ECLI:NL:RBGEL:2023:6130

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
05/314765-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor aanranding

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 oktober 2022 in Nijmegen, waar de verdachte een vrouw benaderde en haar op een ongepaste manier aanraakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw heeft omhelsd, gekust en betast, terwijl zij zich in een kwetsbare toestand bevond. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, terwijl de verdachte zijn handelen als een onschuldige versierpoging beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen de vrouw dwong tot het dulden van ontuchtige handelingen, wat leidde tot een bewezenverklaring van de aanranding. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële schade en smartengeld. De rechtbank benadrukte de ernst van de aanranding en de gevolgen voor het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/314765-22
Datum uitspraak : 3 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] , wonende aan het [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld
en/of met één of meer andere feitelijkheden,
een persoon, te weten [benadeelde] heeft gedwongen tot het dulden van één of
meer ontuchtige handelingen, door
over en/of onder de kleding over de borsten en/of de buik van die [benadeelde] te
wrijven, althans de borsten en/of de buik van die [benadeelde] te betasten en/of
die [benadeelde] eenmaal of meerdere malen op de wang en/of op de mond, althans
in het gezicht te kussen/zoenen,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft bestaan dat
verdachte
- die [benadeelde] op straat heeft benaderd en/of heeft aangesproken en/of
- die [benadeelde] eenmaal of meerdere malen vanaf de voorzijde en/of vanaf
de achterzijde heeft omhelsd en/of vastgepakt en/of
- die [benadeelde] bij de pols(en) heeft vastgepakt en haar heeft belet weg
te fietsen en/of
- die [benadeelde] naar zich heeft toegetrokken en/of zichzelf tegen die
[benadeelde] heeft aangedrukt en/of
- die [benadeelde] heeft meegetrokken in de richting van een parkeerplaats
en/of
- voornoemde ontuchtige handelingen op onverhoedse wijze heeft verricht;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van verdachte
Verdachte stelt dat zijn handelen een versierpoging was en hij niets fout heeft gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft het volgende verklaard.
Zij was op 16 oktober 2022 tussen 2.30 en 3.00 uur in Nijmegen op de Sionsweg bij de kruising met de Panovenlaan. Zij was met de fiets, maar was gaan lopen omdat ze in een dissociatie was geraakt. Op een gegeven moment kwam er een auto langs gereden die keerde. De bestuurder stelde haar vragen en bood aan haar naar huis te brengen. Hij stapte uit en kwam heel dichtbij. Aangeefster stond als een standbeeld. De man zoende haar op de mond, en betastte aangeefster aan haar rug, buik, borsten en gezicht. Hij drukte zich tegen aangeefster aan, zei daarbij dat ze lekker was en niet bang hoefde te zijn.
Aangeefster zei vervolgens dat ze naar huis ging. Daarop pakte de man haar polsen vast en leidde haar naar de parkeerplaats waar zijn auto stond. Toen verdachte zijn auto ging verzetten verstopte aangeefster zich, waarna de man naar haar bleef roepen. [2]
Van deze gebeurtenis zijn camerabeelden van een camera van ProRail. Deze camerabeelden zijn door een verbalisant van politie uitgekeken en beschreven. De verbalisant heeft wat zij zag als volgt gerelateerd:
Ik zie dat de man en vrouw samen praten. De man slaat zijn armen om haar heen, zij staan dan met hun gezichten naar elkaar toe. Hij geeft haar een knuffel. De vrouw houdt nog steeds haar fiets vast en blijft in diezelfde positie staan. De man komt met zijn gezicht tegen het gezicht van de vrouw. Het lijkt alsof hij haar een kus op de wang geeft maar dat is niet goed te zien omdat de man met de achterzijde van zijn hoofd in beeld is. De man pakt vervolgens het gezicht van de vrouw vast met zijn rechterhand, hij pakt haar vast bij haar kin. Hij gaat dan weer met zijn gezicht richting het gezicht van de vrouw. (…)
Aan de vrouw is te zien dat zij niet helemaal helder is. Zij heeft een starende blik, en reageert niet veel op de man. De man lijkt haar dan weer vast te pakken en gaat met zijn hoofd en lichaam weer richting dat van haar. (…)
De man loopt weer naar de vrouw en slaat dan zijn armen weer om haar heen. Dit duurt enkele seconden. Dan stapt hij weer van haar af, ze praten wat. Dan gaat hij achter de vrouw staan. Slaat de man zijn armen om haar heen ter hoogte van haar borst, de man is nu in het gezicht te zien. De man wrijft nu met beide handen over beide borsten, hij wrijft over haar buik en vervolgens weer over haar borsten. De vrouw staat stil, zij beweegt niet en kijkt wat wezenloos/verward voor zich uit en rechts van haar. (…)
De man gaat vervolgens weer bij de vrouw staan, aan de linkerzijde van haar lichaam en slaat dan weer zijn armen om haar heen, nog steeds staat de vrouw helemaal stil met de fiets tegen haar aan. Dit doet de man nog verschillende keren waarbij hij met zijn hoofd richting dat van de vrouw gaat. (…)
Vervolgens pakt de man de fiets van de vrouw met zijn rechterhand bij het stuur en pakt met zijn andere hand, de hand van de vrouw. Hij neemt de fiets mee en neemt de vrouw aan de hand ook mee. De vrouw is onvast ter been en wankelt wat. De vrouw stopt en draait zich om, de man heeft haar hand dan nog vast. Dan laat hij haar hand los en slaat zijn linkerarm rond haar middel. Hij heeft dan de fiets nog aan zijn rechterhand. De man gaat met zijn gezicht naar het gezicht van de vrouw. De vrouw draait zich dan los uit de arm en loopt in de richting waar zij vandaan kwam. De man pakt dan haar rechterhand en trekt haar terug de richting van de man. Zij wankelt dan onvast ter been mee doordat de man haar die richting in trekt. [3]
Verdachte heeft erkend dat hij de man is die op de camerabeelden is te zien en heeft verklaard dat hij aangeefster heeft omhelsd en gekust en over haar buik en borsten heeft gewreven. [4]
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen het feit bewezen. Door aangeefster midden in de nacht op een afgelegen plek te benaderen en daarna vast te pakken, te omhelzen, te kussen en te betasten, terwijl zij daar, gezien de plaats, het tijdstip en haar reactie duidelijk niet op was bedacht, heeft verdachte door aldus op onverhoedse wijze te handelen aangeefster gedwongen om zijn ontuchtige handelingen te dulden. Dat verdachte dit zelf zag als een versierpoging doet aan het strafbare ervan niet af.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks16 oktober 2022 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland,
door
geweld en/of één of meer anderefeitelijkheden
en/of bedreiging met geweld
en/of met één of meer andere feitelijkheden,
een persoon, te weten [benadeelde] heeft gedwongen tot het dulden van
één of
meerontuchtige handelingen, door
over
en/of onderde kleding over de borsten en
/ofde buik van die [benadeelde] te
wrijven
, althans de borsten en/of de buik van die [benadeelde] te betastenen
/of
die [benadeelde]
eenmaal of meerdere malen op de wang en/ofop de mond,
althans
in het gezichtte kussen/zoenen,
waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheden
en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in hebben bestaan dat
verdachte
- die [benadeelde] op straat heeft benaderd en
/ofheeft aangesproken en
/of
- die [benadeelde]
eenmaal ofmeerdere malen vanaf de voorzijde en/of vanaf
de achterzijde heeft omhelsd en/of vastgepakt en
/of
- die [benadeelde] bij de pols
(en)heeft vastgepakt
en haar heeft belet weg
te fietsenen
/of
- die [benadeelde] naar zich heeft toegetrokken en/of zichzelf tegen die
[benadeelde] heeft aangedrukt en/of
- die [benadeelde] heeft meegetrokken in de richting van een parkeerplaats
en
/of
- voornoemde ontuchtige handelingen op onverhoedse wijze heeft verricht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanranden van een vrouw die hij niet kende. Voor aangeefster is dit een zeer beangstigende ervaring geweest. Zij heeft midden in de nacht op een afgelegen plek moeten dulden dat verdachte haar zoende en betastte terwijl zij zich in een toestand van dissociatie bevond. Verdachte heeft ook gemerkt dat aangeefster er niet helemaal bij was en dacht dat zij dronken was of drugs had gebruikt. Aangeefster is hierdoor ernstig door verdachte in haar lichamelijke integriteit aangetast. Zij ondervindt hiervan nog steeds de gevolgen, zoals ook blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat de aanranding voor aangeefster weliswaar ingrijpend was, maar niet gewelddadig is geweest. Verder houdt de rechtbank rekening met verdachtes verstandelijke beperking waardoor hij de wereld om hem heen en de reactie van andere mensen op zijn gedrag anders lijkt te ervaren dan iemand zonder zo’n beperking.
Dat alles overwegende komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist en zal zij verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, gecombineerd met een taakstraf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 37,80 aan materiële schade en € 1000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte heeft aangegeven niet in staat te zijn om zo’n groot bedrag te betalen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade: deze bestaat uit € 10,92 voor bezoek aan het advocatenkantoor en € 26,88 voor bezoek aan het openbaar ministerie en de rechtbank. De kosten voor bezoek aan de rechtbank zijn niet een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit in de zin van artikel 51f Sv, zodat de benadeelde partij in zoverre in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Omdat de benadeelde partij zich in de strafrechtelijke procedure heeft laten bijstaan door een gemachtigde zijn deze kosten op grond van artikel 238, lid 2, Rv ook geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van € 10,92 voor bezoek aan het advocatenkantoor en de kosten van € 13,44 voor bezoek aan het openbaar ministerie komen wel als direct geleden schade voor vergoeding in aanmerking, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Smartengeld
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een
limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin recht bestaat op vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, hetgeen onder andere het geval is indien sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere
wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. In zo’n geval moet degene die zich hierop beroept deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van dat laatste. De feitelijke aanranding van de eerbaarheid van de benadeelde partij zoals die in de onderhavige zaak is komen vast te staan is dermate ernstig en belastend dat aantasting in de persoon op andere wijze zonder meer kan worden aangenomen. De hoogte van het gevorderde bedrag aan smartengeld is volgens de rechtbank billijk. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering op grond van het voorgaande daarom toewijzen.
Verdachte is vanaf 16 oktober 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 30 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 24,36 aan materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor meer of anders gevorderde vergoeding van schade nietontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde [benadeelde] een bedrag te betalen van € 24,36 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan smartengeld. Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022 wat betreft het smartengeld en vanaf 24 april 2023 wat betreft de materiële schade, beide tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. S.A. van den Toorn, rechters, in tegenwoordigheid van, mr. C.T.P.M. van Aarssen en mr. S.I. Nelissen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2023.
mrs Van Aarssen en van den Toorn zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, BVH-nummer 2022479144, gesloten op 2 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 60-64.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70-71
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 38, 43, 45.