ECLI:NL:RBGEL:2023:6265

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AWB-22_445 en AWB-22_446
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep van B.V. tegen besluit tot toekenning van planschade

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 16 november 2023, wordt het beroep van [A] B.V. tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaarschriften van [H] behandeld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo had eerder op 13 juli 2021 besluiten genomen om tegemoetkoming in planschade toe te kennen aan derde-partijen, waarbij de bezwaarschriften van [H] op 16 december 2021 niet-ontvankelijk werden verklaard omdat deze buiten de bezwaartermijn waren ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep van [A] B.V. niet kan worden toegerekend aan [H], omdat er alleen met [H] een anterieure overeenkomst is afgesloten over de vergoeding van eventuele planschade, en niet met [A] B.V. Dit betekent dat [A] B.V. niet kan worden aangesproken voor de vergoeding van planschade. De rechtbank stelt vast dat de belangen van [A] B.V. en [H] niet identiek zijn, en dat er geen sprake is van een vertegenwoordigingsrelatie die het mogelijk maakt om het beroep van de één toe te rekenen aan de ander. De rechtbank concludeert dat de beroepen van [A] B.V. niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat deze niet inhoudelijk worden behandeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 22/445 en 22/446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023

in de zaken tussen

[A] B.V. uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: [C] )
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo

(gemachtigden: mr. R.A. Oosterveer en mr. I.E. van Duuren).

Als derde-partijen nemen aan de procedures deel:

[D] en [E], uit [plaats B] (22/445)
en

[F] en [G] , uit [plaats B] (22/446)

(gemachtigde: [E] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van [A] B.V. tegen het niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaarschriften van [H] tegen de besluiten tot toekenning van een tegemoetkoming in planschade aan de derde-partijen.
1.1.
Het college heeft in de besluiten van 13 juli 2021 de verzoeken van de derdepartijen om toekenning van een tegemoetkoming in planschade toegewezen.
In de beslissingen op bezwaar van 16 december 2021 heeft het college de bezwaarschriften, voor zover die zijn ingediend door [H] , niet-ontvankelijk verklaard omdat deze bezwaarschriften buiten de bezwaartermijn zijn binnengekomen.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 november 2023 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college en de derde-partij [D] en [E] (namens zichzelf en als de gemachtigde van derde-partij [F en G] ).

Ontvankelijkheid beroep

2. Het college stelt zich op het standpunt dat de beroepen van [A] B.V. nietontvankelijk zijn. Ten eerste omdat [A] B.V. geen belanghebbende is in deze procedures omdat in deze procedures alleen met [H] in persoon een anterieure overeenkomst is afgesloten voor het vergoeden van eventuele planschade. Daarnaast heeft alleen [H] bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 13 juli 2021, en niet [A] B.V. In dat geval kan een partij geen ontvankelijk beroepschrift indienen.
3. Op grond van artikel 8:1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan beroep alleen door een belanghebbende worden ingediend.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.1.
Niet in geschil is dat alleen [H] een anterieure overeenkomst heeft gesloten voor het vergoeden van eventuele planschade.
De rechtbank stelt vast dat [H] Holding B.V. enig aandeelhouder en bestuurder is van [A] B.V. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van een vertegenwoordigingsrelatie in de zin van bestuurder/enig aandeelhouder en de B.V., waarbij een beroep van de één kan worden toegerekend aan de ander. Er is dan sprake van één belanghebbende (vereenzelviging van belangen) waardoor de beroepschriften van [A] kunnen worden toegerekend aan [H] .
3.2.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) eerder heeft overwogen [1] bestaat geen aanleiding om in alle gevallen waarin een zogeheten eenmans-B.V. en haar directeur/enig aandeelhouder optreden, het beroep van de één toe te rekenen aan de ander in het geval dat de eenmans-B.V. wel, maar de directeur/enig aandeelhouder niet tijdig beroep heeft ingesteld of omgekeerd. Hiervoor kan slechts in bijzondere gevallen aanleiding zijn en dan alleen indien vaststaat dat de belangen van de één identiek zijn aan die van de ander en daarover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan hebben bestaan.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat in dit geval [A] B.V. niet vereenzelvigd kan worden met [H] omdat de belangen van [A] B.V. en [H] niet identiek zijn. Er is namelijk alleen met [H] in persoon een anterieure overeenkomst afgesloten over de vergoeding van eventuele planschade en niet met [A] B.V. [A] B.V. kan daarom niet worden aangesproken om de planschade te vergoeden. Daarbij komt, dat ook als wordt aangenomen dat [A] B.V. hetzelfde wil als [H] , niet vaststaat dat hierover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan hebben bestaan.
3.4.
Vaststaat dat [A] B.V. alleen beroepschriften heeft ingediend zonder eerst bezwaarschriften in te dienen. Het alleen indienen van een beroepschrift is in dit geval niet mogelijk omdat in artikel 6:13 van de Awb staat: “Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.” Dat betekent dat de beroepen van [A] niet-ontvankelijk zijn.
3.5.
Het betoog van [A] B.V. dat zij in de procedures in onder andere de zienswijzen wel is genoemd, maakt het voorgaande niet anders omdat de anterieure overeenkomst met [H] is overeengekomen en [A] B.V. niet eerder rechtsmiddelen heeft aangewend.

Conclusie en gevolgen

4. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank de beroepen van [A] B.V. nietontvankelijk. Dat betekent dat de beroepen niet inhoudelijk worden behandeld. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 21 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:781 en 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:834.