ECLI:NL:RBGEL:2023:6178

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
05/319306-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De verdachte was op 6 december 2022 in Tiel aangehouden, waarbij in zijn voertuig een tas met daarin 2014,64 gram amfetamine werd aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij voor 50 euro de tas van A naar B moest brengen, maar dat hij een vermoeden had dat er amfetamine in zat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het aanwezig hebben van de drugs, omdat hij wetenschap had van de inhoud van de tas. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf met een taakstraf. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte en het reclasseringsrapport. Ondanks de grote hoeveelheid harddrugs die de verdachte bij zich had, besloot de rechtbank om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in combinatie met een taakstraf van 120 uren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De uitspraak benadrukt de noodzaak om harddrugscriminaliteit aan te pakken, maar biedt de verdachte ook de kans om zijn leven op orde te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/319306-22
Datum uitspraak : 6 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] .
Raadsman: mr. A.C. Vingerling, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 december 2022 te Tiel opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1000,29 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal Bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
- ongeveer 1014,35 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, (telkens) een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 december 2022 is het voertuig met kenteken [kenteken] in Tiel staande gehouden. De bestuurder was niet de eigenaar van de auto, maar verdachte. [2] In het voertuig werd op de grond bij de bijrijdersstoel van de auto een bigshopper van de Aldi aangetroffen met daarin een Albert Heijn tas en twee plastic pakketten. [3] De inhoud van de twee plastic pakketten bedroeg in totaal 2014,64 gram amfetamine. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, in ieder geval op basis van voorwaardelijk opzet.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank constateert op basis van de vaststaande feiten dat verdachte is aangehouden in Tiel met in de auto een tas met daarin 2014,64 gram amfetamine.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte de aangetroffen amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is op 9 december 2022 gehoord door de rechter-commissaris, waarbij hij het volgende heeft verklaard: “
Ik dacht dat er amfetamine in de tas [zat] omdat die jongen in de amfetamine zit”. [5]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij vijftig euro kreeg om de tas van A naar B te brengen. Dit is hem via via door iemand bij een coffeeshop gevraagd. Ook heeft hij verklaard dat het voor hem al verkeerd aanvoelde, voor hij de plastictas had aangepakt. Hij heeft in de tas gekeken, heeft er snel aan gevoeld en hij dacht dat het amfetamine was, omdat het er op leek. [6]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat nu verdachte wetenschap had van de inhoud de aangetroffen plastic tas, hij daarmee opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de in de plastic tas aangetroffen amfetamine.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2014,64 gram amfetamine.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 december 2022 te Tiel opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1000,29 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal Bevattende amfetamine, zijnde amfetamineen
/of
- ongeveer 1014,35 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, (telkens
)een middel
/middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 13 oktober 2023 zijn geadviseerd, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De officier van justitie verzoekt teruggave van de inbeslaggenomen mobiele telefoon aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, gelet op de persoon van verdachte en zijn rol ten aanzien van het delict, aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een taakstraf moet worden opgelegd. Verdachte heeft dan een stok achter de deur om te voorkomen dat hij in oud gedrag vervalt. Met deze straf kan meer worden bereikt, dan wanneer aan verdachte een gedeelte van de gevangenisstraf onvoorwaardelijk wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs. Handel in, vervoer en bezit van harddrugs moeten krachtig worden bestreden, omdat het gebruik daarvan kan leiden tot verslaving en schade oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien veroorzaakt de criminaliteit die met de handel in en het gebruik van harddrugs gepaard gaat veel schade en overlast voor de samenleving. Het vervoeren van een dergelijke hoeveelheid harddrugs draagt bij aan al deze gevolgen.
Alhoewel verdachte eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, is hij nooit eerder veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. De rechtbank zal daarmee ten voordele van verdachte rekening houden.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 13 oktober 2023. Uit deze rapportage volgt dat de reclassering zorgen heeft ten aanzien van meerdere leefgebieden. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, er zijn financiële problemen, vermoedens van middelengebruik en verdachte heeft geen dagbesteding. Verdachte omringt zich met name door mensen uit het gebruikerscircuit en hij laat zich gemakkelijk door hen beïnvloeden. De familiecontacten zijn daarentegen een beschermende factor. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Zij adviseren aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden. Ingeschat wordt dat een traject met een lange adem nodig is om de motivatie bij verdachte te laten groeien, daar hij niet de verantwoordelijkheid neemt om zijn leven op de rit te krijgen en hij zich moeilijk staande kan houden.
Gelet op de grote hoeveelheid harddrugs die verdachte voorhanden heeft gehad, ligt een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede. Toch ziet de rechtbank in dit gevalaanleiding om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, in combinatie met een forse taakstraf. Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat zij mogelijkheden zien om met verdachte aan de slag te gaan binnen het kader van een reclasseringstoezicht. De rechtbank wil verdachte deze kans geven, waarbij hem de mogelijkheid wordt geboden om zijn leven op orde te krijgen. Een forse stok achter de deur wordt van belang geacht, gelet op de door de reclassering beschreven bagatelliserende houding van betrokkene en de twijfels over zijn motivatie.
Alles overziend, zal de rechtbank dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 maanden, maar deze geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering in het rapport van 13 oktober 2023 zijn geformuleerd. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarbij iedere dag wordt gewaardeerd op twee uur taakstraf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Utrechtsestraat 47, 6811 LT Arnhem. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of COVA+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- verdachte zich laat behandelen door Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- verdachte verblijft bij Stichting Moria of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra plaatsing mogelijk is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de teruggave van de mobiele telefoon aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. G.L.C van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2023.
mr. G.L.C. van den Bosch is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022569288, gesloten op 3 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 222 t/m 229, rapport NFiDENT d.d. 5 januari 2023, p. 230 en 231.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 9 december 2022.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 23 oktober 2023.