ECLI:NL:RBGEL:2023:6233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
05.178808.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en bezit van cocaïne

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2023 in Nijmegen een andere persoon met een vuurwapen heeft bedreigd. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en het bezit van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging door de verdachte van dien aard was dat de aangever redelijke vrees kon hebben voor zijn leven. De rechtbank achtte de verklaring van de aangever geloofwaardig en steunde deze op verschillende bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en het aangetroffen wapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het schadevergoedingsformulier niet was ondertekend. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het gebruik van een geladen vuurwapen in een openbare ruimte, en de impact die dit had op de aangever.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.178808.23
Datum uitspraak : 14 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
laatste feitelijke verblijfplaats: [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.T. Lamers.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- een (vuur)wapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of
- ( vervolgens) met een (vuur)wapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] af te lopen en/of
- ( vervolgens) voornoemde (vuur)wapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van de buik, althans lichaam, van die [slachtoffer] te bewegen
en/of
- ( vervolgens) voornoemde (vuur)wapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen tegen de buik, althans lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te drukken;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Nijmegen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk/type BBM Olympic 38, kaliber .22 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
(daarbij behorende) munitite in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 3 kogelpatronen van het kaliber .22 lr (zich bevindende in de cilinder van het vuurwapen)
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Nijmegen, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- 2,39 gram en/of
- 0,12 gram en/of
- 0,26 gram en/of
- 0,20 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op maandag 17 juli 2023 worden twee agenten op de Heselaan in Nijmegen aangesproken door een man op een fiets. Deze man is, naar later blijkt, de heer [slachtoffer] (hierna: aangever). Aangever geeft aan zojuist door twee mannen bedreigd te zijn met een vuurwapen in het Kronenburgerpark. [2] Aangever geeft een signalement van beide mannen. Nog diezelfde nacht heeft aangever aangifte gedaan van bedreiging met een vuurwapen. [3]
Verdachte is op 17 juli 2023, omstreeks 03.15 uur – na een korte achtervolging te voet – staande gehouden in, althans in de buurt van, het Kronenburgpark. Op de vluchtroute werd door één van de betrokken agenten een revolver gevonden. Hierop is verdachte aangehouden voor het bezit van een vuurwapen en bedreiging met een vuurwapen. [4] Het wapen bleek geladen met 3 kogels. [5]
Tijdens de fouillering van verdachte zijn een telefoon, merk Samsung, 3 witte brokjes en 6 gripzakjes met wit poeder aangetroffen. [6] Na onderzoek bleken de witte brokjes en het witte poeder cocaïne te zijn. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat van bedreiging, zoals onder feit 1 ten laste gelegd, geen sprake is.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 2 en 3
Ten aanzien van feit 2 en 3 van de tenlastelegging is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal ten aanzien van deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 56;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 11;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 34;
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, afdeling Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023326463-14, gesloten op 3 oktober 2023, inclusief (foto)bijlagen;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2023.
Bewijsmiddelen feit 3:
  • kennisgeving van inbeslagneming, p. 71;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 41-47;
  • de rapporten van het NFI, p. 48-51;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2023.
Feit 1
Aangever verklaart dat hij in het Kronenburgerpark fietste en twee mannen met een Afrikaans uiterlijk aansprak met “He Afrikano’s”. Beide mannen maakten na die opmerking een dreigende indruk op aangever. Eén van de twee mannen (medeverdachte) werd in het gesprek rustiger, de andere man (verdachte) niet. Aangever verklaart dat verdachte vervolgens op hem af kwam lopen en een zwart vuurwapen uit zijn Burberry-tasje pakte. Verdachte bewoog het vuurwapen in de richting van de buik van aangever. Aangever voelde dat verdachte het vuurwapen tegen zijn buik aandrukte. Aangever had doodsangsten en wist niet wat hem overkwam. [8]
Direct na het incident meldt aangever zich bij twee politieagenten, vertelt hen dat hij bedreigd is in het Kronenburgerpark en geeft een signalement van beide mannen. Aangever geeft aan dat het twee Somalische jongens betreft. Eén van de mannen (medeverdachte) zou iets roods dragen, althans iets met rood daarin, en de andere man (verdachte) zou iets lichts dragen. Medeverdachte zou een gemillimeterd kapsel hebben; verdachte korte dreadlocks. Verdachte zou ook een nektasje van het merk Burberry om hebben. [9]
Omstreeks 15.00 uur (minder dan een kwartier na de eerste melding bij de agenten) zien politieagenten twee personen vanuit het Kronenburgerpark hun kant op lopen. Die personen kwamen overeen met het signalement zoals door aangever aan de politie omschreven. Verdachte rent weg van de agenten. Tijdens de achtervolging hoort de agent iets op de grond vallen. Het geluid komt uit de richting waar de verdachte op dat moment rent en het klinkt alsof er iets van metaal op de grond valt. Na ongeveer 100 meter komt verdachte ten val en kan hij staande gehouden worden. De agent loopt dan de route terug waar verdachte heeft gelopen tijdens de achtervolging. Ongeveer halverwege wordt door de agent een revolver op het pad aangetroffen. [10]
Op een video aangetroffen op de Samsung-telefoon van verdachte, gemaakt op 17 juli 2023, om 02.10 uur, is onder andere te zien dat er in de broekband van verdachte een handvat zat. Dit handvat herkende de politieagent als het handvat van de revolver die was aangetroffen in het Kronenburgerpark. [11]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling, zoals door de Officier van Justitie ten laste gelegd, is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een bedreiging door verdachte tegen het leven van aangever gericht. De rechtbank acht de verklaring van aangever, anders dan de verklaring van verdachte, geloofwaardig. Aangever heeft namelijk vanaf het begin consistent verklaard over hetgeen in het park is voorgevallen. Bovendien vindt zijn verklaring steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Zo heeft aangever direct na het incident aan de twee agenten verklaard over het incident en daarbij een specifiek signalement van verdachte en medeverdachte doorgegeven. Op basis van dat signalement zijn verdachte en medeverdachte kort daarna in het Kronenburgerpark aangehouden. Ook de aangifte op het politiebureau is consistent met de verklaring van aangever eerder die avond. Daarnaast komt de beschrijving van het schoudertasje van verdachte overeen met het schoudertasje dat onder verdachte is aangetroffen en heeft verdachte ter zitting uiteindelijk ook bekend dat hij daadwerkelijk een vuurwapen aan aangever heeft getoond. [12] Bovendien verklaren de agenten dat verdachte hen op de fiets is benaderd. [13]
Verdachte heeft over de gebeurtenis op 17 juli 2023 wisselend verklaard. Op het politiebureau kon [14] of wilde [15] verdachte geen verklaring afleggen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij zich alleen de aanhouding kon herinneren. Het wapen dat gevonden was, zou niet van hem zijn geweest. Hij zou ook niets hebben geweten van een bedreiging in het park. Hij zou daar niet bij betrokken zijn geweest. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op enig moment in het Kronenburgerpark door iemand werd aangesproken. Deze persoon, aangever, kwam dreigend op verdachte aflopen en zou zeer beledigende dingen tegen verdachte hebben gezegd. Verdachte verzocht aangever meermaals om weg te gaan, maar hij luisterde niet. Hierop heeft verdachte zijn schoudertasje opengemaakt, zijn vuurwapen aan aangever laten zien en tegen aangever gezegd dat hij hem met rust moest laten. Daarop zou aangever zijn vertrokken. Van een bedreiging van aangever zou geen sprake zijn geweest omdat verdachte het vuurwapen niet uit zijn tasje heeft gehaald, daarmee niet naar aangever is gelopen en het dus ook niet op zijn buik heeft gedrukt. Als dat wel zo zou zijn geweest, zouden zijn vingerafdrukken op het wapen hebben moeten zitten, maar die zijn daarop niet aangetroffen. [16] Gelet op deze wisselende verklaringen gaat de rechtbank niet mee met de door verdachte geschetste gang van zaken.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte niet alleen zijn tasje heeft opengemaakt om het wapen te laten zien, maar dat hij het geladen vuurwapen ook daadwerkelijk uit zijn tasje heeft gehaald, met dit wapen naar aangever is toegelopen en dit wapen tegen de buik van aangever heeft gedrukt. Die bedreiging is van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij aangever daarmee de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich met vorenstaande gedragingen schuldig gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging gericht tegen het leven van aangever. Dat het resultaat van het DNA-onderzoeksmateriaal niet geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek [17] betekent – anders dan door de verdediging naar voren gebracht – niet dat verdachte het wapen kort voor zijn aanhouding niet aangeraakt kan hebben, mede gelet op de omstandigheid dat verdachte op enig moment het vuurwapen heeft verplaatst van zijn broekriem naar het tasje.
Voor het tenlastegelegde medeplegen ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks17 juli 2023 te Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
, en/of met zware mishandeling, door:
- een (vuur)wapen
, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,aan die [slachtoffer] te
tonen en
/of
-
(vervolgens
)met een
(vuur
)wapen
, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer] af te lopen en
/of
-
(vervolgens
)voornoemde
(vuur
)wapen
, althans op een vuurwapen gelijkend
voorwerp,in de richting
van de buik, althans lichaam,van die [slachtoffer] te bewegen
en
/of
-
(vervolgens
)voornoemde
(vuur
)wapen
, althans op een vuurwapen gelijkend
voorwerp,tegen de buik
, althans lichaam,van voornoemde [slachtoffer] te drukken;
2.
hij op
of omstreeks17 juli 2023 te Nijmegen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk/type BBM Olympic 38, kaliber .22 zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistool
en
/of
(daarbij behorende
)munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 3 kogelpatronen van het kaliber .22 lr (zich bevindende in de cilinder van het vuurwapen)
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks17 juli 2023 te Nijmegen, althans in Nederland
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
- 2,39 gram en/of
- 0,12 gram en/of
- 0,26 gram en/of
- 0,20 gram,
in elk geval een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij acht de officier van justitie het van belang (en strafverzwarend) dat het incident plaatsvond tijdens de Nijmeegse Vierdaagsefeesten en dat er als gevolg daarvan veel mensen in de binnenstad van Nijmegen waren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen reden is om een hogere straf aan verdachte op te leggen vanwege een evenement. Het incident vond plaats in een openbaar park, geen afgesloten evenement. Er is geen schrik bij anderen in het park ontstaan en er zijn ook verder geen getuigen van het voorval. Een gevangenisstraf van 10 tot 12 maanden is volgens de raadsvrouw passend.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging met een geladen vuurwapen. Dit heeft bij aangever, blijkens zijn aangifte, een groot gevoel van angst en onveiligheid teweeggebracht. In zijn vlucht is hij met zijn fiets gevallen, als gevolg waarvan hij (naar het zich laat aanzien) licht lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het tonen van het vuurwapen vond bovendien in de openbare ruimte plaats. De rechtbank rekent dit verdachte in strafverzwarende mate aan.
Hoewel het incident plaatsvond tijdens de Nijmeegse Vierdaagsefeesten en het druk was in de stad, vond de bedreiging niet plaats tijdens een (afgesloten) evenement. Het procesdossier geeft ook geen aanleiding om aan te nemen dat er veel mensen aanwezig waren op de plaats waar het voorval zich heeft afgespeeld of dat andere mensen getuige van de bedreiging zijn geweest. De rechtbank zal dit dus niet als (extra) strafverzwarende omstandigheid meenemen bij de beoordeling van de hoogte van de straf.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd bezit van wapens. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Verder heeft verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van harddrugs. Door dit feit heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat het bestaan van dit drugscircuit nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit.
De verdachte heeft niet willen meewerken aan onderzoeken van reclassering en het NIFP. Volgens het NIFP zijn er geen aanwijzingen voor psychiatrische problematiek in de vorm van een psychose of licht verstandelijke beperking. De reclassering kan op basis van de beschikbare informatie niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
Alles overziende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Mede gelet op de Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting komt de rechtbank tot een
gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij, [slachtoffer] , heeft in verband met de bedreiging (feit 1) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 309,60 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 252,50, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard nu de vordering niet door de benadeelde partij (of zijn bewindvoerder) is ondertekend. Daarbij is geen causaal verband aangetoond tussen de bedreiging en de schade en wordt uit de ingediende vordering niet duidelijk of de offerte voor het herstel van de schade aan de fiets is betaald.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schadevergoeding, nu het schadevoegingsformulier niet door hem is ondertekend.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van het onder hem gelegde beslag op twee geldbedragen, zijnde € 225 en € 8, gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 gelast de teruggave van de geldbedragen van 225,00 en 8,00 euro aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023326513, gesloten op 25 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 56.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
6.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 71.
7.Rapporten NFI, 48-51.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
10.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 56.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
14.Proces-verbaal van voorgeleiding na aanhouding, p. 59.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2023.
17.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 53.