] heeft toegebracht. Het dossier bevat meerdere wisselende verklaringen over wat zich exact in de woning van [benadeelde 2] zou hebben afgespeeld. Verdachte heeft hierover ook wisselende verklaringen afgelegd. Echter in zijn eerste verklaring op 17 november 2022 - vlak na het incident en zonder verdere kennis van het dossier - heeft hij een gedetailleerde verklaring afgegeven. Daarin heeft hij verklaard dat hij naar de woning van [benadeelde 2] (de rechtbank begrijpt [benadeelde 2] ) op nummer [huisnummer] is gegaan. Daarin heeft hij verklaard dat hij de man die nu in het ziekenhuis ligt twee keer met een mes in zijn schouder heeft gestoken. De man hing met zijn bovenlijf tegen de muur. Hij raakte de man die tegen de muur hing ook twee keer met een bijl op zijn onderbeen. [6] Deze verklaring past naadloos op het bij [benadeelde 1] geconstateerde letsel en is afgelegd zonder enige kennis van het dossier. Daar komt nog bij dat [medeverdachte] steeds heeft verklaard en herhaald dat verdachte vlak nadat zij uit de woning kwamen, hem een mes en bijl heeft laten zien en heeft gezegd dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) die kerel (de rechtbank begrijpt [benadeelde 1] ) ‘kankerhard heeft neergestoken’.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die heeft gestoken met het mes en [benadeelde 1] heeft geraakt met de bijl. De latere verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie van 31 januari 2023 en ter terechtzitting van 1 november 2023 acht de rechtbank ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het toevallig was dat zijn eerste verklaring overeen kwam met het letsel, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Opzet op de dood?
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het meermalen steken met een mes in de schouder, waar zich een slagader bevindt, en arm, gelegen in de nabijheid van de borstregio vol opzet heeft gehad op het doden van [benadeelde 1] . Naar uiterlijke verschijningsvorm kan het handelen van verdachte niet anders worden gezien dan een poging om [benadeelde 1] te doden.
Hoewel uit het dossier blijkt dat verdachte ook met een bijl heeft gezwaaid - waarbij hij [benadeelde 1] met deze bijl tegen zijn been raakte -, is de rechtbank gelet op de letselverklaring van oordeel dat hiermee geen aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde 1] was. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank voegt daar aan toe dat alhoewel deze gedraging wel een poging tot zware mishandeling oplevert, de rechtbank dit vanwege de wijze van tenlasteleggen niet bewezen kan verklaren.
Medeplegen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde geweld in vereniging heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een van de andere aanwezigen in de woning. De rechtbank kan evenmin vaststellen dat er voor het naar binnen gaan in de woning afspraken zijn gemaakt tussen de verdachten en/of andere personen. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot doodslag van [benadeelde 1] .
Feit 2: vrijspraak
Niet ter discussie staat dat [benadeelde 1] op 16 november 2022 meermalen is geslagen en geschopt en hierdoor letsel heeft opgelopen. Wel staat de vraag ter discussie of verdachte hierin een aandeel had zoals hem onder feit 2 wordt verweten.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder 2 ten laste gelegde feit en overweegt hierover als volgt.
Gelijk als de rechtbank onder feit 1 heeft overwogen, gaat de rechtbank voor het vaststellen van de rol van verdachte in de woning en dus bij het tegen [benadeelde 1] toegepaste geweld uit van de allereerste verklaring van verdachte afgelegd kort na het incident. Uit deze verklaring volgt niet dat verdachte enige onder feit 2 genoemde geweldshandeling heeft verricht. Dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] zou hebben geduwd maakt dit oordeel niet anders. Gelet op de steeds wisselende verklaringen van verdachte hecht de rechtbank geen bewijswaarde aan deze verklaring nu deze onderdeel is van een door verdachte geschetst scenario dat de rechtbank niet aannemelijk acht. Nu het dossier verder geen bewijs bevat op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte enige in feit 2 genoemde geweldshandeling heeft gepleegd dan wel daar een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd, zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Het voorgaande tezamen in onderlinge samenhang bezien maakt dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dit betekent dat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Parketnummer
05/247112-23
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vernieling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 266-267;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2023.
Verdachte heeft verklaard dat hij de salontafel kapot heeft getrapt. Dat verdachte deze heeft vernield kan mede gelet op de aangifte wettig en overtuigend worden bewezen. Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de vernieling in vereniging is gepleegd, zodat verdachte van de vernieling van de overige goederen zal worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer
05/298460-22feit 1 primair en onder parketnummer
05/247112-23ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer
05/298460-22
1. primair
hij op
of omstreeks16 november 2022 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
voornoemde [benadeelde 1]
één ofmeermalen met een mes
, althans met een scherp
en/of puntig steekvoorwerp, (krachtig
)in
/nabijde
(rechter
)schouder en
/of
(rechter
)arm
, althans in het bovenlichaam, en/of in de linker knie
heeft
/hebbengestoken
en (vervolgens)
één of meermalen met een bijl op/tegen de arm(en) en/of het lichaam
heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer
05/247112-23
hij op
of omstreeks16 november 2022 te Arnhem,
in een woning, gelegen
op/aan
dede [adres 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
één of meerdere ruit(en) in/van één of meerdere
tussendeur(en) en/of één of meerdere televisietoestel(len) en/ofeen salontafel
, in
elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [benadeelde 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/298460-22
feit 1:
poging tot doodslag.
Parketnummer 05/247112-23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: terbeschikkingstelling met dwangverpleging) wordt opgelegd. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd. De officier van justitie is bij zijn strafeis ervan uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De raadsman heeft daarnaast een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest bepleit. Een lange gevangenisstraf heeft als gevolg dat verdachte zal verharden. Er moet zo snel mogelijk worden gestart met de behandeling. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr is bij het opleggen van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet noodzakelijk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is op 16 november 2022 samen met zijn broertje en twee andere personen naar de woning van [benadeelde 2] gegaan. Verdachte is samen met de drie anderen naar binnen gestormd en heeft in de woning een mes gepakt. Hij heeft daarmee [benadeelde 1] zonder enige aanleiding meermalen gestoken. [benadeelde 1] heeft hierdoor zeer ernstig letsel opgelopen. Zonder medisch ingrijpen, had het heel anders af kunnen lopen. Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde 1] blijkt hoeveel effect deze gebeurtenis op hem heeft gehad. Naast het fysieke letsel, heeft het ook psychische gevolgen gehad. [benadeelde 1] blijft zich afvragen waarom het is gebeurd. Hij had niemand wat gedaan en er was geen enkel doel of belang om hem letsel toe te brengen. Omdat het geweld uit de lucht kwam vallen, is [benadeelde 1] bang dat het zomaar weer kan gebeuren. Hij slaapt slecht en voelt zich onveilig. Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 1] . Daarnaast heeft verdachte in de woning een salontafel kapot getrapt. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de pro Justitia rapportage van de deskundigen [psychiater] (psychiater) en [psycholoog] (GZ-psycholoog) van het Pieter Baan Centrum van 15 augustus 2023. Zij hebben in hun rapportage geadviseerd verdachte ten hoogste (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Er is bij verdachte een (ernstige) persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Als gevolg van ernstige hechtingsproblematiek is er sprake van een zeer zwak gestructureerde persoonlijkheid. Er is bij verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Een van de kenmerken van deze stoornis is dat bij verdachte sprake is van een zeer zwakke identiteit die gepaard gaat met een verminderd zelfgevoel. Hierdoor is verdachte sterk beïnvloedbaar. Daarnaast is er sprake van ernstige beperkingen in de emotieregulatie en agressieregulatie. Verder is er gebleken van zelfdestructief gedrag en suïcidale uitlatingen. Naast deze stoornis is er ook sprake van antisociale kenmerken in de persoonlijkheid. Als gevolg van deze ernstige persoonlijkheidsstoornis is verdachte geneigd om veel verslavende middelen te gebruiken. In ieder geval kan worden vastgesteld dat er sprake is van een ernstige stoornis in gebruik van amfetamine, cocaïne en alcohol. Vermoedelijk is er ook sprake van een stoornis op het gebied van cannabis. Tot slot is er sprake van terugkerende verstoringen van de realiteitstoetsing, met als gevolg terugkerende psychotische symptomen. Van voornoemde stoornissen was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Het is voor de deskundigen duidelijk geworden dat de situatie rond het ten laste gelegde voor verdachte met veel stress gepaard ging en dat verdachte op dat moment onder invloed was van verslavende middelen. Ondanks dat verdachte eerder aangaf dat hij niet mee wilde om verhaal te halen, is hij uiteindelijk toch meegegaan. Hierin speelde de grote mate van beïnvloedbaarheid van verdachte zeer vermoedelijk een rol. Daarnaast had verdachte kort voor het ten laste gelegde ruzie met zijn vader waarbij hij zijn vader geslagen zou hebben. Dit zou eveneens tot stress moeten hebben geleid. Gebruik van verslavende middelen is het belangrijkste (inadequate) coping mechanisme, waarbij bovendien sprake is van een ernstige stoornis op dit gebied, en het gebruik hiervan dient hem dan ook niet aangerekend te worden. Gezien wat verdachte de deskundigen heeft verteld is er waarschijnlijk sprake van psychotische symptomen ten tijde van het ten laste gelegde. Het is echter niet duidelijk geworden of betrokkene ook een psychotisch gekleurd motief heeft gehad om het slachtoffer aan te vallen (indien bewezen). Wel is waarschijnlijk dat er door de psychotische symptomen ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van overzichtsverlies en mogelijk was er ook sprake van oordeels- en kritiek-stoornissen. Er wordt door de deskundige ingeschat dat er een hoog risico is op recidive van soortgelijke feiten, ook al op korte termijn, indien verdachte onbehandeld vrij zou komen. Hierbij wordt opgemerkt dat gezien de ernstige pathologie en ervaringen bij eerdere instellingen, er ook al binnen een klinische setting gevaar bestaat voor (ernstige) agressie. De deskundigen adviseren de rechtbank aan verdachte terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De deskundigen schatten in dat er een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om tot gedragsverandering te komen en het recidivegevaar terug te dringen. Gezien de ernstige persoonlijkheidsproblematiek wordt er ingeschat dat een langdurige behandeling noodzakelijk is, binnen een psychotherapeutisch milieu, zoals deze binnen een FPC geboden kan worden. Binnen een dergelijke behandeling dient te worden gewerkt aan de identiteitsvorming van verdachte, het aanleren van gezonde vaardigheden en alternatieve coping mechanismen en dient hij ondersteuning te krijgen om te resocialiseren op gebied van huisvesting, dagbesteding en het opbouwen van een prosociaal netwerk. Verwacht wordt dat hier zeker enkele jaren overheen gaan om resultaat te bereiken. Ingeschat wordt dat verdachte niet in staat is om zich langdurig aan behandelvoorwaarden te conformeren. De deskundigen zien dan ook geen andere mogelijkheid dan om aan verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Uit het reclasseringsadvies van Jeugdbescherming & Reclassering, Leger des Heils Oost-Brabant, blijkt dat volgens de deskundigen een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om tot gedragsverandering te komen bij betrokkene en daarmee het pathologisch bepaalde recidivegevaar terug te dringen. Aangezien verdachte niet bereid is om mee te werken aan een klinische behandeling, respectievelijk zich te conformeren aan voorwaarden, adviseren zij negatief ten aanzien van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Een toezicht in dit kader is niet wenselijk en niet uitvoerbaar. Bij een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf is het advies een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen en de reclassering verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank stelt verder vast dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf oplevert als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Daarbij heeft de rechtbank de conclusies uit zowel de Pro Justitia rapportage als het reclasseringsadvies, de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven in aanmerking genomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De rechtbank is van oordeel dat naast deze maatregel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De ernst van de feiten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank houdt evenwel rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de verwachtte duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan geëist en zal zij aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, opleggen.
Gelet op de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de oplegging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, acht de rechtbank een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet noodzakelijk.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.487,09 aan materiële schade en € 20.000,00 aan smartengeld, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de materiële schade. Ten aanzien van het smartengeld heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het bedrag gematigd dient te worden. Kijkend naar vergelijkbare zaken acht de verdediging een bedrag van € 12.500,00 meer passend.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komt de vordering de rechtbank op dit punt gegrond voor. Toegewezen wordt daarom een bedrag van € 3.487,09.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een steekverwonding met bloeduitstorting in de rechter bovenarm met blijvende littekenvorming en een steekverwonding met bloeduitstorting en onderliggende slagaderlijke bloeding in de regio van het rechter schouderblad opgelopen en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 12.500,00 vaststellen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoeding van € 15.987,09 toewijzen die bestaat uit:
  • € 3.487,09 aan geleden materiële schade;
  • € 12.500,00 aan geleden smartengeld.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade is toewijsbaar vanaf 25 oktober 2023. De rechtbank gaat hierbij uit van de datum van indienen van de vordering, omdat niet is gesteld wanneer de kosten zijn gemaakt. De wettelijke rente ten aanzien van het smartengeld is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 16 november 2022.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de toegewezen materiële schade van € 33,84 voor het opvragen van informatie bij de huisarts, van € 84,95 voor het seniorenalarm vanaf 15 maart 2023 en van € 209,30 voor de maandelijkse kosten van het seniorenalarm, verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 850,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen.
Ten aanzien van het gevorderde smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van het smartengeld niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien de gevorderde materiële schade.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De gevorderde kosten voor de vernielde salontafel van € 100,00 zijn niet betwist. Het bedrag komt de rechtbank gegrond voor en zij zal dan ook gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Toegewezen wordt daarom een bedrag van € 100,00.
Met betrekking tot de schadepost betreffende de televisie geldt dat deze schade niet het rechtstreekse gevolg is van de door verdachte gepleegde vernieling. De vordering zal op dit punt dan ook worden afgewezen. Ten aanzien van het gevorderde smartengeld is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van deze schadepost levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 16 november 2022.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/138329-19)

De rechtbank heeft verdachte op 19 juni 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen nu de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf reeds bij een andere zaak is toegewezen. De gevangenisstraf is inmiddels al geëxecuteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de tenuitvoerlegging reeds is toegewezen en de gevangenisstraf al is geëxecuteerd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer
05/298460-22feit 2 ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank van
19 juni 2019voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf(parketnummer
05/138329-19).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 onder parketnummer
05/298460-22en het feit onder parketnummer
05/247112-23tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente

1. [benadeelde 1] € 3.487,09 25 oktober 2023;

€ 12.500,00 16 november 2022;

2. [benadeelde 2] € 100,00 16 november 2022;

 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde parten mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] ten aanzien van het materiële schadebedrag van € 750,00 voor de televisie af;
 verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [benadeelde 1] € 15.987,09 114 dagen;
2. [benadeelde 2] € 100,00 2 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het materiële schadebedrag van € 33,84 voor het opvragen van informatie bij de huisarts, van € 84,95 voor het seniorenalarm vanaf 15 maart 2023 en van € 209,30 voor de maandelijkse kosten van het seniorenalarm van de benadeelde partij [benadeelde 1] betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummers PL0600-2022533227 en PL0600-2023004045, gesloten op 17 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte/verhoor van [benadeelde 1] , p. 128-129.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 1] van 10 juli 2023, blad 3.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 16 november 2022, p. 359-360.
5.Schriftelijk bescheid, te weten: Letselverklaring opgemaakt door mr. drs. [arts] , forensisch FMEK-arts KNMG, p. 155.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 november 2022, p. 317.