ECLI:NL:RBGEL:2023:6234

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
05.089421.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met zware mishandeling als subsidiair ten laste gelegd feit

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 11 maart 2023 in Arnhem het slachtoffer met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door deze meerdere keren met kracht op het hoofd te slaan, terwijl het slachtoffer buiten bewustzijn was. Het slachtoffer liep hierdoor ernstig letsel op, waaronder een meervoudige breuk in de schedel en een breuk in de nek, wat leidde tot een levensbedreigende situatie en een spoedoperatie. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van gebrek aan bewijs en inconsistenties in getuigenverklaringen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden op, met een vrijheidsbeperkende maatregel die hem verbiedt contact op te nemen met het slachtoffer gedurende vijf jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, in totaal € 16.001,39, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.089421.23
Datum uitspraak : 14 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. C.H.W. Janssen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven
- die [aangever] op de grond heeft gegooid/geduwd en/of
- ( terwijl die [aangever] op de grond lag) die [aangever] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Arnhem, aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een meervoudige breuk in de schedel en het aangezicht, met bloedingshaarden in de hersenen en een bloeding tussen het schedelbot en het harde hersenvlies en/of een breuk in de nek ter hoogte van de 6e en 7e nekwervel, wat heeft geleid tot epileptische toevallen en/of een bewustzijnsdaling, heeft toegebracht, door
- die [aangever] op de grond te gooien/duwen en/of
- ( terwijl die [aangever] op de grond lag) die [aangever] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of te slaan/stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Arnhem, [aangever] heeft mishandeld door
- die [aangever] op de grond te gooien/duwen en/of
- ( terwijl die [aangever] op de grond lag) die [aangever] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of te slaan/stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een meervoudige breuk in de schedel en het aangezicht, met bloedingshaarden in de
hersenen en een bloeding tussen het schedelbot en het harde hersenvlies en/of een breuk in de nek ter hoogte van de 6e en 7e nekwervel, wat heeft geleid tot epileptische toevallen en/of een bewustzijnsdaling, ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Hij acht wel de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw stelt dat er geen bewijs is dat verdachte ter plaatse was en al helemaal niet dat hij de aangever heeft mishandeld, laat staan dat hij het (voorwaardelijk) opzet had om hem te doden of zwaar letsel toe te brengen, waarbij bovendien ook het causaal verband tussen het letsel en het ten laste gelegde handelen niet bewezen kan worden. Volgens de raadsvrouw kan het letsel evengoed op een ander moment en op een andere plek zijn ontstaan. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de (getuigen-) verklaringen inconsistent en zodoende niet betrouwbaar zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag dan wel (zware) mishandeling overweegt de rechtbank het volgende.
Geweldshandelingen
Op 11 maart 2023 omstreeks 18.30 uur heeft aan de Johannastraat in Arnhem een incident plaatsgevonden [2] waarbij aangever zwaar letsel is toegebracht. Aangever verklaarde dat hij verdachte tegenkwam en dat verdachte naar hem riep: “Hoe noemde je mij in Frankrijk?”. Hij antwoordde daarop dat het te lang geleden was en dat hij het niet meer wist. Aangever herinnerde zich nog dat verdachte uithaalde om hem te slaan, maar hem – voor zover hij weet – miste. [3]
De verklaring van de aangever wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij twee mannen uit de richting van de Schutterstraat in Arnhem zag komen. [4] Hij zag dat aangever een beetje in shock raakte toen hij die mannen zag. Een van de mannen riep dat de aangever bij hem moest komen. De tweede man liep weg. [getuige 1] zag dat de overgebleven man aan de overkant van de weg met aangever ging praten. Deze man stond op een paar meter afstand van de aangever. Hij hoorde de man zeggen: 'Wat zei je vorige keer over mij'. Op het moment dat aangever wegliep, werd hij door deze man op de grond gegooid. [getuige 1] zag dat de aangever op het bovenste deel van zijn lichaam werd geschopt en geslagen. Samen met een buurman heeft [getuige 1] de man van de aangever afgehaald. Hij omschreef de man als Antilliaans of Surinaams, rond de 40 jaar, met een lengte van 160-170 cm, een dik postuur en niet gespierd. De man droeg een zwarte joggingbroek en zwarte bovenkleding. Volgens [getuige 1] had de man weinig haar op zijn hoofd en gezicht. Bij de rechter-commissaris verklaarde [getuige 1] dat aangever buiten bewustzijn (‘knock out’) was; hij reageerde niet meer. [getuige 1] verklaarde verder dat hij van de intensiteit van het geweld schrok. [5]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat zij een man zag die door een andere man op de grond werd geduwd en vervolgens werd mishandeld. [6] Zij zag dat de man de aangever met zijn rechtervuist in het gezicht sloeg en tegen de voeten trapte. Na de mishandeling bleef de aangever op de grond liggen. De getuige zag dat haar buurman deze man van de aangever wegtrok. De getuige omschreef de dader als een man van ongeveer 40 jaar en een lichaamslengte van ongeveer 170 cm. Hij had een donkere huidskleur en was mogelijk van Surinaamse of Antilliaanse afkomst. De man was kaal, zonder gezichtsbeharing en had een stevig postuur. Hij droeg een donkerblauwe jas met capuchon.
Letsel
Als gevolg van het geweld is aangever enkele minuten buiten bewustzijn geraakt. [7] Nadat aangever bij bewustzijn was gekomen, leek het letsel in eerste instantie mee te vallen, maar in het ziekenhuis daalde het bewustzijn van de aangever en werd geconstateerd dat hij ernstig letsel had opgelopen en in levensgevaar verkeerde, waardoor een spoedoperatie noodzakelijk was. [8]
Uit de letselrapportage opgesteld op 30 juni 2023 door forensisch arts [arts] volgt kort samengevat dat het letsel bij de aangever bestond uit schedel- en hersenletsel rechts op basis van een meervoudige breuk in de rechterzijde van de schedel (indeuking) en delen van de rechterzijde van het aangezicht, met bloedingshaarden in de rechter hersenhelft en een bloeding tussen het schedelbot en het harde hersenvlies (epiduraal hematoom) aan de rechterzijde, alsmede een breuk in de nek ter hoogte van de 6e en 7e nekwervel, met epileptische toevallen en een bewustzijnsdaling ten gevolge, waarvoor een medische spoedingreep heeft moeten plaatsvinden om overlijden t.g.v. ingeklemde hersenen te voorkomen. [9] Of sprake is/zal zijn van (neurologische) restschade zal de toekomst moeten uitwijzen. Het letsel wordt zonder gerede twijfel als levensbedreigend gekwalificeerd (AIS- score van 4 of hoger). Zonder medische interventie was de kans op overlijden groot geweest. [10] Gelet op de ernst van het hersenletsel is aangever in coma gebracht. [11]
Herkenning
Verbalisant [verbalisant 1] zag op camerabeelden van de directe omgeving van de plaats delict dat om 18.31 uur een man vanuit de Javastraat in de richting van de Rappardstraat liep, die qua uiterlijke kenmerken en kledij voldeed aan het signalement van de dader. [12] Op basis van foto’s (“stills”) uit een video gemaakt één uur vóór het incident, herkende aangever verdachte. [13]
Intimidatie
De aangever heeft verklaard dat verdachte na het incident op meerdere momenten een gesprek met hem wilde aangaan en dat deze heeft gedreigd dat aangever een probleem had als hij aangifte zou doen. [14] Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 3] en ook besproken in de afgeluisterde telefoongesprekken tussen [getuige 3] en de aangever. [15] Daarbij werd de naam van de verdachte genoemd. [getuige 3] heeft verder ten overstaan van politieagenten verklaard dat hij na het incident meermaals door verdachte benaderd is. [16] Op 5 juli 2023 zocht verdachte opnieuw contact met de aangever toen deze met een vriend in een restaurant dineerde. [17]
Conclusie
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte op 11 maart 2023 degene is geweest die de aangever heeft geschopt en geslagen. Uit het onderzoek van de camerabeelden blijkt dat verdachte op 11 maart 2023 (om 18:31 uur, slechts één minuut nadat de melding van de mishandeling bij de politie was binnengekomen) in de omgeving van de plaats delict is geweest. Het signalement dat getuigen hebben gegeven van de man die aangever heeft mishandeld komt overeen met verdachte.
De rechtbank gaat niet mee in het door de raadsvrouw gesuggereerde alternatieve scenario dat het letsel van aangever wellicht pas na de confrontatie op een andere plek en door een andere oorzaak is ontstaan. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en de getuigen te twijfelen. De aangever heeft consistent en heel specifiek verklaard.
De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte wraak zocht voor een belediging geuit door aangever toen verdachte en het slachtoffer allebei gedetineerd zaten in Frankrijk. Na de korte woordenwisseling heeft hij de aangever naar de grond geduwd en vervolgens geslagen/gestompt. Aangever raakte buiten bewustzijn en kreeg geen kans om zich te verweren.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte tegen het hoofd van de aangever heeft getrapt, maar wel dat verdachte aangever op de grond heeft geduwd en vervolgens in het gezicht heeft geslagen/gestompt en tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt. Verdachte heeft met zo veel kracht op het hoofd van het inmiddels bewusteloze slachtoffer geslagen/gestompt dat de schedel en twee nekwervels braken en er bloedingen in de hersenen en tussen het schedelbot en het harde hersenvlies zijn ontstaan. Hierdoor heeft de aangever dusdanig zwaar (hersen-)letsel opgelopen dat de kans op overlijden, zelfs met medisch ingrijpen, groot was. [18] Het geweld tegen aangever is enkel gestopt door tussenkomst van twee omstanders die verdachte van aangever hebben afgetrokken.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van de aangever, dat vastgesteld kan worden dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van zijn slachtoffer heeft aanvaard. Gelet hierop acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op de dood van aangever en daarmee de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 maart 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven
- die [aangever] op de grond heeft
gegooid/geduwd en
/of
- ( terwijl die [aangever] op de grond lag) die [aangever] meermaals tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en
/oftegen het lichaam heeft getrapt/geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft (bij bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde) gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van het voorarrest. Hij geeft de rechtbank in overweging om ambtshalve een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder – voor zover mogelijk – rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere malen met kracht op het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl deze buiten bewustzijn en dus weerloos op de grond lag. Dit had fataal kunnen aflopen, zo blijkt duidelijk uit de letselrapportage.
De aanleiding voor het geweld lijkt een conflict van lang geleden, waarop verdachte met volstrekt buitensporig extreem geweld heeft gereageerd. Dit zeer agressieve gedrag rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Nog afgezien van de gevolgen voor het slachtoffer, draagt dergelijk geweld, zeker als het midden op straat wordt gepleegd, terwijl meerdere personen hier getuige van waren, bij aan gevoelens van onveiligheid en onbehagen in de samenleving.
Het slachtoffer, zo blijkt uit het dossier en het door hem uitgeoefende spreekrecht, ervaart tot op de dag van vandaag last van de gevolgen van het ernstige letsel. Het slachtoffer heeft als gevolg van het geweldsincident 9 dagen in coma gelegen. De gevolgen van het incident werden verergerd doordat verdachte het slachtoffer na het geweldsincident (via getuige [getuige 3] ) bleef benaderen, bedreigen en intimideren. Met deze omstandigheden houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Door verdachtes proceshouding heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in verdachtes beweegredenen om het slachtoffer op deze ernstige wijze te mishandelen. Hij heeft geen medeleven met het slachtoffer geuit en geen berouw getoond.
Het NIFP heeft op 8 augustus 2023 onderzocht of een Pro-Justitia rapportage geïndiceerd is.
Volgens het NIFP zou het van meerwaarde zijn om zicht te krijgen op de agressie-regulatie en de persoonlijkheid van verdachte. Echter stelde verdachte zich tijdens het gesprek zeer sociaal wenselijk op en ontkende hij psychopathologie. Hij wilde geen openheid van zaken geven en ook geen medewerking aan een Pro-Justitia onderzoek verlenen.
De reclassering heeft in haar rapport van 17 oktober 2023 aangegeven dat het op grond van de ontkennende en sociaal wenselijke houding van verdachte niet mogelijk lijkt diagnostisch onderzoek of een behandeling uit te voeren of om met dergelijke interventies tot een gedragsverandering te komen. De reclassering ziet geen meerwaarde in de oplegging van reclasseringstoezicht of overige interventies. Voorts heeft de reclassering – gelet op de aard en de ernst van de feiten – geadviseerd een contact- en locatieverbod op te leggen ter bescherming van het slachtoffer.
Op een dergelijk ernstig feit kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles in aanmerking nemend zal de rechtbank
een gevangenisstraf opleggen van 30 (dertig) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek de voorlopige hechtenis op te heffen af.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ter beveiliging van het slachtoffer zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met de heer [aangever] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , en dat verdachte zich gedurende vijf jaren niet zal begeven op of in de directe nabijheid (binnen een straal van 750 meter) van de woning van de heer [aangever] , op dit moment gelegen aan de [adres 2] .
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt twee weken per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met de poging tot doodslag een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 28.440,68 aan materiële schade en € 20.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het gaat bij de materiële schade om de volgende kosten:
  • het opleveren van de oude woning door Mooie Pröttel: € 327,97;
  • reeds ondergane fysiotherapeutische behandelingen: € 113,42;
  • toekomstige fysiotherapeutische behandelingen: € 14.560,00;
  • de hulpverlening door mw. [hulpverlener] : € 10.816,66;
  • een nieuwe bril: € 360,00;
  • de behandeling in verband met verslavingszorg bij Trubendorffer: € 891,76;
  • een CBR-test i.v.m. de rijvaardigheid na epileptische aanvallen ten gevolge van het hersenletsel: € 163,94;
  • de eigen bijdrage voor de behandelingen bij een psycholoog: € 385,00;
  • de nieuwwaarde van de kleding, die na het incident in het ziekenhuis ten behoeve van de verdere behandeling is doorgeknipt: € 463,93;
  • de kosten voor twee videodeurbellen ter bescherming: € 358,00.
De immateriële schade ziet op de ernst van het letsel, het langdurige hersteltraject, de kans op restschade en de psychische gevolgen.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij refereert zich de officier van justitie aan het oordeel van de rechtbank. Zijns inziens is de vordering tot schadevergoeding voldoende onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
Aangezien de verdediging vrijspraak heeft bepleit, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Mocht de benadeelde partij toch ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, dan betwist de verdediging de schade en het causaal verband.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 1.001,39 kan worden toegewezen voor wat betreft de volgende schadeposten:
  • het opleveren van de oude woning door Mooie Pröttel;
  • de reeds ondergane fysiotherapeutische behandelingen;
  • de nieuwe bril;
  • de kleding: de reële waarde daarvan is door de rechtbank geschat op een bedrag van € 200,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit betreft de volgende schadeposten:
  • nog niet ondergane fysiotherapeutische behandelingen, omdat dit toekomstige schade betreft;
  • de vergoeding van de hulpverlening door [hulpverlener] , omdat het causaal verband en de schadepost zelf onvoldoende zijn onderbouwd. Voorts is onvoldoende onderbouwd welk deel van haar werkzaamheden delict-gerelateerd is, gelet op het feit dat er al op 23 februari 2023 een indicatie-aanvraag is gedaan op grond van de WLZ. Bovendien is het onduidelijk of de factuur van mevrouw [hulpverlener] daadwerkelijk voldaan dient te worden door de benadeelde partij;
  • de CBR-test, omdat dit toekomstige schade betreft;
  • de eigen bijdrage voor de behandelingen bij een psycholoog, omdat dit toekomstige schade betreft;
  • de kleding: het bedrag is door de rechtbank verminderd met € 263,93;
  • de kosten voor twee videodeurbellen, omdat dit toekomstige schade betreft.
De rechtbank overweegt verder dat onvoldoende causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de behandeling bij Trubendorffer. De rechtbank zal om die reden de vordering voor dit deel afwijzen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding naar voren is gebracht, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden, nu hij (zwaar lichamelijk) letsel heeft opgelopen (artikel 6:106, aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek). Deze immateriële schade is ook aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 15.000,00 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige ten aanzien van het smartengeld niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 11 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat
- verdachte gedurende vijf (5) jaren op geen enkele wijze – direct (zelf), noch indirect (middels anderen) – op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal opnemen, zoeken of hebben met de heer [aangever] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ;
- verdachte zich gedurende vijf (5) jaren niet zal begeven op of in de directe nabijheid (binnen een straal van 750 meter) van de woning van de heer [aangever] , op dit moment gelegen aan de [adres 2] ;
- beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- bepaalt dat de politie toeziet op naleving van dit contact- en locatieverbod;
- beveelt dat vervangende hechtenis van 2 (twee) weken wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 1.001,39 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering ter hoogte van het bedrag van € 891,76 voor de materiële schade af;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 16.001,39 aan materiële en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 115 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 230320.1405, gesloten op 30 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 119.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 80.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris, p. 224.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 70.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris, p. 224 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 229.
8.Forensisch Medische Letselrapportage, p. 155.
9.Forensisch Medische Letselrapportage, p. 155.
10.Forensisch Medische Letselrapportage, p. 160.
11.Proces-verbaal aangifte, p. 120, stamproces-verbaal, p. 10 en proces-verbaal van verdenking, p. 185.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115-116.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 208-209.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98 en 209.
15.Proces-verbaal van bevindingen [getuige 3] , p. 94; proces-verbaal van bevindingen, p. 215.
16.Proces-verbaal van bevindingen [getuige 3] , p. 94.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 212.
18.Tussen 29 een 55 %, zie: Forensisch Medische Letselrapportage, p. 159.