ECLI:NL:RBGEL:2023:606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
05-336175-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging van (oud-)medewerkers van Dirkzwager Legal & Tax

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van (oud-)medewerkers van het advocatenkantoor Dirkzwager Legal & Tax. De tenlastelegging betrof het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van meerdere medewerkers door middel van het versturen van e-mails met indringende en intimiderende inhoud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 oktober 2020 tot en met 12 augustus 2021 verschillende e-mails heeft verstuurd naar de medewerkers, maar dat de tenlastelegging onvoldoende specifiek was over welke medewerkers het ging. Hierdoor was de verdediging niet in staat zich adequaat te verdedigen tegen de beschuldigingen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de belaging van de onbekende medewerkers, en ook voor de belaging van twee specifieke medewerkers, omdat de frequentie en duur van de handelingen niet als stelselmatig konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de inhoud van de e-mails als intimiderend kon worden ervaren, deze niet zodanig indringend waren dat er sprake was van belaging. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/336175-21
Datum uitspraak : 8 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 25 januari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2020 tot en met 12 augustus 2021 te Arnhem en/of Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam medewerker 1] en/of [naam medewerker 2] en/of [naam medewerker 3] en/of een of meer(dere) (onbekend gebleven) (oud-)medewerker(s) van Dirkzwager, door tekens, althans meermalen, e-mails inhoudende persoonlijke informatie over voornoemde (oud-)medewerker(s) en/of groepen (onbekend gebleven) medewerkers en/of van indringende en/of intimiderende aard en/of strekking, te sturen naar voornoemde (oud-)medewerker(s) en/of groepen (onbekend gebleven) medewerkers met daarin -zakelijk weergegeven- onder andere - 'je bent hier niet met je maatjes op de Rozendaelsche', - 'bij de COOP op Craneveld zijn overigens de boodschappen goedkoper', - 'PERSOONLIJK BERICHT VAN ALBERT HEIJN: Ton(netjes), Albert Heijn-Arnhem-Burgemeesterswijk maakt zich zorgen. je was er vandaag niet', - 'leuk optrekje aan de Velperweg en nog wel even het oprijlaantje nog goed afmaken', - 'volledig vrijgesproken soepkip. maar je komt nog wel aan de beurt' en/of - 'kom je naar de persconferentie op 30/08 in Groot Warnsborn? vlakbij huis', met het oogmerk die [naam medewerker 1] en/of [naam medewerker 2] en/of [naam medewerker 3] en/of een of meer(dere) (onbekend gebleven)
(oud-)werknemer(s) van Dirkzwager, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor de belaging van een of meer(dere) (onbekend gebleven) (oud-)medewerkers van Dirkzwager, vanwege het feit dat in de tenlastelegging onvoldoende is bepaald om welke medewerkers het gaat. Ten aanzien van de belaging van [naam medewerker 2] en [naam medewerker 3] heeft de officier van justitie zich eveneens op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, vanwege de beperkte frequentie en beperkte duur van de belagende handelingen van verdachte.
De officier van justitie heeft gesteld dat de belaging van [naam medewerker 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit ten aanzien van een of meer(dere) (onbekend gebleven) (oud-)medewerkers van Dirkzwager, omdat onvoldoende duidelijk is geworden welke medewerkers het betreft. De verdediging heeft eveneens voor vrijspraak gepleit ten aanzien van de aangevers [naam medewerker 2] , [naam medewerker 3] en [naam medewerker 1] , omdat (samengevat weergegeven) geen stelselmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. Verdachte heeft slechts een gering aantal e-mails gestuurd, die ook nog duidelijk ironisch bedoeld zijn. De afzender is bekend en betreft niet iemand met een beruchte reputatie of iemand die onberekenbaar is. Het gaat om een ontevreden cliënt, iets wat in de dienstverlenende sector vaker voorkomt. De weinige acties van verdachte zijn dan ook niet intens en de aard hiervan geeft ook geen aanleiding om van stelselmatigheid te spreken. Er is geen sprake van een zeer indringende schending van de persoonlijke levenssfeer van aangevers of het aanjagen van grote angst.

3.Overwegingen

De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode van 16 oktober 2020 tot 12 augustus 2021 hebben vennoten en (oud-) medewerkers van Dirkzwager Legal & Tax verscheidene e-mails ontvangen van verdachte. Op 20 juli 2021 heeft [naam medewerker 1] namens de vennoten en medewerkers van voornoemd kantoor een stopbrief gestuurd. Na de stopbrief is verdachte doorgegaan met het sturen van e-mails.
Belaging van een of meer(dere) (onbekend gebleven) (oud-)medewerkers van Dirkzwager.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van mening dat het voor verdachte onduidelijk is wie in de tenlastelegging worden bedoeld met “meerdere onbekend gebleven (oud-)medewerkers van Dirkzwager”. Nu in de tenlastelegging onvoldoende is bepaald welke (oud-)medewerkers van Dirkzwager het betreft, is de verdediging onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zich hiertegen te verdedigen. De rechtbank zal de dagvaarding op dit onderdeel partieel nietig verklaren.
Belaging van [naam medewerker 2] en [naam medewerker 3] .
[naam medewerker 2] heeft in de periode van 25 juli 2021 tot en met 7 augustus 2021 vier directe
e-mails ontvangen van verdachte. In de e-mails van 28 juli 2021 en 7 augustus 2021 heeft verdachte toespelingen gemaakt op het privéleven van [naam medewerker 2] .
[naam medewerker 3] heeft in de periode van 14 juli 2021 tot en met 20 juli 2021 vier directe e-mails ontvangen van verdachte. In de e-mails van 17 en 20 juli 2021 heeft verdachte toespelingen gemaakt op het privéleven van [naam medewerker 3] .
Wat er ook zij van de vervelende inhoud van de door verdachte aan [naam medewerker 2] en [naam medewerker 3] verstuurde e-mails, is naar het oordeel van de rechtbank, reeds gelet op het zeer geringe aantal e-mails, geen sprake van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Dit betekent dat belaging van beiden niet kan worden bewezen en dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Belaging van [naam medewerker 1]
In de periode van 23 december 2020 tot en met 20 juli 2021 heeft [naam medewerker 1] dertien e-mails ontvangen van verdachte, die rechtstreeks aan hem waren geadresseerd. Daarnaast heeft [naam medewerker 1] in de periode van 14 juli 2021 tot en met 7 augustus 2021 ongeveer tien e-mails in cc (als kopie) ontvangen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de e-mails weinig zakelijk van aard zijn en dat enkele e-mails de grenzen van het betamelijke overschrijden en intimiderend kunnen overkomen. In een mail van 14 februari 2021 heeft verdachte onder andere woorden geschreven als
‘pannenkoek’,
‘Ik sloop je carrière’,
‘Dat gaat je duur te staan komen’. In een mail van 13 maart 2021 heeft verdachte geschreven dat hij ‘een cadeautje voor [naam medewerker 1] mee zal nemen naar de Rechtbank Arnhem’. Op 17 maart 2021 heeft verdachte geschreven:
‘WE HANGEN JULLIE OP AAN DE HOOGSTE BOOM’en
‘DAT GAAT JE DUUR TE STAAN KOMEN GROTE VRIEND’. In een mail van 21 maart 2021 heeft verdachte geschreven dat
‘de deurwaarder even bij moeder de vrouw [zal] aanbellen, dan weet zij tenminste ook wat voor puinhoop [ [naam medewerker 1] ] ervan maakt’.In een mail van 20 juli 2021 heeft verdachte geschreven:
‘Hoeveel boter op jullie hoofd moet je hebben […]?’en
‘Lachwekkende idioot!’.
De verklaring van verdachte, dat hij met het schrijven van de e-mails in gesprek hoopte te komen met Dirkzwager teneinde een zakelijk geschil op te lossen, acht de rechtbank, gelet op de toon en de inhoud, niet aannemelijk. Uit de e-mails leidt de rechtbank af dat het doel van verdachte kennelijk veeleer was om aangever (en diens kantoor) lastig te vallen en aangever (en diens kantoor) daarmee te bewegen zich te schikken naar de wensen van verdachte.
Niettemin kan het handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet als een belaging worden aangemerkt. Hoewel afkeurenswaardig, acht de rechtbank de e-mails niet zodanig indringend van aard, en zijn deze in aantal ook zodanig beperkt, dat niet van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam medewerker 1] kan worden gesproken.
Dit betekent dat verdachte ook van de belaging van [naam medewerker 1] zal worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2023.