ECLI:NL:RBGEL:2023:6237

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
AWB – 23 _ 5413
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake compensatiebedrag Catshuisregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 15 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de Belastingdienst/Toeslagen behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het niet toekennen van een compensatiebedrag van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling. Eiser stelde dat de dienst niet op tijd had beslist op zijn bezwaar van 8 juni 2022, en had de dienst in gebreke gesteld. De rechtbank ontving het beroep op 14 augustus 2023, maar oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat eiser geen procesbelang meer heeft. De Belastingdienst/Toeslagen heeft inmiddels de situatie van eiser integraal beoordeeld en vastgesteld dat hij geen gedupeerde is. Dit betekent dat zelfs als de rechtbank zou oordelen dat de dienst alsnog op het bezwaar moet beslissen, dit niet zou leiden tot een andere uitkomst voor eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld en dat de dienst het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/5413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023

in de zaak tussen

[Eiser A] uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Smeets),
en

de Belastingdienst/Toeslagen (de dienst).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de dienst volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar van 8 juni 2022. Eiser heeft dit bezwaar gemaakt tegen het besluit van de dienst van 19 mei 2022 waarbij de dienst aan eiser het compensatiebedrag van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling (vooralsnog) niet toekent.
1.1.
Met de brief van 8 november 2022 heeft eiser de dienst in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 14 augustus 2023 het beroep van eiser tegen het niet op tijd nemen van een besluit ontvangen. Eiser stelt dat de dienst niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op zijn bezwaar heeft beslist.
1.2.
De dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor de zitting van 25 oktober 2023. Voor deze zitting hebben zowel eiser als de dienst zich afgemeld. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Eiser heeft namelijk geen procesbelang meer bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaar kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als het bestuursorgaan na die twee weken nog steeds geen besluit heeft genomen, kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Was het beroep van eiser ten tijde van het indienen daarvan ontvankelijk?
4. De rechtbank leidt uit de stukken af dat partijen het erover eens zijn dat de dienst niet binnen de beslistermijn op het bezwaar van eiser heeft beslist. In het verweerschrift heeft de dienst namelijk vermeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld. Gelet hierop ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Na afloop van de beslistermijn heeft eiser de dienst ook in gebreke gesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser meer dan twee weken daarna op 14 augustus 2023 ontvangen. Omdat de dienst niet binnen twee weken na de ontvangst van de ingebrekestelling op 14 november 2022 op het bezwaar van eiser heeft beslist, was het beroep van eiser ten tijde van het indienen daarvan ontvankelijk.
Heeft eiser (nog) procesbelang bij zijn beroep? [2]
5. De dienst stelt zich op het standpunt dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, omdat de dienst inmiddels een besluit heeft genomen. Daartoe verwijst de dienst naar een besluit van 22 augustus 2023 met kenmerk UHT-DCHA dat zij als bijlage bij het verweerschrift heeft gevoegd. Eiser heeft na ontvangst van het verweerschrift niet aan de rechtbank laten weten waarom hij nog wel procesbelang heeft bij zijn beroep.
5.1.
Als een ouder zich bij de dienst meldt voor een schadevergoeding in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag geldt de volgende procedure. Als eerste volgt een (snelle) toets waarbij de dienst beoordeelt of de ouder in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling. Hierbij kijkt de dienst of er aanwijzingen zijn dat de ouder gedupeerd is. Dit wordt ook wel de lichte toets genoemd. Met deze lichte toets beoordeelt de dienst het recht op herstel niet definitief. Na de lichte toets bekijkt de dienst namelijk uitgebreid de situatie van iedere ouder. Dit betreft de integrale beoordeling. Met de integrale beoordeling beoordeelt de dienst of de ouder recht heeft op een vergoeding op basis van een compensatieregeling. Op basis van die integrale beoordeling neemt de dienst een definitieve beschikking over het recht op herstel. Bij die integrale beoordeling beoordeelt de dienst ook de onderdelen van de lichte toets opnieuw. Tegen dat besluit staat bezwaar open.
5.2.
De rechtbank beoordeelt of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Een dergelijk procesbelang wordt aangenomen als eiser met zijn beroep nog kan bereiken wat hij daarmee wil bereiken.
5.3.
Eiser wil met zijn beroep bereiken dat de dienst alsnog een besluit op zijn bezwaar bekendmaakt en hem € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling toekent. Om in aanmerking te komen voor dit bedrag moeten er aanwijzingen zijn dat eiser gedupeerd is. Uit de stukken volgt dat de dienst met het besluit van 22 augustus 2023 de situatie van eiser integraal heeft beoordeeld. Met dit besluit heeft de dienst aan eiser laten weten dat uit de integrale beoordeling blijkt dat eiser geen gedupeerde is en daarom ook geen recht heeft op compensatie. Omdat de dienst bij de integrale beoordeling ook de onderdelen van de lichte toets opnieuw beoordeelt, kan eiser met een beoordeling in bezwaar niet bereiken dat de dienst hem alsnog als gedupeerde aanmerkt. Bij een beoordeling in bezwaar bekijkt de dienst namelijk alleen of zij de lichte toets goed heeft uitgevoerd wat zij bij de integrale beoordeling ook heeft gedaan. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Dit betekent dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
6.1.
Omdat het beroep van eiser ten tijde van het indienen daarvan wel ontvankelijk was, moet de dienst het griffierecht aan eiser vergoeden. Daarbij krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De dienst moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de dienst de beslistermijn heeft overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de dienst het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt de dienst tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van M. Gasseling, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Zie artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb.