ECLI:NL:RBGEL:2023:6067

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
05.140582.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met een bezemsteel en beroep op noodweer(exces) verworpen

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak vond plaats op 13 mei 2023 in Epe, waar de verdachte het slachtoffer met een bezemsteel zou hebben geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. De rechtbank achtte echter de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling wel bewezen. De verdachte had het slachtoffer met een deel van de bezemsteel tegen het lichaam geslagen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot de conclusie dat er sprake was van een poging tot zware mishandeling.

De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit beroep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de situatie door zijn woning in te gaan. De rechtbank legde een geldboete op van € 150,00 en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen, en oordeelde dat een taakstraf niet passend was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/140582-23
Datum uitspraak : 6 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. D.A.J. Spierings, advocaat in Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een bezemsteel en/of een (houten) stok, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [aangever] heeft gezwaaid/geslagen, en/of
- met een bezemsteel en/of (houten) stok, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), (met kracht) tegen/op de armen en/of tegen/op de benen, althans het lichaam, van die [aangever] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Epe, [aangever] heeft mishandeld door met een bezemsteel en/of (houten) stok, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), (met kracht) tegen/op de armen en/of tegen/op de benen, althans het lichaam, van die [aangever] te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft immers met een stok richting het hoofd van aangever geslagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, nu er geen aanmerkelijke kans was op zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling, heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte handelde uit noodweer, dan wel noodweerexces.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat hij op 13 mei 2023 met zijn vrouw op het de fiets onderweg was naar huis. Hij zag verdachte zitten bij zijn woning aan de [straat] te Epe en ging er naar toe om met verdachte in gesprek te gaan , vanwege een aantal jaren daarvoor bij hem gekocht horloge dat nep bleek te zijn. Toen hij verdachte hiermee confronteerde, bedreigde verdachte hem, pakte vervolgens een bezem en wilde hem daarmee slaan. Aangever pakte deze bezem vast, waarna verdachte de bezem losliet. Verdachte pakte vervolgens een knuppel en aangever zag dat hij de knuppel omhoog hield en vanuit zijn nek met de knuppel hard op hem in sloeg. Aangever schermde zich af met de bezem waardoor deze kapot ging. Verdachte zou aangever meermalen hebben geslagen. Aangever is op zijn rechterhand en zijn bovenbeen geraakt. Zijn hoofd schermde hij af met zijn linkerarm, die ook werd geraakt. Het letsel bestond uit schaafwonden op beide armen, een bloeduitstorting op zijn linker bovenbeen en linker elleboog en een gezwollen en pijnlijke rechterhand. [2]
Getuige [getuige 1] (de partner van aangever) heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte haar partner wilde slaan met een bezem, haar partner deze bezem afpakte, waarna verdachte hem met een knuppel sloeg. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij langsreed en zag dat twee mannen met stokken op elkaar insloegen. Man 1 (de rechtbank begrijpt aangever) droeg een afgebroken bezemsteel in de hand, van ongeveer 1 meter lang. Man 2 (de rechtbank begrijpt verdachte) had een dikke parasolpaal van ongeveer 4-5 cm dik in de hand. Getuige haalde de mannen uit elkaar, waarna verdachte direct zijn woning inging. [4]
Volgens verdachte zou aangever hem in zijn tuin hebben aangesproken over de verkoop van een door hem (jaren geleden) verkocht horloge. Toen verdachte aangaf aangever niet te (her)kennen, werd aangever boos, pakte hij de bezem uit de tuin van verdachte en probeerde hem met de bezem te slaan en sloeg toen met de bezem op zijn tafel. Toen sloeg hij de bezem kapot in drie stukken. Verdachte werd geraakt op zijn arm en op zijn hand. Hierop heeft verdachte ook een stuk bezem gepakt en zichzelf daarmee verweerd. [5]
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde verklaringen vast dat er op 13 mei 2023 in Epe een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangever, waarbij verdachte en aangever elkaar over en weer hebben geslagen. Zowel aangever als verdachte hebben daarbij letsel opgelopen. Volgens aangever zou verdachte hem hebben geslagen met een knuppel. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat twee mannen met stokken op elkaar insloegen, waarbij verdachte een dikke parasolpaal in zijn hand zou hebben. Uit het dossier blijkt echter dat er geen knuppel of een parasolpaal is aangetroffen in de tuin of de woning van verdachte. Evenmin blijkt uit het dossier dat aangever verwondingen had die kunnen zijn veroorzaakt door een slag tegen zijn hoofd met een dergelijk zwaar voorwerp.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangever met (een deel van) een bezemsteel tegen het lichaam van aangever heeft geslagen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat hierdoor een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Weliswaar kan, gezien het letsel dat aangever had, worden vastgesteld dat verdachte met kracht heeft geslagen, maar is dit gelet op het voorwerp waarmee is geslagen (een deel van een bezemsteel), de locatie (het lichaam) en beperkte aard van het letsel, onvoldoende om aan te nemen dat dit een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Het enkele gegeven dat de klap met enige kracht is gegeven, is voor dat oordeel onvoldoende.
Dat betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
Noodweer(exces)
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Daartoe is aangevoerd dat verdachte in zijn tuin door aangever werd aangesproken en vervolgens werd aangevallen met een bezem, zodat een noodzakelijke verdediging was geboden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer niet slaagt.
Uit het dossier volgt dat aangever naar verdachte is gelopen om hem aan te spreken in verband met een door hem (jaren geleden) gekocht horloge, dat volgens hem achteraf nep bleek te zijn. Volgens verdachte zou aangever hem daarover in zijn tuin hebben aangesproken. Toen verdachte aangaf aangever niet te (her)kennen, werd aangever boos, pakte hij de bezem uit de tuin van verdachte en sloeg deze kapot op de tafel. Verdachte heeft toen een deel van de bezem - die namelijk in meerdere stukken was gebroken - opgepakt en zich hiermee tegen aangever verdedigd. De rechtbank acht deze lezing niet aannemelijk geworden. Als het slaan met de bezem op tafel door aangever al zou moeten worden aangemerkt als een gewelddadige aanval, had verdachte zich daaraan kunnen en moeten onttrekken door zijn woning in te lopen, zoals hij later ook heeft gedaan toen getuige [getuige 2] tussen beiden kwam.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich (gerechtvaardigd) mocht verdedigen, zodat het beroep op noodweer en noodweerexces reeds daarom niet slaagt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks13 mei 2023 te Epe, [aangever] heeft mishandeld door met een bezemsteel
en/of (houten) stok, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), (met kracht
)tegen
/op de armen en/of tegen/op de benen, althanshet lichaam van die [aangever] te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld, waarvan 30 uur voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indachtig de inhoud van het reclasseringsadvies en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (rechterlijk pardon) of een geheel voorwaardelijke geldboete of taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag op straat schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer met een (deel van een) bezemsteel te slaan. Aan dit voorval heeft het slachtoffer pijn en letsel overgehouden. Door dit handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor rechtbanken schrijven in beginsel een forse taakstraf voor wanneer sprake is van mishandeling met een zogenoemd slagwapen.
Uit het reclasseringsrapport van 9 oktober 2023 komt naar voren dat verdachte met veel gezondheidsproblemen kampt en hij al op verschillende leefgebieden de nodige begeleiding heeft. De reclassering acht de kans dat verdachte een taakstraf succesvol uit zou kunnen voeren vanwege zijn gezondheidstoestand klein, en vanwege de precaire financiële situatie van verdachte is de oplegging van een geldboete ook niet gewenst.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het niet passend is om aan verdachte een taakstraf op te leggen. Enerzijds omdat de reclassering twijfels heeft over de uitvoerbaarheid daarvan vanwege zijn gezondheidstoestand. Anderzijds omdat de rechtbank zich ook niet geheel aan de indruk kan onttrekken dat de escalatie mede een gevolg is geweest van een omstandigheid die ook, zij het in beperktere mate, aan het slachtoffer kan worden toegerekend.
Alles afwegende zal de rechtbank een geldboete van € 150,00 opleggen. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht of een geheel voorwaardelijke straf, zoals de verdediging heeft voorgesteld, doet volgens de rechtbank onvoldoende recht aan het feit.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 524,77 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering met uitzondering van de abonnementskosten voor de sportschool kan worden toegewezen en het smartengeld tot een bedrag van
€ 500,-. met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Ten aanzien van de materiële schade is aangevoerd dat:
  • uit de stukken niet blijkt dat aangever een jas aanhad;
  • het twijfelachtig is dat een broek kapot is gegaan door stokslagen;
  • het onduidelijk is waarvoor aangever bij de chiropractor is geweest;
  • de noodzaak voor het gebruik van paracetamol niet zijn onderbouwd;
  • er geen causaal verband is tussen het feit en de abonnementskosten van de sportschool.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier duidelijk naar voren komt dat over en weer met stokken is gelagen. Gelet daarop kan er geen aanspraak worden gemaakt op immateriële schade. Daarbij komt dat de gevorderde € 1.000,- aan de hoge kant is gelet op het (beperkte) letsel van aangever.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet is uitgesloten dat de eventuele schade van de benadeelde partij mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, zoals bedoeld in artikelen 6:101 en 6:102 van het Burgerlijk Wetboek. Naar de eventuele eigen schuld of medeschuld van de benadeelde met betrekking tot de gevorderde schade zou nader onderzoek moeten worden gedaan, dat het bestek van de onderhavige strafprocedure te buiten gaat. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag;
 verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Aarts en mr. L.H.M. van Keulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2023.
Mr. G.L.C. van den Bosch en mr. M. Aarts zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023211511, gesloten op 23 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 20-21
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 45
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 48
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 53