ECLI:NL:RBGEL:2023:6259

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10415169
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming betalingsverplichting uit overeenkomst tot leveren schilderwerk; afwijzing beroep op opschorting en gedeeltelijke ontbinding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde partij over de nakoming van een betalingsverplichting uit een overeenkomst voor schilderwerk. Eiseres had een overeenkomst gesloten met gedaagde voor het uitvoeren van schilderwerk aan diens woning, waarvoor een totaalbedrag van € 6.700,00 was afgesproken. Eiseres heeft in de procedure gevorderd dat gedaagde het openstaande bedrag van € 4.690,00 (inclusief BTW) zou betalen, evenals wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Gedaagde heeft zich verweerd door te stellen dat eiseres haar verplichtingen niet is nagekomen, omdat niet alle schilderwerk volgens de overeenkomst is uitgevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat eiseres tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat eiseres haar werkzaamheden conform de offerte heeft verricht en dat gedaagde zijn betalingsverplichting niet is nagekomen. Het beroep van gedaagde op opschorting en gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst werd afgewezen.

De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10415169 \ CV EXPL 23-2258
Vonnis van 22 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J. Nijland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juni 2023 en de daarin genoemde processtukken
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op basis van een offerte van 31 maart 2021 (hierna: de offerte) hebben partijen een overeenkomst gesloten voor het uitvoeren van (onderhouds)schilderwerk door [eiseres] aan de woning van [gedaagde] tegen betaling van een bedrag van € 6.700,00 (inclusief btw). Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing verklaard.
2.2.
In de offerte staat onder meer het volgende:
“(…)
Buitenschilderwerk (in een 2- laags systeem):
De te behandelen onderdelen vooraf waarnodig reinigen met Universol schoonmaakmiddel.

Losse verfdelen verwijderen, beschadigingen bijwerken, schuren waarna kaalgekomen delen voorzien van grondverf.

Waarnodig beschadigingen of oneffenheden repareren met lakplamuur.

Kitnaden van beglazing nazien en herstellen met beglazingskit waarnodig.

Alle te schilderen onderdelen 1 maal compleet voorlakken en 1 maal compleet aflakken in een Boonstoppel hoogglans aflak.
Kleurstelling zoals overlegd:
-
Houten onderdelen nader te bepalen(…)”
2.3.
Op 9 mei 2022 is [eiseres] begonnen met het uitvoeren van de schilderwerkzaamheden.
2.4.
Op 9 mei 2022 heeft zij de eerste factuur van € 2.010,00 (inclusief BTW) naar [gedaagde] verzonden, op 16 mei 2022 de tweede factuur van € 3.350,01 (inclusief BTW) en op
3 juni 2022 de factuur voor het restantbedrag van € 1.339,99 (inclusief BTW).
2.5.
Daarop heeft [gedaagde] op 1 juni 2022 enkel de factuur van € 2.010,00 (inclusief BTW) betaald.
2.6.
Op 22 juli 2022 heeft [gedaagde] het volgende WhatsApp-bericht naar [eiseres] verzonden (productie 5 bij dagvaarding):

Dorpel bij erker niet gedaan. Hebben we nog het kussen en het kraantje van de regenton. Verder hebben we er vrede mee”
2.7.
[eiseres] heeft op 16 augustus 2022 een bedrag van € 50,00 aan [gedaagde] gecrediteerd en in mindering gebracht op het openstaande bedrag van € 4.640,00 ter vergoeding van de kosten voor de verfvlekken op het kussen en de kapotte kraan van de regenton.
2.8.
Op 22 september 2022 was [eiseres] bij [gedaagde] ter plaatse en heeft zij een opleverformulier opgesteld waarop het volgende wordt vermeld:
- “
Gevel verf + schuur
-
pijp entree
-
stoep entree
-
vak entreedeur
-
deur schuur
-
stoep t.v.a. achtergevel + plant
-
druppels achtergevel, metselwerk
-
zijwang dkk niet dekkend? + andere
-
rechter zijgevel metselwerk
-
achtergevel raam beschadigd
-
gevelrand bij erker
-
stoep t.p.v. erker + voorgevel
-
onderdorpel erker + zink
-
verstekken geen garantie op na-werken hout
-
13 opleverpunten, hersteld
2.9.
[gedaagde] heeft het opleverformulier niet voor akkoord getekend.
2.10.
[gedaagde] is, nadat hij door [eiseres] meerdere keren is gesommeerd, niet overgegaan tot betaling van het restantbedrag van € 4.690,00 (inclusief BTW).

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
- een bedrag van € 4.690,00 aan hoofdsom;
- de wettelijke rente over € 3.350,01 (inclusief BTW) vanaf 30 mei 2022 en over
€ 1.339,99 (inclusief BTW) vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van algehele betaling;
- een bedrag van € 718,74 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten;
- de nakosten;
- de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst door het restantbedrag van € 4.690,00 (inclusief BTW) onbetaald te laten.
3.3.
[gedaagde] voert ter verweer aan dat [eiseres] haar verplichting uit de overeenkomst jegens hem niet is nagekomen. De te schilderen onderdelen, op de deuren na, zijn niet twee keer geschilderd door [eiseres] , terwijl dat wel volgens de offerte was overeengekomen. De dorpel bij de erker is evenmin gedaan. Daarnaast kloppen er naar zijn zeggen meer dingen niet. Hij heeft het opleveringsformulier daarom niet getekend.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de hand van het gestelde in de dagvaarding is de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Er is geen sprake van een schending van de op de eisende partij rustende informatieverplichtingen zoals genoemd in artikel 6:230l BW die leidt tot de sanctie dat de vordering geheel of gedeeltelijk moet worden afgewezen. Voorts geldt dat voor zover de vordering (deels) gegrond is op een beding uit de overeenkomst, dat beding niet oneerlijk is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW en artikel 3 van Richtlijn 93/13 EG.
4.2.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] gehouden is tot betaling over te gaan van het restantbedrag van € 4.690,00 (inclusief BTW). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] de vordering niet betwist. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiseres] omdat er geen twee verflagen zijn aangebracht. Dat [gedaagde] in eerste instantie bij antwoord heeft aangevoerd dat de overeengekomen onderdelen niet zijn voorgelakt, en daarentegen op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat er niet is afgelakt is verder niet relevant. Het is de kantonrechter echter niet duidelijk of [gedaagde] daarmee een beroep op opschorting (ter zitting heeft hij immers verklaard dat hij nog steeds in afwachting van een tweede verflaag is) of op gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (hij wil het restantbedrag niet meer betalen) heeft willen doen. Beide vereisen voor een succesvol beroep echter wel een tekortkoming aan de zijde van [eiseres] .
4.3.
[eiseres] betwist dat zij jegens [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij blijft bij haar standpunt dat de overeengekomen onderdelen zowel voorgelakt als afgelakt zijn en derhalve van twee verflagen zijn voorzien. Op de mondelinge behandeling heeft zij bovendien naar voren gebracht dat zij naar aanleiding van door [gedaagde] verzonden foto’s op 22 september 2022 diverse gebreken heeft hersteld (zie r.o. 2.8.). De dorpel was volgens haar toen niet ter sprake gekomen. Zij handhaaft daarom haar vordering.
4.4.
Nu [gedaagde] zich beroept op de rechtsgevolgen van opschorting, hetzij gedeeltelijke ontbinding is het gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] aan hem om voldoende feiten te stellen – en zo nodig te bewijzen – dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [eiseres] . Dit betekent dat [gedaagde] moet onderbouwen dat de overeengekomen onderdelen, op de deuren na, niet voorzien zijn van twee verflagen en dat de dorpel niet is gedaan. Dit heeft hij echter nagelaten, nu hij geen bewijsstukken daarvan heeft overgelegd. De enkele stelling van [gedaagde] dat hij heeft gezien dat [eiseres] delen maar één keer heeft afgelakt is – gezien het standpunt van [eiseres] onvoldoende. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [eiseres] haar werkzaamheden conform de offerte heeft verricht. Het beroep van [gedaagde] op opschorting dan wel gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst slaagt dan ook niet. Het gevorderde bedrag van € 4.690,00 met inbegrip van de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
4.5.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu zij niet, althans niet voldoende duidelijk heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door [gedaagde] op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum [eiseres] deze aanmaning aan hem heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Het gevorderde nasalaris wordt toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 107,84
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2,00 punten x € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 1.254,84
4.7.
De rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 4.690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over
€ 3.350,01 (inclusief BTW) vanaf 30 mei 2022 en over € 1.339,99 (inclusief BTW) vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.254,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op
22 november 2023.