ECLI:NL:RBGEL:2023:6179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
05.008836.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 december 2022 in Doetinchem, waar de verdachte, werkzaam als portier in een uitgaansgelegenheid, de aangever met kracht van een trap heeft geduwd. Dit leidde tot een val van de aangever, die met zijn hoofd tegen de stenen vloer terechtkwam en buiten bewustzijn raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na de val, de aangever nog een trap in de rug heeft gegeven en hem vervolgens naar buiten heeft gesleept, terwijl hij in hulpbehoevende toestand verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever heeft aanvaard. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële schade en smartengeld. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van € 3.696,25 aan materiële schade en € 3.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat het handelen van de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft veroorzaakt en dat dergelijk gedrag in de samenleving niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/008836-23
Datum uitspraak : 10 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem, waarnemend voor mr. G.F. Schadd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2022 te Doetinchem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] ,
opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [aangever] (met kracht) van een trap heeft afgeduwd, althans die [aangever]
opzettelijk een duw heeft gegeven terwijl hij zich op een trap bevond ten gevolge
waarvan die [aangever] ten val is gekomen en/of (vervolgens) onder aan die trap terecht
is gekomen en/of
- ( toen voornoemde [aangever] roerloos onderaan die trap lag) voornoemde [aangever] (met
kracht) met geschoeide voet, tegen zijn (onder)rug, althans tegen het lichaam heeft
getrapt
- ( vervolgens) (terwijl die voornoemde [aangever] zich in hulpbehoevende toestand
en/of ogenschijnlijk ogenblikkelijk levensgevaar bevond) voornoemde [aangever] naar
buiten heeft gesleept en/of heeft nagelaten die [aangever] hulp te verlenen of te
verschaffen en/of die [aangever] voor dood heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2022 te Doetinchem, althans in Nederland,
aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, waaronder te weten
in ieder geval een zware hersenschudding en/of gehoorverlies (aan de linkerzijde)
en/of een hoofdwond (ten gevolge waarvan die [aangever] meerdere hechtingen heeft moeten
laten zetten), heeft toegebracht door
- voornoemde [aangever] (met kracht) van een trap af te duwen, althans die [aangever]
opzettelijk een duw te geven terwijl hij zich op een trap bevond ten gevolge waarvan
die [aangever] ten val is gekomen en/of (vervolgens) onder aan die trap terecht is
gekomen en/of
- ( toen voornoemde [aangever] roerloos onderaan die trap lag) voornoemde [aangever] (met
kracht) met geschoeide voet, tegen zijn (onder)rug, althans tegen het lichaam te
trappen
- ( vervolgens) (terwijl die voornoemde [aangever] zich in hulpbehoevende toestand
en/of ogenschijnlijk ogenblikkelijk levensgevaar bevond) voornoemde [aangever] naar
buiten te slepen en/of na te laten die [aangever] hulp te verlenen of te verschaffen en/of
die [aangever] voor dood achter te laten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2022 te Doetinchem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [aangever] (met kracht) van een trap heeft afgeduwd, althans die [aangever]
opzettelijk een duw heeft gegeven terwijl hij zich op een trap bevond ten gevolge
waarvan die [aangever] ten val is gekomen en/of (vervolgens) onder aan die trap terecht
is gekomen en/of
- ( toen voornoemde [aangever] roerloos onderaan die trap lag) voornoemde [aangever] (met
kracht) met geschoeide voet, tegen zijn (onder)rug, althans tegen het lichaam heeft
getrapt
- ( vervolgens) (terwijl die voornoemde [aangever] zich in hulpbehoevende toestand
en/of ogenschijnlijk ogenblikkelijk levensgevaar bevond) voornoemde [aangever] naar
buiten heeft gesleept en/of heeft nagelaten die [aangever] hulp te verlenen of te
verschaffen en/of die [aangever] voor dood heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2022 te Doetinchem, althans in Nederland,
[aangever] heeft mishandeld door
- voornoemde [aangever] (met kracht) van een trap af te duwen, althans die [aangever]
opzettelijk een duw te geven terwijl hij zich op een trap bevond ten gevolge waarvan
die [aangever] ten val is gekomen en/of (vervolgens) onder aan die trap terecht is
gekomen en/of
- ( toen voornoemde [aangever] roerloos onderaan die trap lag) voornoemde [aangever] (met
kracht) met geschoeide voet, tegen zijn (onder)rug, althans tegen het lichaam te
trappen
- ( vervolgens) (terwijl die voornoemde [aangever] zich in hulpbehoevende toestand
en/of ogenschijnlijk ogenblikkelijk levensgevaar bevond) voornoemde [aangever] naar
buiten te slepen en/of na te laten die [aangever] hulp te verlenen of te verschaffen en/of
die [aangever] voor dood achter te laten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 4 december 2022 naar de [bar] in Doetinchem is gegaan, onderdeel van uitgaansgelegenheid [bar] . Hij kwam daar aan om 00.15 uur. Hij kan zich niets meer herinneren van die avond. Aan deze nacht heeft aangever pijn en letsel overgehouden, onder meer een wond aan de linkerkant van zijn hoofd, die gehecht moest worden. [2]
Getuige [getuige 1] , die beneden stond, heeft verklaard dat hij twee mannen op de trap zag, waaronder een portier. [getuige 1] zag dat verdachte de andere man een soort van duw gaf. De man viel daardoor naar beneden. Hij viel – met zijn hoofd als eerst naar beneden – van de trap. Hij kwam met zijn hoofd op de stenen vloer terecht, waarna er gelijk bloed uit zijn hoofd kwam. Bij de val miste het slachtoffer zeker de laatste 10 treden. De portier kwam gelijk daarna naar beneden en gaf hem nog een harde trap in zijn rug. Het slachtoffer was buiten bewustzijn en werd naar buiten gesleept. [getuige 1] wijst van een fotostill van camerabeelden verdachte aan als de portier die hij bedoelt. [3]
Getuige [getuige 2] , die boven bij de trap stond, zag dat verdachte, die hij kent als [verdachte] , woorden had met aangever [aangever] . [aangever] stond op dat moment op de 2e of 3e traptrede van boven. [getuige 2] zag dat verdachte met zijn rechterhand tegen de linkerschouder van [aangever] duwde. Hierdoor kwam [aangever] los van de trap en viel hard achteruit. [getuige 2] zag dat [aangever] naar beneden viel en onderaan de trap tegen de wand aan viel. De duw en de val gingen volgens [getuige 2] erg hard. [getuige 2] ging uit van het ergste en dacht dat aangever dood was. [4]
Getuige [getuige 3] , die beneden stond, heeft verklaard dat hij een man op de trap zag en dat deze man ineens geduwd werd. De man werd met een vlakke hand hard tegen zijn schouder geduwd, viel naar beneden en kwam met zijn hoofd tegen de muur terecht. Dat ging erg hard. [5]
Getuige [getuige 4] , die beneden stond, heeft verklaard dat bij de trap naar boven een soort muurtje zit, na de eerste draai onderaan. [getuige 4] hoorde een harde klap tegen die muur en zag vlak daarna een persoon op de grond vallen die op zijn achterhoofd terechtkwam. Qua geluid leek het alsof de persoon vloog. Er verscheen een plas bloed onder zijn achterhoofd. De persoon had zijn ogen dicht en bewoog niet. Ongeveer vijf seconden nadat de persoon op de grond terechtkwam, kwam de beveiliger naar beneden gestormd. Getuige zag dat de beveiliger de persoon die op de grond lag met volle kracht trapte. Getuige omschrijft het als een doelman die een bal uittrapt in het voetbal. Hij kent de beveiliger als [verdachte] en herkent hem van een fotostill van camerabeelden. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond als beveiliger aan het werk was in [bar] en dat [aangever] al de hele avond dronken en vervelend was. Verdachte wilde hem de zaak uitwerken. [aangever] stond op de trap, vanaf boven gezien 4 of 5 treden naar beneden. Verdachte denkt dat [aangever] 14 tot 15 treden naar beneden is gevallen. Eenmaal beneden zag verdachte dat [aangever] niet meer op kon staan en dat er bloed rondom zijn hoofd lag. Verdachte heeft [aangever] toen een trap tegen zijn onderrug gegeven en heeft hem naar buiten gesleept. Verdachte is toen zelf weer naar binnen gegaan. [7]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 4 december 2022 in Doetinchem [aangever] bovenaan een trap met kracht heeft geduwd, waardoor [aangever] naar beneden is gevallen en onderaan de trap terecht is gekomen, buiten bewustzijn was, waarna verdachte hem met kracht heeft getrapt tegen zijn onderrug en hem vervolgens, terwijl hij in hulpbehoevende toestand was, naar buiten heeft gesleept en hem daar achter heeft gelaten.
Het door de verdachte geopperde alternatieve scenario dat hij aangever niet heeft geduwd, maar dat hij is uitgegleden, daardoor in disbalans raakte en dat hij aangever toen heeft geraakt, waarna aangever ten val is gekomen, is niet aannemelijk geworden. Het is slechts bij een suggestie van verdachte gebleven en in het dossier zijn voor die lezing geen aanknopingspunten te vinden. Integendeel zelfs, in spraakberichten aan zijn zus, de volgende dag, heeft verdachte het erover dat hij hem van de trap trapte. [8] Verdachte heeft het kort na de gebeurtenis dus op geen enkele manier over iets dat op een ongeluk, uitglijden of disbalans lijkt. Bovendien hebben meerdere getuigen verklaard dat zij gezien hebben dat verdachte aangever een duw heeft gegeven. Daarnaast is het opgefokte gedrag van verdachte direct voor de bewuste duw te zien op de ter terechtzitting getoonde beelden: verdachte maakt een aantal schoppende bewegingen richting het trapgat en hij geeft iemand die hem aanspreekt een krachtige duw waardoor diegene ten val komt (op een andere trap). Ook die beelden geven geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van verdachtes alternatieve scenario. De rechtbank schuift de alternatieve lezing van verdachte gelet op het voorgaande terzijde.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever. Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot doodslag moet worden beoordeeld of verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om [aangever] te doden. Daarvoor zijn de aard van de gedraging, de uiterlijke verschijningsvorm en de algemene ervaringsregels van belang.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte aangever heeft geduwd, getrapt en weggesleept met als vooropgezet doel om hem te doden. Toch kan (voorwaardelijk) opzet op de dood bewezen worden geacht als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. Of in een concreet geval een aanmerkelijke kans bestaat op het ontstaan van dodelijk letsel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt als volgt. Getuigen hebben verklaard over het horen van maar één klap, dat het leek alsof aangever vloog en over het feit dat aangever tijdens zijn val wel tien treden oversloeg. Op de beelden die ter terechtzitting zijn getoond, is de vaart te zien waarmee aangever onderaan de trap op de stenen vloer terechtkwam. Op basis van deze feiten lijkt het er sterk op dat verdachte een vrije val heeft gemaakt en het eerste contactmoment de muur beneden aan de trap bij de tweede knik, dicht bij de grond, is geweest. Deze veroorzaakte waarschijnlijk de klap. Het tweede contactmoment is vervolgens de granieten vloer onder aan de trap en de muur van de hal. Het onder deze specifieke omstandigheden met kracht duwen tegen het bovenlijf van iemand die met zijn rug naar het trapgat staat en die dus achterwaarts, met zijn hoofd als eerste, een trap van ten minste 14 treden af valt, waaronder zich een granieten vloer bevindt, roept op zichzelf al de aanmerkelijke kans in het leven dat iemand als gevolg daarvan zal komen te overlijden. Daarbij heeft de rechtbank ook het feit betrokken dat verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [aangever] dronken was, en het een feit van algemene bekendheid is dat als iemand dronken is hij onvaster ter been is en dus ook minder goed in staat is zichzelf op te vangen. Bovendien kende verdachte de situatie ter plaatse goed omdat hij daar al geruime tijd als portier werkte en wist hij dus dat er beneden een granieten vloer was.
Door het slachtoffer vervolgens nog een krachtige trap in zijn rug te geven en hem te verslepen, terwijl hij bewusteloos en met een hoofdwond in een onnatuurlijke houding en in een plas bloed lag, heeft verdachte bewust het risico vergroot dat dat de gevolgen nog erger zouden uitpakken voor het slachtoffer door bijvoorbeeld nek- of hoofdletsel of inwendige bloedingen al dan niet in het hoofd.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de gedragingen van verdachte in hun onderlinge samenhang naar de uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [aangever] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Het feit dat er ook nog een glas zou zijn gegooid die mogelijk het hoofdletsel zou hebben veroorzaakt, maakt het oordeel dat sprake is van poging tot doodslag door verdachte niet anders. De hoofdwond bevond zich immers aan de linkerkant van het hoofd van aangever en zoals te zien op de ter terechtzitting getoonde beelden lag hij onderaan de trap op de linkerkant van zijn hoofd. Verder kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat het glas het slachtoffer daadwerkelijk (op het hoofd) heeft geraakt.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks4 december 2022 te Doetinchem,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] ,
opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [aangever]
(met kracht
)van een trap heeft afgeduwd,
althans die [aangever]
opzettelijk een duw heeft gegeven terwijl hij zich op een trap bevondten gevolge
waarvan die [aangever] ten val is gekomen en
/of (vervolgens
)onder aan die trap terecht
is gekomen en
/of
-
(toen voornoemde [aangever] roerloos onderaan die trap lag
)voornoemde [aangever]
(met
kracht
)met geschoeide voet, tegen zijn (onder)rug
, althans tegen het lichaamheeft
getrapt
-
(vervolgens
) (terwijl die voornoemde [aangever] zich in hulpbehoevende toestand
en/of ogenschijnlijk ogenblikkelijk levensgevaarbevond
)voornoemde [aangever] naar
buiten heeft gesleept en
/ofheeft nagelaten die [aangever] hulp te verlenen of te
verschaffen
en/of die [aangever] voor dood heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke straf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op 4 december 2022 in club [bar] in Doetinchem. Verdachte was er werkzaam als portier en heeft het slachtoffer van een trap geduwd, hem vervolgens – terwijl het slachtoffer al buiten bewustzijn was en er een plas bloed bij zijn hoofd lag – in zijn rug getrapt en hem daarna versleept. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Dat het slachtoffer als gevolg hiervan niet om het leven is gekomen is een gelukkige omstandigheid die op geen enkele manier aan het handelen van verdachte is te danken. De ter plaatse gekomen politieagenten dachten in eerste instantie bij aanblik van het slachtoffer zelfs dat hij was overleden.
Niet alleen heeft verdachte het slachtoffer pijn en letsel bezorgd, ook leert de ervaring dat slachtoffers van een dergelijk feit nog lang de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat is in deze zaak ook het geval. Het handelen van de verdachte heeft een grote impact op het slachtoffer gehad, zoals onder meer blijkt uit de onderbouwing van de vordering benadeelde partij. Het slachtoffer kon zich na de bewuste avond niets meer herinneren van het voorval; pas na het zien van de beelden realiseerde hij zich wat er gebeurd was en dat hij misschien dood had kunnen zijn. Ook wordt hij door het blijvende litteken op zijn hoofd steeds weer herinnerd aan het voorval, onder meer omdat mensen vragen hoe hij aan dit litteken komt. Door een dergelijk in het openbaar, in een uitgaansgelegenheid met veel publiek, gepleegd feit worden bovendien algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt.
Van verdachte, werkzaam als portier in een uitgaansgelegenheid, mocht worden verwacht dat hij als professional de-escalerend optreedt. In plaats daarvan heeft verdachte deze bewuste avond het omgekeerde gedaan en de confrontatie juist opgezocht. Dat aangever volgens verdachte nare dingen zou hebben gezegd, rechtvaardigt zijn handelen op geen enkele manier. Daarnaast heeft hij na de val van de trap, in plaats van eerste hulp te verlenen volgens de hiervoor geldende voorschriften, die hij als beveiliger geacht wordt te kennen, het slachtoffer een trap na gegeven en hem naar buiten gesleept. Dit maakt het gedrag van verdachte extra kwalijk en onacceptabel.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2023, waaruit volgt dat verdachte geen recente documentatie wat misdrijven betreft heeft. Daaruit volgt evenwel ook dat verdachte verder in het verleden (2008/2009) is veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 april 2023. Daaruit volgt dat de oorzaak van het delictgedrag van verdachte is gelegen in een overbeschermende houding. Deze houding uit zich in een sterke betrokkenheid bij het leven en het welzijn van zijn naasten en een sterke behoefte hen te beschermen tegen mogelijke bedreigingen. Deze houding kan leiden tot een verkeerde inschatting van situaties en tot ongepland agressief gedrag met vergaande consequenties voor anderen, hemzelf en zijn naasten. De reclassering heeft het idee dat verdachte dit ook onderkent en de wil heeft om hier iets aan te veranderen. Onderzoek wijst uit dat het aanleren van nieuw gedrag in de eigen omgeving het snelst en effectiefst werkt. Hierdoor acht de reclassering een training of therapie vooralsnog niet geïndiceerd. Verdachte lijkt zijn leven verder op orde te hebben. Hij heeft werk en een gezin. Het algemene risico op recidive wordt als laag ingeschat en de kans op gewelddadige recidive als laag gemiddeld. De reclassering concludeert dat verdere interventies of toezicht niet geïndiceerd zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor langere duur met zich brengt.
De rechtbank heeft echter ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken en zoals die uit het reclasseringsrapport volgen. De rechtbank ziet in die persoonlijke omstandigheden aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijke gedeelte is in deze zaak dus niet zozeer bedoeld om verdachte te weerhouden van het plegen van toekomstige feiten, maar in verband met het belang van normhandhaving benadrukt het dat bij dergelijke feiten slechts een langdurige vrijheidsstraf passend is.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend. De rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaar.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 9.771,20 aan materiële schade en
€ 4.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient te worden gematigd. Verder heeft de raadsman verzocht te bepalen dat de benadeelde partij de post die ziet op de inkomensderving bij de civiele rechter moet indienen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten ‘eigen risico zorgverzekering 2022’ (€ 385,00) en ‘kosten accountant ten behoeve van berekening en verklaring inkomstenderving’ (€ 217,25) niet dan wel onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 8.840,00 aan verlies aan arbeidsvermogen overweegt de rechtbank als volgt. Tussen 4 december 2022 en 22 december 2022 heeft benadeelde als gevolg van het tenlastegelegde niet kunnen werken. Dat zijn 18 dagen. Op 23 december is aangever naar de huisarts gegaan en toen bleek dat sprake was van een slijmbeursontsteking. Uit de stukken van de huisarts volgt dat verdachte als dakdekker bekend is met knieklachten en een slijmbeursontsteking vaak ontstaat bij mensen die veel op hun knie zitten. Uit de stukken blijkt onvoldoende dat de slijmbeursontsteking een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank zal overgaan tot een toewijzing van het bedrag over de periode van 4 december tot 22 december 2022. Gelet op het door de accountant berekende gemiddelde netto weekinkomen van € 1.105,00 komt dat uit op een bedrag van € 3.094,00.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering (voor wat betreft de factuur van de accountant, het eigen risico over 2022 en een deel van de inkomensderving tot een hoogte van (385+217,25+3094 =) € 3.696,25 kan worden toegewezen.
Wat betreft de gevorderde vergoeding voor de kleding overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij gelet daarop niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezenverklaarde heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 3.000,00 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 4 december 2022 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 1 jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezen verklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 3.696,25 (drieduizend zeshonderd zesennegentig euro en vijfentwintig cent) aan materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 6.696,25 (zesduizend zeshonderd zesennegentig euro en vijfentwintig cent) aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 68 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders, als voorzitter, en mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, als rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2023.
Mr. A. de Gooijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022564041, gesloten op 23 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 44-45.
3.Processen-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 71 en 73-75.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 86-87.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 136.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 123-124.
7.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 27 oktober 2023.
8.Proces-verbaal bevindingen, p. 274-275.