ECLI:NL:RBGEL:2023:6062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
05/034378-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en heling van een voertuig in het kader van een liquidatieonderzoek

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en heling van een Renault Mégane. De tenlastelegging betrof twee incidenten waarbij de verdachte, samen met anderen, betrokken zou zijn geweest bij de diefstal van het voertuig op 29 juni 2020 in De Lier en de verwerving van het voertuig op 4 juli 2020 in Amsterdam. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij op de hoogte was van de criminele herkomst van het voertuig, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/034378-23
Datum uitspraak : 7 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. H.H.M. de Vries-Veringa, advocaat in Lisse.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te De Lier, gemeente Westland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Renault Megane (met
origineel kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat
weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te De Lier, gemeente Westland, en/of
’s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een Renault Megane (met origineel kenteken [kenteken 1] ),
althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof;
2
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Amsterdam en/of ’s-Gravenhage, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
Renault Megane (met origineel kenteken [kenteken 1] ), althans een goed, heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank constateert dat verdachte in Den Haag woont en verdacht wordt van feiten die blijkens de tenlastelegging in De Lier, Den Haag en/of Amsterdam zouden zijn gepleegd. De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank om desondanks kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten vloeit voort uit artikel 2 in verband met artikel 6 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Artikel 6, eerste lid, Sv bepaalt immers: “
Bij deelneming van meer dan één persoon aan hetzelfde strafbare feit brengt de bevoegdheid ten aanzien van één der als daders of medeplichtigen aansprakelijke personen de bevoegdheid mede ten aanzien van de andere.
In dit geval wordt medeverdachte [medeverdachte 1] (parketnummer 05/034421-23) door de officier van justitie eveneens vervolgd bij de rechtbank Gelderland. [medeverdachte 1] wordt onder andere verdacht van een feit waarbij als pleegplaats Duiven ten laste is gelegd, zodat de rechtbank in zijn zaak relatief bevoegd is. Nu verdachte onder feit 1 wordt verdacht van het medeplegen van deze feiten met [medeverdachte 1] , en hun tenlasteleggingen op dit punt (nagenoeg) gelijkluidend zijn, is de rechtbank ook in deze zaak relatief bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3. De standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder 1 primair en 2 (diefstal en heling van een Renault Mégane) wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. De officier van justitie heeft in dit verband aangevoerd dat verdachte op 4 juli 2020 met de Renault Clio op naam van zijn moeder achter de Renault Mégane is aangereden terwijl de Mégane werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] . Blijkens de verklaring van verdachte, inhoudende dat [medeverdachte 2] vanuit zijn auto een filmpje heeft gemaakt en de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] , zijn zij samen aan de Fokkezeil in Amsterdam geweest en hebben zij daar de Renault Mégane weggezet. Daarnaast blijkt uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte dat hij in de nacht van 29 juni 2020, de nacht van de vermoedelijke diefstal, samen met [medeverdachte 2] in De Lier was. Een toevallige aanwezigheid is onwaarschijnlijk. Daarom kunnen de beide feiten wettig en overtuigend worden bewezen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

4.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen en overweegt daartoe als volgt.
De Renault Mégane met origineel kenteken [kenteken 1] is tussen 28 juni 2020 rond 17.35 uur en 30 juni 2020 rond 6.45 uur gestolen vanaf de parkeerplek aan de Leeuweriklaan tegenover [huisnummer] in De Lier. De partner van aangever [benadeelde 1] , tevens mede-eigenaar van de Mégane, [benadeelde 2] , heeft hierover verklaard dat zij aan de hand van camerabeelden van zichzelf en van een buurtbewoner heeft kunnen achterhalen dat het voertuig op 30 juni 2020 om 00.42 uur gestolen is. Verdachte en [medeverdachte 2] lijken - gelet op de historische verkeersgegevens van hun telefoonnummers - in de nacht van 29 juni 2020 in de buurt van de plaats delict te zijn geweest, maar dat is niet passend bij wat [benadeelde 2] heeft verklaard. De rechtbank kan niet vaststellen wanneer de Renault Megane exact is gestolen en bijgevolg evenmin dat verdachte en [medeverdachte 2] hierbij betrokken waren. Dat de officier van justitie heeft aangevoerd dat de politie de door [benadeelde 2] aangeleverde beelden ook heeft bekeken, maar de Renault Mégane op de beelden niet heeft herkend, is onvoldoende voor de gevolgtrekking dat de verklaring van [benadeelde 2] dus niet klopt. Het voorgaande brengt met zich mee dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen in het dossier naar voren komt dat de Renault Mégane op 4 juli 2020 om 21.36 uur in noordelijke richting over de A10 door de Coentunnel is gereden. Om 21.42 uur maakte het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebruik van een zendmast aan de IJdoornlaan in Amsterdam. Een gedeelte van de A10 valt binnen het bereik van deze zendmast. De reistijd van de ANPR-locatie in de Coentunnel naar het gedeelte van de A10 dat binnen het bereik van deze zendmast valt is passend bij een rit over de A10 naar de Fokkezeil, die bovendien eveneens binnen het bereik van de genoemde zendmast valt. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is een videobestand van de parkeerplaats aan de Fokkezeil in Amsterdam aangetroffen. Uit de metadata van dit bestand blijkt dat het op 4 juli 2020 om 21.56 uur is gemaakt met een Apple iPhone X. Dit videobestand is gemaakt vanuit een Renault Clio met een bouwjaar tussen 2016 en 2019. [medeverdachte 2] maakte gebruik van een iPhone X. Verder maakte verdachte gebruik van een Renault Clio uit 2017 op naam van zijn moeder. Deze Renault Clio, met kenteken [kenteken 2] , passeerde als eerstvolgende auto na de Renault Mégane het ANPR-systeem in de Coentunnel op 4 juli 2020 om 21.36 uur. Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] op 4 juli 2020 had opgehaald in Amsterdam en dat [medeverdachte 2] vanuit de auto een filmpje maakte. Gelet op deze feiten en omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] op 4 juli 2020 als bestuurder van de Renault Mégane naar Amsterdam is gereden. Verdachte reed met de auto op naam van zijn moeder achter [medeverdachte 2] aan. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] de Mégane op de parkeerplaats aan de Fokkezeil achtergelaten (met mogelijk de sleutel op het rechter achterwiel), waarna hij een filmpje van de plek waar de auto was achtergelaten naar [medeverdachte 1] heeft gestuurd en samen met verdachte is teruggereden. Kort nadat [medeverdachte 2] de Mégane in Amsterdam had neergezet, is deze daar door de dadergroep rondom [naam] opgehaald. Dat verdachte de Mégane, samen met [medeverdachte 2] , voorhanden heeft gehad, kan naar het oordeel van de rechtbank - gelet op het voorgaande - wettig en overtuigend worden bewezen. De vervolgvraag, namelijk of verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, dient naar het oordeel van de rechtbank evenwel ontkennend te worden beantwoord. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet vaststellen dat verdachte dit wist. Hoewel het minstgenomen ongebruikelijk is om met twee auto’s naar een andere stad te rijden en daar één van die twee auto’s (al dan niet met de sleutel op het rechter achterwiel) achter te laten, levert dit geen bewijs op van wetenschap van verdachte van de criminele herkomst van het voertuig. Wel is de rechtbank van oordeel dat deze feiten en omstandigheden bij verdachte ten minste de alarmbellen hadden moeten laten afgaan. Hij had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het voertuig van enig misdrijf afkomstig was. Op verdachte rustte daarom een onderzoeksplicht, waaraan hij kennelijk niet heeft voldaan. Het niet voldoen aan deze onderzoeksplicht is echter gelegen in de sfeer van de schuldheling, maar dat is niet ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.

5.De beoordeling van de civiele vordering

De vordering van [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met het onder 1 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.F. Bögemann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2023.