ECLI:NL:RBGEL:2023:6157

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
05.082059.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van masseuse met dwang en geweld in Arnhem

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 oktober 2022, waarbij de verdachte, tijdens een massage, de aangeefster dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank nam daarbij ook de verklaringen van getuigen en verbalisanten in overweging, die de emotionele toestand van de aangeefster kort na het incident bevestigden. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet overtuigend. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, waarbij hij misbruik had gemaakt van zijn fysieke overwicht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 4.000,- aan smartengeld aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/082059-23
Datum uitspraak : 9 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Arnhem,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[aangeefster] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster] ,
te weten door
- zijn vingers in de vagina van die [aangeefster] te brengen en/of
- zijn penis vast te houden en/of richting de vagina van die [aangeefster] te brengen
en/of in de vagina van die [aangeefster] proberen te brengen,
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- die [aangeefster] bij haar keel/hals heeft vastgehouden en/of
- die [aangeefster] op/tegen een bed/massagetafel heeft gedrukt en/of haar
(hierdoor) heeft belet om weg te gaan en/of
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat zij stil/zachtjes moest doen, althans
woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- de legging en onderbroek van die [aangeefster] uit heeft getrokken en/of
- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en/of die
[aangeefster] hiermee heeft overrompeld en/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [aangeefster] en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [aangeefster]
en/of
- ( hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie heeft gecreëerd
dat die [aangeefster] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of
durfde te onttrekken;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht de zaak aan te houden om de vriend van cliënt, die met hem naar de massagesalon ging en met hem vertrok, als getuige te horen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 27 oktober 2022 heeft [aangeefster] aangifte gedaan en het volgende verklaard. Zij werkte sinds kort bij massagesalon “ [salon] ” te Arnhem. Op 16 oktober 2023 masseerde zij verdachte en zij voerden een gesprek. Hij lag op zijn buik en na de massage ging hij op zijn rug liggen. [aangeefster] legde de handdoek van zijn borst tot aan zijn knie. Ze deed hetzelfde als massage en toen gaf ze aan dat de massage bijna afgelopen was. Het was nog bijna tien minuten. [aangeefster] was bezig met zijn bovenbeen te masseren. Hij probeerde zijn handdoek omhoog te trekken. Zij verstond hem niet zo goed door de taal, maar begreep dat zij iets moest doen met hem. [aangeefster] begreep dat hij zei dat hij gewoon geld had, zodat zij betaald zou worden om iets te doen met hem. Het ging om iets van trekken of zo. Hij zei elke keer “
extra, extra”. [aangeefster] begreep dat hij iets met seks wilde en zij zei elke keer “
nee”. Ze snapte hem ook niet zo goed, maar hij zei: “
ik heb geld, ik heb geld”. Toen ging hij haar aanraken bij haar vagina. Hij deed zijn hand voor haar vrouwelijke lichaam en probeerde in haar onderbroek te komen. Ze begonnen te vechten en hij probeerde op haar te liggen. Hij deed zijn hand op haar keel en zij mocht niet opstaan. Hij zei dat ze zachtjes moest praten. De klant wilde niet stoppen. [aangeefster] had een legging en een onderbroek aan en die deed hij naar beneden. Toen deed hij zijn vinger in haar vagina. Hij zei dat hij geld had om te betalen en vroeg hoeveel ze wilde hebben. De klant deed zijn piemel naar buiten en probeerde seks met haar te hebben. Hij had geen onderbroek aan en hij pakte zijn piemel vast en deed deze omhoog. Toen zei hij: “
ik doe niks, ik doe niks”, maar op dat moment was zijn piemel al bijna bij haar naar binnen. [aangeefster] durfde niet zo hard te schreeuwen. Op dat moment was zijn hand op haar keel en ze was bang. Zij probeerde te vechten en duwde hem weg bij zijn borsten. Hij was zo boos en zei dat hij de politie zou bellen. Toen pakte zij haar kleren en probeerde hij het geld te pakken. Zij probeerde toen naar buiten te rennen. Na het incident ging [aangeefster] naar de wc om haar kleding goed te doen. Zij heeft een vochtige tissue gepakt om zich schoon te maken. Daarna liep ze naar de keuken, waar een andere collega zat. Op dat moment moest [aangeefster] huilen en vroeg of ze haar wilde helpen, omdat de klant haar wilde verkrachten. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 16 oktober 2022 naar de massagesalon [salon] is gegaan en daar een massage heeft gehad. Hij heeft verklaard dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en de masseuse. [3] Verdachte heeft ontkend dat sprake was van dwang. De seksuele handelingen zouden vrijwillig en tegen betaling van een extra bedrag hebben plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [aangeefster] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en dus voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de aangifte van [aangeefster] consistent is met haar verklaring afgelegd tijdens het informatieve gesprek. Op kernpunten zijn deze eensluidend. De aangifte is daarnaast gedetailleerd over de plaats waar het zich afspeelde, wat de handelingen van verdachte en haarzelf waren en wat er over en weer is gezegd. Van belang is verder dat zij haar eerste verklaring tijdens het informatief gesprek zeden slechts enkele uren na het incident heeft afgelegd. Dit maakt die verklaring authentiek. Het voorgaande maakt dat de rechtbank de verklaring van [aangeefster] betrouwbaar vindt en bruikbaar voor het bewijs. Het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd kan, gelet op het bepaalde in artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Volgens de Hoge Raad betekent de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 Sv in zedenzaken, waarin het in de kern vaak gaat om het woord van aangever tegen dat van de verdachte, niet dat vereist is dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Het steunbewijs dient verder op relevante wijze in verband te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van artikel 342, lid 2, Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal dus moeten beoordelen of de verklaringen van [aangeefster] in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarbij is niet vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging steun vindt in meerdere bewijsmiddelen.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij door [aangeefster]
(de rechtbank begrijpt dat dit aangeefster [aangeefster] betreft)werd gebeld tussen 18:00 en 19:00 uur. Zij denkt dat dit op 16 oktober 2022 was. [aangeefster] zei telefonisch: “
ik ben verkracht, kom naar mij toe alsjeblieft” en ze huilde. [getuige] heeft verklaard tien minuten later bij de salon te zijn aangekomen. Zij zag [aangeefster] toen huilen in de keuken. [aangeefster] vertelde aan [getuige] dat een klant had geprobeerd om haar te verkrachten. [getuige] verstond haar eerst niet, omdat ze huilde. Nadat [getuige] ’s stiefvader de politie had gebeld en ze zaten te wachten, trilde [aangeefster] helemaal en hield ze [getuige] ’s handen vast. Zij vertelde dat de man een vinger in haar geslachtsdeel heeft gedaan. Verder begon [aangeefster] pas te praten toen de politie er was. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat zij ter plaatse kwamen bij de [adres 2] in Arnhem. Hier troffen zij [aangeefster] aan. De verbalisanten verklaarden dat zij zichtbaar ontdaan was door het gebeuren. [aangeefster] verklaarde tegenover de verbalisanten dat de man tijdens het masseren vriendelijk zou zijn geweest, maar dat hij tegen het einde van de massage vervelend werd. Hij zou wat meer van haar willen dan andersom. De man werd agressief en tilde haar op en gooide haar op de massagetafel. De man greep haar naar haar keel om haar stil te doen houden. De man had haar vastgepakt en haar broek/legging omlaag gedaan. [aangeefster] wilde dit niet en probeerde haar broek weer omhoog te doen. Ze mocht van de man geen geluid maken. [aangeefster] voelde dat de man met zijn vingers haar vagina binnendrong. Daarna probeerde de man zijn penis in haar vagina te drukken. Dit zou echter niet gelukt zijn. [aangeefster] zou zich hierna schoon hebben gemaakt met vochtige papiertjes. [5]
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [aangeefster] steun vinden in de waargenomen emoties door [getuige] en de twee verbalisanten. Omstreeks 18:30 uur heeft het incident plaatsgevonden en [getuige] is tussen 18:00 en 19:00 uur gebeld. Dit telefoongesprek, waarin zij [aangeefster] hoorde huilen en het huilend aantreffen van [aangeefster] zo’n tien minuten later, moet zeer kort na dit incident zijn geweest. De verbalisanten kregen om 19:35 uur opdracht om naar de massagesalon te gaan en troffen [aangeefster] daar zichtbaar ontdaan aan. Ook dit is zeer kort na het incident geweest.
Het dossier bevat geen concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat deze door de verbalisanten en [getuige] waargenomen emotie zich laat verklaren door een andere oorzaak dan de door [aangeefster] beschreven gebeurtenissen.
Verder vindt de aangifte, voor zover daarin verklaard wordt dat verdachte met zijn vingers in de vagina van aangeefster is binnengedrongen, steun in de resultaten van het DNA onderzoek [6] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario dat sprake zou zijn van wederzijdse instemming met deze handelingen is gebaseerd op de verklaring van verdachte ter terechtzitting. De rechtbank vindt deze verklaring daarentegen innerlijk niet consistent en daarmee niet overtuigend. Zo heeft de verdachte desgevraagd stellig verklaard dat hij de massagesalon bezocht met uitsluitend de bedoeling om gemasseerd te worden, zonder enige seksuele bijbedoelingen. Tegelijkertijd heeft de verdediging ter zitting aangevoerd dat [salon] een verkapt bordeel zou zijn en dat iedereen daar met slechts één doel, seks zo begrijpt de rechtbank, naar toe gaat. Verder heeft verdachte verklaard dat hij eerst zou zijn afgetrokken en daarna nog vaginale seks met aangeefster wilde hebben. Hij meende daar recht op te hebben nu hij de overeengekomen prijs voor de “extra” diensten reeds contant had betaald. Desgevraagd verklaarde verdachte dat hij was klaargekomen bij het aftrekken. De vraag waarom hij daarna nog steeds vaginale seks met aangeefster wilde kon hij niet, althans niet overtuigend, beantwoorden.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat kan worden uitgegaan van de verklaringen van [aangeefster] en dat verdachte de handelingen heeft verricht zoals beschreven in de tenlastelegging. Het onverhoeds brengen van de vingers in de vagina van [aangeefster] levert zonder meer op het seksueel binnendringen van haar lichaam. Daarbij was - anders dan de verdediging stelt - sprake van dwang, nu verdachte meermaals voorbij ging aan de (verbale en non-verbale) signalen van verzet van [aangeefster] .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [aangeefster] .
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek
De raadsman heeft bij pleidooi het voorwaardelijke verzoek gedaan om, als de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, de vriend van cliënt, die met hem naar de massagesalon ging en met hem vertrok, als getuige te horen.
Gelet op het moment waarop het verzoek door de raadsman is gedaan, zal de rechtbank dit verzoek beoordelen aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. De verdediging heeft de noodzaak voor de te horen getuige niet onderbouwd, anders dan met de stelling dat hij “een belangrijke getuige” is en direct na het feit aanwezig was. Daarmee is de noodzaak voor het horen van deze getuige niet, in ieder geval onvoldoende, gegeven.
De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks16 oktober 2022 te Arnhem,
door geweld
of een andere feitelijkheiden
/of bedreiging met geweld ofeen andere
feitelijkheid,
[aangeefster] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster] ,
te weten door
- zijn vinger
sin de vagina van die [aangeefster] te brengen en
/of
- zijn penis vast te houden en/of richting de vagina van die [aangeefster] te brengen
en
/ofin de vagina van die [aangeefster] proberen te brengen,
waarbij dat geweld en
/ofdie andere feitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheider in
heeft/hebben bestaan dat verdachte
- die [aangeefster] bij haar keel
/halsheeft vastgehouden en
/of
- die [aangeefster] op
/tegeneen bed/
massagetafelheeft gedrukt en
/ofhaar
(hierdoor
)heeft belet om weg te gaan en
/of
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd dat zij stil/zachtjes moest doen
, althans
woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- de legging en onderbroek van die [aangeefster] uit heeft getrokken en
/of
- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en
/ofdie
[aangeefster] hiermee heeft overrompeld en
/of
-
(hierbij
)voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [aangeefster] en
/of
-
(hierbij
)misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [aangeefster]
en
/of
-
(hierdoor
)een zodanig bedreigende en
/ofbeangstigende situatie heeft gecreëerd
dat die [aangeefster] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en
/of
durfde te onttrekken;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het feit:
Verkrachting.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname) te worden verbonden. Tevens is de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [aangeefster] . Hij heeft haar, terwijl zij hem in de uitoefening van haar werk masseerde, gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Zo heeft hij haar op bed gegooid, bij haar keel vastgepakt en zijn vinger in haar vagina gebracht. Ook heeft hij geprobeerd zijn penis in haar vagina te brengen. Verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van [aangeefster] . Zij moet zich enorm machteloos en angstig hebben gevoeld. De rechtbank meent dan ook dat sprake is van een zeer ernstig feit en rekent dit verdachte zwaar aan.
Feiten zoals deze hebben bij slachtoffers veelal psychische klachten tot gevolg waarvan zij lang last kunnen blijven houden. In het geval van [aangeefster] is de rechtbank gebleken dat zij psychologische ondersteuning voor zichzelf heeft ingeschakeld. Door de taalbarrière is deze hulp echter nog niet goed op gang gekomen. Wel is het de rechtbank duidelijk dat de verkrachting een enorme impact heeft gehad op [aangeefster] en dat zij met de gevolgen daarvan nog altijd hevig worstelt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 24 oktober 2023. Hij heeft naar eigen zeggen een stabiel leven, maar de positieve factoren hebben niet weten te voorkomen dat hij de verkrachting heeft begaan. De kans op herhaling kan niet worden ingeschat omdat verdachte de verkrachting ontkent. Bij een veroordeling is meer onderzoek noodzakelijk om vast te kunnen stellen of sprake is van psychische en/of persoonlijkheidsproblematiek. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname). Tevens wordt geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Uit het strafblad van verdachte blijkt verder dat hij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank passend een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank de voorwaarden zoals hiervoor benoemd. De voorwaardelijke gevangenisstraf strekt ertoe zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal begaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft echter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, zonder adequate behandeling, weer een dergelijk misdrijf zal begaan. De reclassering heeft het risico op herhaling niet kunnen inschatten en er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zich na dit strafbare feit opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf. Daarom zal de rechtbank niet de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de opgelegde voorwaarden bevelen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangeefster] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter onderbouwing van de vordering naar voren is gebracht, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon is aangetast. Benadeelde heeft psychologische ondersteuning voor zichzelf ingeschakeld. Nog afgezien van mogelijk geestelijk letsel, brengen de aard en de ernst van de bewezenverklaarde verkrachting naar het oordeel van de rechtbank mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen dat van een aantasting in de persoon kan worden gesproken. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 4.000,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijk rechter voorleggen.
Verdachte is over het toegewezen bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 16 oktober 2022.
De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van de zwarte broek en de lila onderbroek aan de rechthebbende gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie (3) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op de Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem. Hierna moet hij zich blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, afname van de SCIL en/of urinecontroles;
  • indien de reclassering het nodig acht, wordt verplicht om zich te laten onderzoeken en zo nodig te late behandelen en/of te begeleiden door een forensisch psychiatrisch polikliniek die ambulante forensische zorg biedt, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Ook wanneer dit inhoudt dat hij moet deelnemen aan een psychologisch onderzoek.
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 4.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [aangeefster] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangeefster] , een bedrag te betalen van € 4.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 50 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing ten aanzien van het beslag
 gelast de teruggave van de zwarte broek en de lila onderbroek aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer (voorzitter), mr. A. Bonder en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 november 2023.
Mr. P. Verkroost en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022480071, gesloten op 15 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , p. 38-41.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2023.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 58-59.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 62-63.
6.Herzien rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, p. 123-125.